De apotheose van de Antichrist

ABBÉ de Nantes heeft een klacht ingediend tegen Joannes-Paulus II toen deze Paus was, « aanklacht wegens ketterij, schisma en schandaal aangaande onze broeder in het geloof, Karol Wojtyla ». De motieven voor deze aanklacht zijn gebundeld in een Liber accusationis die overhandigd werd aan de Heilige Stoel op 13 mei 1983 en die gericht is aan « onze Heilige Vader Paus Joannes-Paulus II, door de genade Gods en de wet van de Kerk soeverein rechter over alle gelovigen in Christus ». Deze onderneming was conform met de artikels 212, 221 en 1417 van het wetboek van Canoniek Recht. Nochtans heeft het gezag steeds geweigerd deze aanklacht te onderzoeken of zelfs maar te aanvaarden.

Als deze aanklacht objectief fout was, niet gefundeerd of niet te verdedigen, zou de “ zaligverklaring ” van Joannes-Paulus II op 1 mei 2011 uiteraard onrechtstreeks een einde gemaakt hebben aan dit rechtsgeding.

Joannes-Paulus II, India
Joannes-Paulus II laat op zijn voorhoofd het rode teken van de aanbidders van de hindoeïstische godheid Shiva plaatsen (India, Lichtmis 1986). « Wie Mij voor de mensen verloochent, hem zal ook Ik verloochenen voor mijn Vader die in de hemelen is » (Mt 10, 33).

Maar in de catastrofale situatie waarin de Kerk zich momenteel bevindt – feiten en cijfers bevestigen dagelijks de voorspellingen en analyses die in 1983 in Rome kenbaar werden gemaakt als de te verwachten vruchten van de leerstellige dwalingen die abbé de Nantes aan Joannes-Paulus II verweet – kan men niet anders dan de zogenaamde zaligverklaring beschouwen als een vorm van machtsmisbruik, een mediastunt, een grote happening. Ze heeft gezorgd voor een heropleving van « de sfeer van het tijdperk van Joannes-Paulus II, met zijn massale vieringen en zijn grote mensenmassa’s die, van jubilea tot zaligverklaringen, kenmerkend waren voor de weekends van de Eeuwige Stad gedurende zijn vijfentwintig jaar durend pontificaat » (La Croix van maandag 17 januari 2011). Dit alles zonder enig voordeel voor de Kerk, laat staan voor het heil van de zielen.

Jezus heeft ons verwittigd : « Want er zal menig valse-christus opstaan, en tal van valse profeten. Ze zullen grote tekenen en wonderen verrichten zodat, als het mogelijk was, ze zelfs de uitverkorenen zouden misleiden » (Mt 24, 24-25). Om die reden heeft de Kerk het leerstellig onderzoek van de geschriften van de “ dienaar Gods ” altijd als de eerste voorwaarde beschouwd voor de geldigheid van zijn zaligverklaring. De erkenning van een mirakel dient enkel om het oordeel over zijn geloof en zijn andere deugden te bevestigen. Welnu, het onderzoek van het onderricht van Joannes-Paulus II – als het al gebeurd is – heeft geen rekening gehouden met de beschuldigingen van abbé de Nantes, die in zijn voetspoor door ons, Kleine Broeders en Zusters van het Heilig Hart, hernomen werden in een schrijven dat op 6 augustus 2005 gericht werd aan de postulator van de zaligverklaring ; ook dit schrijven bleef trouwens onbeantwoord (Il est ressuscité ! nr. 38, september 2005, pp. 5-20).

Als we ongelijk hebben, dat men het ons dan klaar en duidelijk zegt !

Heel de wereld vierde « een zaligverklaring buiten de normen voor een uitzonderlijke Paus » (La Croix van 17 januari 2011). Buiten de normen van het geloof kan niemand behagen aan God. Hoe kan men iemand « zalig » verklaren die overduidelijk niet het katholiek geloof had ?

Want wat op het spel staat, is wel degelijk de integriteit van het katholiek geloof, dat ernstig is aangetast. En het gevaar van verdoemenis van de zielen is groot, schrikwekkend zelfs... zowel voor de rechters als voor de betrokken partijen in dit proces.

Hoe heeft een Paus die een blijkbaar universele “ reputatie van heiligheid ” geniet de Kerk kunnen achterlaten als een « puinhoop » zonder voorgaande ? Het pedofilieschandaal is daarvan het meest zichtbare teken, evenals de crisis van het instituut van de Legionairs van Christus, waarvan de stichter, pater Marcial Maciel, tot op het einde genoot van de vriendschap en het vertrouwen van de zaligverklaarde Paus.

De oorzaken van deze verbazingwekkende blindheid kunnen eenvoudigweg samengevat worden : Joannes-Paulus II geloofde in de mens. Daardoor is de christelijke hoop, in zijn geest en in die van de massa’s die hem toejuichten, verduisterd ten voordele van de utopie van een nieuwe wereld hier op aarde, met als gevolg een tragische verkoeling van de deugd van naastenliefde in de Kerk.

Een geestelijke overste merkte in Rome op in verband met pater Marcial Maciel : « Nooit heeft men een stichter dergelijke toppunten van perversie zien bereiken. Het charisma van een congregatie berust altijd op de persoon zelf van haar stichter. Hoe kan er iets terug opgebouwd worden op dergelijke ontaarde basis ? » (La Croix van maandag 4 januari 2011).

Deze woorden kan men toepassen op de hele Kerk, « een grote stad voor de helft in puin », in deze toestand gebracht door een kwarteeuw bestuur van een Paus die een nieuwlichter was en die er door abbé de Nantes van beschuldigd werd Christus verraden te hebben en van Rome de zetel van de Antichrist gemaakt te hebben – zonder dat dit ook maar in het minst werd tegengesproken door het gezag of weerlegd door een theoloog.

DE CULTUS VAN DE MENS

Joannes-Paulus II heeft niet opgehouden om bij elke gelegenheid zijn « geloof in de mens » te afficheren, in die mate dat hij het in de plaats stelde van het geloof in Jezus Christus. Bijvoorbeeld in zijn commentaar bij het antwoord van Jezus aan Pilatus :

« Gij zegt het, Ik ben koning. Ik ben geboren en in de wereld gekomen juist om te getuigen voor de waarheid. Alwie uit de waarheid is, luistert naar mijn stem » (Jo 18, 37). De Paus geeft als uitleg : « Christus is koning in die zin dat in hem, in zijn getuigenis van de waarheid, het “ koningschap ” blijkt van elke mens, als uitdrukking van de transcendentie van de menselijke persoon. En dat is het eigen erfgoed van de Kerk » (“ Wees niet bang ! ” André Frossard ten huize van Johannes Paulus II, Unistad 1983, pp. 185-186).

Wij zeggen : dit is de specifieke eis van de Antichrist. Want deze uitspraak gaat formeel in tegen het katholiek geloof, volgens hetwelk de waarheid waarover Onze Heer Jezus Christus getuigenis aflegt betrekking heeft op God, zijn Vader, en op Hem zelf, in zijn unieke, ongenaakbare, onschendbare en ontoegankelijke Heiligheid, anders gezegd : zijn “ transcendentie ” van Zoon van God, unieke Koning van het heelal en Verlosser van alle mensen.

De tweede Persoon van de Heilige Drie-eenheid, de mens geworden Zoon van God die voorwerp is van ons geloof, wordt door Joannes-Paulus II vervangen door de menselijke persoon, zijn transcendente waardigheid, zijn koningschap. Dit thema is continu aanwezig in het denken van Karol Wojtyla. Hij ontdeed Onze Heer Jezus Christus reeds van zijn koningschap in de retraite die hij predikte voor Paulus VI in 1976 : « De koninklijke functie van Jezus bestaat er niet op de eerste plaats in gezag uit te oefenen over de anderen, maar het koningschap van de mens te openbaren. Dit koningschap ligt in de lijn van de menselijke natuur, in de structuur van de menselijke persoon » (Le signe de contradiction, p. 176).

Op die manier van elke mens een koning maken leidt tot de miskenning van de relatie van liefde en genade die Christus wil aanknopen met elke mens, door hem op te roepen binnen te treden in de katholieke Kerk. Volgens Joannes-Paulus II hoeft Jezus de zielen niet meer één voor één, elke ziel volgens haar eigen roeping, te veroveren, omdat « de Zoon van God zich door zijn Menswording in zekere zin verenigd heeft met iedere mens ». Door voortdurend die woorden van Vaticanum II (Gaudium et spes 22, 2) aan te halen, bijvoorbeeld in de encycliek Redemptor hominis, citeerde de Paus zichzelf : deze stelling werd namelijk in het conciliair schema opgenomen door Karol Wojtyla, toenmalig aartsbisschop van Krakau.

Tevergeefs zal men de basis van een dergelijke leer zoeken in de Heilige Schrift of bij de Kerkvaders ! Dat er geen enkele voorwaarde gekoppeld wordt aan de vereniging van alle mensen met Christus leidt ertoe deze te bestempelen als iets dat aan iedereen gegeven wordt, zonder onderscheid van godsdienst.

In Redemptor hominis heeft Joannes-Paulus II zich wel ingespannen om deze uitspraak, die de harde kern is van zijn encycliek, te onderbouwen met de Heilige Schrift. Daartoe herinnerde hij aan « de scherpe uitdrukking van de H. Joannes in de proloog van zijn evangelie », volgens dewelke « “ het Woord de macht gaf om Gods kinderen te worden ” » De macht gegeven aan wie ? Aan iedere mens, door het feit alleen van de Menswording, herhaalt de Paus tot viermaal toe... ten koste van een vervalsing van de geïnspireerde tekst ! Het volledige citaat van Sint-Jan luidt immers als volgt : « Aan allen die Hem ontvingen gaf Hij de macht Gods kinderen te worden, aan allen die in zijn Naam geloven » (Jo 1, 12) Dat wil dus zeggen : aan hen die geloven in het innerlijk wezen, de oorsprong en de zending van « Hem die niet uit bloed, noch uit de wil van vlees of man, maar die uit God is geboren » (Jo 1, 12).

Joannes-Paulus II verwart de natuur met de genade, het menselijk met het goddelijk leven, waarbij volgens hem het ene « in zekere zin » aanwezig is in het andere, in allen en voor altijd, zoals hij ondubbelzinnig zegt in nummer 14 van de encycliek : « Christus is in zekere zin verenigd met de mens, met iedere mens zonder ook maar één uitzondering, ook als deze laatste zich daar niet bewust van is. »

Assisi
De anglicaanse aartsbisschop Runcie, de orthodoxe aartsbisschop Methodios, de Paus en de Dalai-Lama met olijfplanten “ voor de vrede ” (Assisi, 27 oktober 1986). « Denkt niet dat Ik vrede ben komen brengen op aarde ; geen vrede, maar het zwaard ben Ik komen brengen » (Mt 10, 34).

Dit herleiden van het bovennatuurlijke tot het natuurlijke heeft heel het pontificaat van Joannes-Paulus II gedomineerd. Het heeft hem gebracht tot de organisatie van de interreligieuze wereldbijeenkomst van gebed, vasten en stille mars voor de vrede op 27 oktober 1986 te Assisi.

Paus Benedictus XVI maakt zich op om de vijfentwintigste verjaardag van deze gebeurtenis te vieren : « In de maand oktober aanstaande wil ik op pelgrimstocht naar de stad van Sint-Franciscus gaan, en ik nodig daarbij onze christelijke broeders van de diverse belijdenissen, de vertegenwoordigers van de religieuze tradities van deze wereld en, idealiter, alle mensen van goede wil uit om zich met deze bedevaart te verenigen. De bedoeling is om daarmee de herdenking te vieren van dit historische gebaar van mijn voorganger, en om het plechtige engagement van de gelovigen van alle religies te hernieuwen om hun religieus geloof te beleven als een dienst aan de zaak van de vrede. Wie op weg is naar God kan niet anders dan de vrede doorgeven, en wie bouwt aan de vrede kan niet anders dan tot God naderen »(Angelus van zaterdag 1 januari 2011).

Deze woorden zijn slechts een herhaling van die van Joannes-Paulus II, die door abbé de Nantes beoordeeld werden als « verkeerd, beledigend voor de ene, levende en ware God die men niet op dergelijke manier mag bespotten ; beledigend voor zijn zoon Jezus Christus, de Jezus van de geschiedenis en van de Kerk, gekruisigd door de Joden, verworpen door de moslims, veracht door de boeddhisten, onbekend voor de heidenen ; en beledigend voor hun Heilige Geest, Geest van zuivere Waarheid en Liefde, van broederlijke liefde en vergeving, die bewaard is gebleven in en door de Christenheid alleen – ook als dit de wereldverbeteraars niet zint. »

« Maar dit alles is ook slecht en nefast voor de miljoenen zielen, waarvan er ontelbare in stilte door hun geloof en hun liefde verdiend hebben tempels te worden van de Heilige Geest en onzichtbare ledematen van het mystieke Lichaam van Christus. Want zoveel valse loftuitingen voor het talmudisch, of islamitisch, of shintoïstisch gebed, of voor yoga en zen, of voor de vredespijp van de Grote Manitoe, of voor de aanbeden ligam (ik gebruik de hindoeïstische term uit eerbied voor mijn vrouwelijke lezers), of voor de Slang, of de Zon, of het Vuur... zoveel leugenachtige complimenten voor de vertegenwoordigers van alle valse religies ter wereld, die maar al te goed op de hoogte zijn... dat alles gaat in tegen de bevrijdende prediking van het Evangelie dat de redding zou betekenen van honderden miljoenen mensen en de gelukzalige heiliging van duizenden onder hen die reeds gerechtvaardigd zijn en vol verlangen naar de schittering van de Eucharistie, naar de devotie tot de H. Maagd en de heiligen en naar alle schatten die voor hen verborgen liggen in de goddelijke openbaring, naar de sacramenten van de Kerk, naar de orde en de deugden van de Christenheid !

« Hoe schuldig, hoe ellendig, hoe medeplichtig met de duivel is een paus die wereldwijd een taal spreekt die zo verkeerd, zo misleidend en zo antichristelijk is ! » (CRC nr. 230, februari 1987, p. 10).

EEN HEILIGSCHENNENDE ZALIGVERKLARING

Lutherse “ bisschoppen ”
In 1989 ontmoette Joannes-Paulus II enkele lutherse “ bisschoppen ” vóór de kathedraal van Roskilde, in Denemarken. « De Kerk moet onvoorwaardelijk afwijzen al wat op godsdienstig vlak verkeerd is en op moreel vlak slecht. Op dat punt heeft de Kerk nooit enige aarzeling gekend en nooit een compromis gezocht, niet in theorie en niet in de praktijk, en dat mag ze ook nooit doen » (Pius XII, 6 december 1953). © CPP

Wij kunnen in eer en geweten niet akkoord gaan met deze zaligverklaring die een daad van afgoderij is. Zoveel duidelijke tegenspraken tussen enerzijds de Schriften, de Traditie en het onafgebroken onderricht van het kerkelijk Leergezag en anderzijds de onderrichtingen van Paus Wojtyla die bol staan van dwalingen, bedrog, absurditeiten en beledigingen aan het adres van God, van zijn Zoon Jezus Christus, van hun Heilige Geest, verbieden ons hem te vereren als een “ zalige ”.

Door hem op de altaren te verheffen bedriegt Paus Benedictus XVI zichzelf of ons : dat is onze gefundeerde overtuiging. Om uit die verschrikkelijke situatie te geraken moet de H. Vader willen aanvaarden dat een beslissing van zijn apostolisch Gezag aangevochten wordt wegens de bovenvermelde redenen, die zo ernstig zijn dat een deel van de Kerk – hoe klein ook – ze in geweten niet kan aanvaarden. De Paus zou ermee moeten instemmen over de hele kwestie soeverein te oordelen door het gezag van zijn opperste Magisterium : een onfeilbaar oordeel ex cathedra, dat is wat de Kerk nodig heeft.

De viering van deze zaligverklaring kan niet volstaan om de leer van Joannes-Paulus II te verheffen tot een onderricht van het onfeilbaar en dus onbediscussieerbaar Leergezag van de hiërarchische Kerk. Dat spreekt voor zich. Zelfs als de ceremonie van de zaligverklaring vurig wordt gevierd door heel het volk Gods, behalve door ons die natuurlijk geen gewicht in de schaal werpen.

Sedert het Concilie leveren twee godsdiensten met elkaar een dodelijke oorlog in de schoot van de Rooms-katholieke Kerk, enige en heilige behoedster van de goddelijke Openbaring. Paus Benedictus XVI zou de Kerk, de zielen en de zaak van God een immense dienst bewijzen als hij eerst zou beginnen met het onderzoek ten gronde van deze fundamentele verdeeldheid en deze onverdraaglijke tweedracht. Een definitief, onherroepelijk en onfeilbaar oordeel moet uitmaken of de conciliaire verworvenheden ja dan neen overeenstemmen met het katholiek geloof van altijd. Rome moet spreken, met haar opperste en wereldwijde gezag !

Gedurende het hele pontificaat van Joannes-Paulus II kreeg geen enkel smeekschrift van abbé de Nantes enig antwoord van de verheven bestemmeling ; de enige reactie was een verklaring van onontvankelijkheid vanwege de Vaticaanse diensten.

De uitgesproken weigering van Joannes-Paulus II om de beschuldigingen van abbé de Nantes ten gronde te onderzoeken, ondanks de regels van het canoniek recht, was voor zijn medewerkers zo duidelijk dat onwettige gezagsdaden, officiële “ verklaringen ”, bisschoppelijke waarschuwingen en sancties zonder enige vorm van proces mekaar opvolgden zonder dat de auteurs ervan bang moesten zijn voor een pauselijke afkeuring.

Al deze daden hebben grote en misschien wel onherstelbare schade toegebracht aan de reputatie van abbé de Nantes en van talrijke andere personen die hem steunden. Nochtans is het recht op een goede reputatie een fundamenteel recht dat toegekend wordt aan alle gelovigen van de katholieke Kerk (canon 220), en in het bijzonder aan geestelijken, niet omwille van de waardigheid en de rechten van de mens maar omwille van de waardigheid die voortvloeit uit onze staat van gedoopten, die van ons « geen kinderen van een slavin » maakt maar « van een vrije vrouw », namelijk de Kerk (Ga 4, 31).

Is het niet de plicht van de Heilige Vader om te waken over de goede reputatie van ieder van zijn kinderen ?

Als de beschuldigingen van abbé de Nantes leugenachtig en verkeerd zijn, dan komt het Paus Benedictus XVI toe om ons de naastenliefde te betonen van een formeel oordeel volgens het recht van de Kerk (canon 221), zoals onze overste en geestelijke vader het tijdens zijn leven onafgebroken gevraagd heeft.

« NOOIT nog herinnert de Plaatsvervanger van Christus de hele mensheid aan haar plichten tegenover God. Nochtans, Heilige Vader, is het uw opdracht te zorgen voor het heil en de voorwaarden tot redding van alle mensen. U schuift de gedachte opzij dat de Schepper bevelen zou kunnen geven aan zijn schepselen. U lijkt te vergeten dat de zo goede God gebeden verlangt, al was het maar om van Hem het dagelijks brood te verkrijgen, zonder aan alle andere natuurlijke en bovennatuurlijke goederen te denken.

« De mens heeft volgens u genoeg aan zichzelf en hij komt in uw denken altijd op de eerste plaats. God, zijn Schepper en onze hemelse Vader, wordt verbannen naar een andere sfeer, heel ver weg... God is voor u de beeltenis van de Mens, God is de dienaar van de Mens. Hij zit op zijn knieën voor de Mens die de genade van God niet nodig heeft, voor wie de Schepper eerder een vervelend gegeven is dan dat Hij hem interesseert. Want kan u de komst op aarde van zijn enige Zoon schelen, en de mysteries van zijn Menswording en zijn Verlossing ? Uw intellect van humanist, uw hart dat vervuld is van de liefde van de mens voor zichzelf, uw leven en uw eigen heil en dat van de mensheid – een heil waarover u nooit spreekt en waaraan u blijkbaar niet twijfelt, als u er al in gelooft – hebben geen enkele behoefte aan het feit dat het Woord vlees geworden is en dat het in de wereld gekomen is om onder ons te wonen. Het is niet overdreven te stellen dat Uw menselijke Grootheid het Woord eenvoudigweg niet aanvaardt. »

abbé Georges de Nantes, Liber Accusationis Secundus, p. 73

HET OORDEEL : ONZE-LIEVE-VROUW VAN FATIMA

Paus Joannes-Paulus II, van wie het devies « Totus Tuus » de mariale devotie uitdrukte, heeft altijd alleen maar misprijzen betoond voor de verschijningen van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima en haar heel precieze vragen. Nochtans kan niemand twijfelen aan de echtheid van deze verschijningen : zowel die van 1917 als die van Pontevedra in 1925 en die van Tuy in 1929. Zij vormen de belangrijkste epifanie (openbaring) van Maria in heel de geschiedenis van de Kerk. We hebben niettemin moeten wachten tot de moordpoging waarvan Joannes-Paulus II het slachtoffer was op 13 mei 1981, verjaardag van de eerste verschijning, alvorens hij er zich naar eigen zeggen voor interesseerde. Het is waar dat hij vervolgens naar Fatima op bedevaart gegaan is en dat hij Francisco en Jacinta zalig verklaard heeft.

Maar toch werd zuster Lucia, de laatste van de zieners van Fatima, die enkele weken voor de dood van de Paus naar God terugkeerde, door Joannes-Paulus II niet beter behandeld dan... abbé de Nantes ! Aan onze overste heeft men vaak de “ beledigende toon ” van zijn aanklachten verweten ; we moeten evenwel erkennen dat de talloze uitingen van verering en affectie die zuster Lucia ten aanzien van de H. Vader gaf evenmin aandacht of welwillendheid hebben opgeleverd.

Dit kan geen verbazing wekken, vermits de boodschap van de Moeder Gods, trouw overgemaakt door zuster Lucia, onverzoenbaar was met de persoonlijke gedachten van Joannes-Paulus II. Na het visioen van de hel openbaarde de H. Maagd inderdaad het middel om de zielen voor die eeuwigdurende verschrikking te behoeden : « God wil in de wereld de devotie tot mijn Onbevlekt Hart instellen. » Van de gehoorzaamheid van de Kerk aan deze goddelijke wil hangt het heil van de zielen en de vrede in de wereld af.

Alles is dus in de handen van de H. Vader : het komt hem toe Rusland toe te wijden aan het Onbevlekt Hart van Maria, na de bisschoppen opdracht gegeven te hebben om dat samen met hem te doen, opdat dit land zich zou bekeren ; zijn taak is het ook om de devotie van de vijf eerste zaterdagen van de maand aan te bevelen. Door deze eenvoudige vragen wordt de wereld herinnerd aan de hoofdzaken van het katholiek geloof van altijd : de noodzaak van de bekering tot de katholieke Kerk ; het middelaarschap van de Maagd Maria ; het wereldwijde gezag van de Plaatsvervanger van Christus-Koning ; het bestaan van de Hemel en de hel. Al deze waarheden zijn echter in volkomen tegenspraak met de gnosis van Karol Wojtyla, zoals abbé de Nantes ze jaar in jaar uit haarfijn uiteengezet heeft.

Joannes-Paulus II wou de verzoening van « de gescheiden Kerken van Oost en West », maar dat betekende voor hem helemaal niet de bekering van Rusland tot het katholicisme, vermits zijn groot plan voor het jaar 2000 streefde naar de vereniging van alle belijdenissen, op gelijke voet, zonder dat de katholieke Kerk zich mocht laten voorstaan op enige superioriteit ten opzichte van “ de anderen ”. Heel zijn programma beantwoordde aan de hersenschim van een wereld van vrede waarin de godsdiensten nog slechts één enkele Beweging voor geestelijke animatie van de wereldwijde democratie (in het Frans afgekort als MASDU) zouden vormen. De bijeenkomst die hij organiseerde in Assisi, op 27 oktober 1986, was daarvan het symbool.

De kolossale tegenstelling tussen de wil van God zoals die in Fatima geopenbaard werd en de interreligieuze ondernemingen voor de vrede van Paus Joannes-Paulus II werd duidelijk door een schokkende gebeurtenis die precies tijdens deze bijeenkomst in Assisi plaatsvond. Een processie met een beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima werd door de ordediensten bij het binnenkomen van de stad tegengehouden. De draagstoel met het beeld werd daarop achtergelaten, midden op het gras.

« Wat een teken ! », riep abbé de Nantes uit.« Een teken van de Hemel tijdens die lange, koude en vreugdeloze ochtend. Waarover ging het die dag, op die plaats, waar zoveel mensen waren samengekomen ? Over de vrede. De bedoeling was aan de wereld vrede te schenken. Door wie en met welke middelen ? Door alle religies en alle erediensten.

« En dan nadert daar de persoon die van de ene en ware God de gave van de vrede gekregen heeft. Zij komt dichterbij, zij wil op de bijeenkomst van alle godsdiensten de gave van haar genade schenken aan iedereen die tot haar wil bidden en er haar wil om smeken, en door haar het Hart van haar Zoon wil raken, zonder wie geen enkele mens, geen enkel volk iets kan tot stand brengen. Maar zij wordt verstoten ! Uit respect voor de opperrabijn van Rome, de groot-moefti van Mekka, de aanbidders van de slang en het vuur, en de aanhangers van Boeddha waarvan het gouden beeld op hetzelfde ogenblik troont op het lege tabernakel van de kerk van San Pietro !

« Fatima leert ons dat zij alleen ons kan helpen om de vrede in de wereld en het einde van de oorlog te verkrijgen. En toch wordt zij, als enige, uit Assisi buitengesloten. Door een Paus die naar eigen zeggen vijf jaar tevoren, op 13 mei 1981, door haar van de dood gered werd. Wat een verdwazing, een verdwazing waarvoor geen remedie bestaat ! »

Het feit dat Joannes-Paulus II zich zo weinig aangetrokken heeft van de vragen van de Hemel die in Fatima kenbaar gemaakt werden door de Maagd Maria verklaart de dramatische toestand waarin hij de Kerk achtergelaten heeft, en vormt een onoverkomelijk obstakel voor zijn zaligverklaring.

broeder Bruno van Jezus
HIV nr. 51, mei-juni 2011, pp. 2-6.