PAULUS VI, 
de paus van de cultus van de mens

Paulus VI
Paulus VI was op geen enkel ogenblik geliefd door de grote massa van de gelovigen. Hij miste elk charisma en kwam als een getormenteerde figuur over. In plaats van hem zalig te verklaren « had men hem in de vergetelheid moeten laten waarin hij al tijdens zijn leven terechtgekomen was » (abbé de Nantes).
Paus Pius XII werd voortdurend in het geheim tegengewerkt door zijn naaste medewerker Mgr. Montini.

OP 21 juni 1963 kondigde witte rook de uitverkiezing aan van de opvolger van paus Joannes XXIII, waarna kardinaal Ottaviani aan de hele wereld de naam van de verkozene meedeelde : Giovanni Battista kardinaal Montini, die de naam van Paulus VI aannam. De keuze van het conclaaf verbaasde slechts de schaarse personen die het privéleven van de kardinaal kenden ; voor de grote massa van de katholieken ging het om de man die alle media als de voornaamste papabile hadden opgevoerd.

Op dat moment was het de wens van bepaalde prelaten dat de nieuwe paus een einde zou maken aan de werkzaamheden van het Concilie, waarvan de eerste zitting een revolutie had ontketend in de Kerk. De verkiezing van kardinaal Montini deed hun hoop in rook opgaan. Al vóór het conclaaf had de toekomstige uitverkozene verkondigd dat men het Concilie moest voortzetten. Had hij Joannes XXIII er trouwens niet van overtuigd het officieel plan van een Concilie bestaande uit één enkele sessie – tijdens dewelke aan de concilievaders enkel zou gevraagd worden om de door de Romeinse Curie voorbereide teksten goed te keuren – op te geven, ten voordele van een Concilie van minstens drie zittingen dat rekening zou houden met de wensen van de hervormers ?

Het concept van Paulus VI was volkomen vreemd aan de katholieke Traditie en Waarheid en werd slechts gedeeld door een kleine minderheid van het episcopaat, zoals het verloop van de eerste sessie van het Concilie aangetoond had. Toch was deze minderheid heel actief : haar geestesgesteldheid, die men toen al de geest van het Concilie noemde, was ondermeer werkzaam in de schoot van de Katholieke Actie, de christendemocratische partijen en sommige theologische scholen, meer bepaald bij de dominicanen en de jezuïeten. Al deze instellingen en hun verantwoordelijken hadden genoten van de invloedrijke bescherming van Mgr. Montini, toen deze de voornaamste medewerker van Pius XII was op het Staatssecretariaat.

Mgr. Montini als aartsbisschop van Milaan, een promotie om hem weg te krijgen uit het Vaticaan.

Bovendien kende de nieuwe paus perfect de Curie, vooral de prelaten die haar bestuurden en die dus zijn potentiële tegenstanders waren. Ook de kring van theologen met een wereldwijde reputatie had geen geheimen voor hem. De man die op 21 juni 1963 voor de eerste maal de zegen Urbi et orbi gaf, was iemand die beslagen was in het bestuur van de Kerk. Zijn handigheid bestond er in dat hij zijn idee over de Kerk liet doorgaan als de vrucht van de Heilige Geest. Dat machiavellistisch of, juister gezegd, duivels manoeuvre willen we hierna beschrijven. We hebben te maken met de tegenpool van een heiligenleven, vermits het gaat om de vergiftiging van de Kerk aan het begin van haar langzame en onafwendbare ontbinding tot een stad voor de helft in puin.

De beslissing van Paulus VI om de kroningsceremonie te wijzigen was reeds heel symbolisch. De plechtigheid vond voor de eerste keer plaats op het Sint-Pietersplein : de ritus van de intronisatie van de nieuwe paus op de stoel van de H. Petrus werd zo afgeschaft. Paulus VI werd nog gekroond met een tiara, maar een die hij zelf hertekend had vóór het conclaaf (hij dacht duidelijk aan alles !) ; de uitgepuurde en weinig esthetische vorm ervan lokte nauwelijks verholen spot uit.

Bij de pauskroning met de hypermoderne tiara die hij van de Milanezen gekregen had.

Zijn eerste handigheid bestond er in geen inleidende encycliek te publiceren, anders dan de gewoonte was geworden. Gedurende meer dan een jaar hield hij de dubbelzinnigheid over zijn plannen in stand. Zo zette hij de behoudsgezinden, die van nature en uit piëteit geneigd waren de Opvolger van Petrus te vereren en hem zonder de minste verdenking te gehoorzamen, op het verkeerde been.

Vanaf de samenroeping van de tweede conciliezitting maakte Paulus VI gebruik van wat we de “ methode Montini ” zullen noemen. Om een nieuwigheid waaraan hij zijn steun gegeven had ingang te doen vinden, nam hij korte tijd ervoor of erna een reactionair standpunt in om een eventueel verzet uit behoudsgezinde hoek te breken. Maar dat standpunt ging nooit gepaard met sancties of afdoende maatregelen om het kwaad in te dijken ; na een ogenblik afgeremd te zijn kon het aldus volkomen ongestraft zijn weg verder zetten. Hierna volgen enkele voorbeelden.

Paulus VI wijzigde het reglement van het Concilie op 13 september 1963, twee weken voor de aanvang van de tweede sessie. Hij vertrouwde het voorzitterschap van de debatten toe aan twaalf kardinalen, twee meer dan gedurende de eerste sessie, maar hij perkte hun macht in door de benoeming van vier kardinalen die verantwoordelijk werden voor de leiding van de werkzaamheden ; hij koos er drie uit die als liberaal en progressistisch bekend stonden en een vierde die gematigd conservatief was. Door deze eenvoudige en willekeurige wijziging van het reglement verleende Paulus VI de hervormingsgezinde minderheid de controle over een derde van het voorzitterschap van de vergadering, over de helft van de coördinatiecommissie en over het geheel van de moderatoren.

Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie.

Bovendien voorzag hij dat de commissies externe experts konden raadplegen op vraag van drie leden, zonder de instemming van de voorzitter. Deze laatste verloor ook het recht om de verslaggever aan te wijzen : die werd voortaan verkozen bij meerderheid van stemmen. Tenslotte moest de commissie elk amendement onderzoeken dat voorgesteld werd door vijf leden. Misschien was het zuiver toeval, maar al vlug bleek dat de groep van de progressistische bisschoppen en theologen, die regelmatig met elkaar overleg pleegden, in elke commissie tenminste vijf leden had.

Met dit op maat gesneden reglement gaf de paus de hervormers een aanzienlijk voordeel. Methode Montini : zijn openingstoespraak was in tegenstelling daarmee behoudsgezind en er op gericht de Curie te verzekeren van zijn achting en trouw.

Een maand later, op 30 oktober 1963, lieten de moderatoren vijf richtinggevende stemmingen houden over De Collegialiteit van de bisschoppen. Allemaal bekrachtigden ze met een verpletterende meerderheid de hervormingsplannen voorgesteld door kardinaal Suenens. Abbé de Nantes schreef dat deze dag « voor de aanhangers van de Traditie één van de somberste in de geschiedenis van de Kerk » was. Deze stemmingen waren slechts oriënterend, de discussie was nog niet afgesloten. Daarom legde Paulus VI enkele gematigde verklaringen af, voldoende om de hoop te wekken dat hij zou tussenkomen alvorens de nieuwigheid, die een leerstellige dwaling was, definitief zou goedgekeurd worden. Niettemin werden de hervormers niet berispt en waren zij bij machte om verder te gaan met het voorstellen en verdedigen van hun amendementen.

De ontmoeting met de (schismatieke) patriarch van Constantinopel, Athenagoras: startschot voor een onbeperkte oecumene.

Zelfde methode met betrekking tot de constitutie over De Liturgie, die op sommige punten dubbelzinnig was, maar die ook heel mooie passages bevatte. Onmiddellijk na de goedkeuring van het document schortte de paus de toepassing ervan op, tot groot ongenoegen van de progressisten. Door een motu proprio richtte hij een commissie op voor de uitwerking van de nieuwe liturgische boeken en decreteerde een vacatio legis tot aan hun publicatie. Dit resulteerde in een algehele chaos : velen meenden de toelating te hebben om te vernieuwen vermits het principe van de verandering aanvaard was. Het was zo erg dat, toen vijf jaar later de hervorming definitief werd afgekondigd, zij reactionair leek ! Men merkte echter niet dat zij veel verder ging dan de tekst die op het Concilie aanvaard was...

Paulus VI hield ervan om symbolische gebaren te stellen die ruime aandacht kregen in de media en die de hervorming ondersteunden. Zo ondernam hij in januari 1964 een bedevaart naar het Heilig Land. Dat veronderstelde uiteraard een ontmoeting met de joodse autoriteiten en hij maakte ook van de gelegenheid gebruik om de patriarch van Constantinopel, Athenagoras, te ontmoeten. Op slag kon de gegrondheid van de oecumene en van de verbetering van de relaties met het jodendom niet langer aangevochten worden zonder de schijn te wekken de paus zelf in vraag te stellen.

DE DIALOOG, SLEUTELWOORD VAN HET PONTIFICAAT

Toch zouden alle dubbelzinnigheden opgeheven worden op 6 augustus 1964 met de publicatie van de encycliek Ecclesiam suam. Deze onthulde eindelijk zijn ware bedoelingen, meer dan een jaar na de inauguratie van zijn pontificaat, nu zijn gezag en prestige gevestigd waren. Bij de lezing ervan begreep abbé de Nantes dat Paulus VI niets afgezworen had van de ideeën van Montini, dat hij persoonlijk gewonnen was voor de hervorming en dat hij dus niets zou ondernemen om de conciliaire revolutie een halt toe te roepen.

Privé-audiëntie met de Italiaanse actrice Claudia Cardinale, nochtans niet iemand die een voorbeeldig katholiek leven leidde...

Door van de dialoog het sleutelwoord van zijn pontificaat te maken ondermijnde Paulus VI het leerambt van de Kerk. Hij wendde zich af van zijn plicht van evangelisatie om in dialoog te treden met de profane en puur menselijke wereld. De dialoog die hij voorstelde sloot de strijd tegen de hel uit en verkilde de naastenliefde van de Kerk, die zich niet langer zou bezig houden met het heil van de zielen. In de ban van zijn democratische hersenschim scheen de paus zelfs geen ogenblik te overwegen dat die wereld niet op een eerlijke en vruchtbare wijze openstond voor de dialoog, erger zelfs, dat de wereld zijn haat tegen de Kerk niet afgelegd had. We hadden te maken met een utopie.

Abbé de Nantes doorzag meteen de politieke gevolgen van dit verraad van de geestelijke zending van de Kerk : de expansie van het communisme, waarvan de paus zich in zijn verblinding tot objectieve bondgenoot maakte.

Op 13 november van dat jaar, gedurende de derde zitting van het Concilie, zette Paulus VI plechtig de tiara af, waarmee hij te kennen gaf dat hij afzag van zijn heerschappij over prinsen en volkeren. Maar zag Onze-Lieve-Heer daarvan af ? Met welk recht deed zijn Plaatsvervanger dit dan ?

In het kielzog van deze profetische gebaren leek de derde zitting in het begin een triomf van de progressisten : hun stellingen maakten een opmerkelijke vooruitgang. Elk voorwendsel was goed om de Kerk haar verleden aan te wrijven, in naam van een terugkeer naar de bronnen onder de inspiratie van de H. Geest. In werkelijkheid baadde men volop in het illuminisme. De meerderheid van de bisschoppen kende het onderscheid niet tussen de pauselijke functie en de privépersoon van de paus ; alles wat Paulus VI zei, alles wat hij toeliet werd bijgevolg als goed aanzien, als geïnspireerd en gewaarborgd door de Geest. Het is op die manier dat de persoonlijke ideeën en verlangens van Giovanni Battista Montini die van een vernuftig gecontroleerd Concilie konden worden...

Maar toch begonnen de conservatieven zich op hun beurt te organiseren. Daarop kwam Paulus VI plots tussenbeide in de debatten. Hij liet aan de dogmatische constitutie over de Kerk, Lumen gentium, een korte nota toevoegen die de draagwijdte van wat er over de collegialiteit van de bisschoppen beslist was, inperkte door te herinneren aan de soevereiniteit van de Opvolger van Petrus. Vervolgens blokkeerde hij de stemming over de tekst aangaande de Godsdienstvrijheid. Tenslotte legde hij aanpassingen op aan het schema over de Oecumene. Deze gezagsdaden lokten bitsigheid uit bij de progressisten, terwijl de behoudsgezinden opgelucht herademden : de paus was wel degelijk de verdediger van het geloof.

Abbé de Nantes van zijn kant doorzag het manoeuvre : hij vergeleek het met dat van een goede chauffeur die afremt om beter een bocht te kunnen nemen. Want als Paulus VI een ware verdediger van het geloof was geweest, zou hij zonder dralen met sancties opgetreden zijn tegen hen die vasthielden aan de nieuwigheden die hij net had gekortwiekt door de nota praevia. Er gebeurde niets. De nieuwlichters waren er dan ook gerust in : hun triomf over de Syllabus – de catalogus van moderne dwalingen die door de Z. Pius IX een eeuw tevoren plechtig veroordeeld waren – werd slechts met een jaar uitgesteld.

Aan het einde van de derde zitting vloog de paus naar Bombay om er het Eucharistisch Congres voor te zitten. Hij wilde van deze reis het eerste gebaar maken van de dialoog van de Kerk met de niet-christelijke godsdiensten. Daardoor ging de essentie van zijn toespraak niet over de Eucharistie of over de vooruitgang van de evangelisatie op het Indisch subcontinent, maar over de materiële nood en de spirituele grootsheid van India ! Aan die dialoog hing wel een prijskaartje : Paulus VI moest instemmen met de annexatie, tegen het internationaal recht in, van Goa, Portugees en katholiek gebied, door het India van Nehru ! Het is maar één voorbeeld van het verraad van de christenheid door deze paus...

DE CULTUS VAN DE MENS

Paulus VI beleed de godsdienst van de democratie omdat voor hem op de eerste plaats de cultus van de Mens kwam, die hij afkondigde aan het einde van de vierde en laatste zitting van het Concilie.

Deze sessie werd voorafgegaan door de publicatie van de encycliek Mysterium fidei, over de Eucharistie. « Jullie zullen deze tekst met een grote spirituele voldoening lezen », schreef de theoloog van de Contra-reformatie. Hiermee wilde hij zeggen dat het document alles bezat om de behoudsgezinden gerust te stellen. Nochtans, merkte abbé de Nantes op, « gaat de tekst stilzwijgend voorbij aan de dwalingen en nieuwlichterijen van de eerste (protestantse) Hervorming, want het parallellisme met die van de (tweede) hervorming die we nu meemaken zou al te onrustwekkend geweest zijn ! » Ook deze encycliek hield geen enkele sanctie in tegen de theologen die de transsubstantiatie ontkenden noch tegen de priesters die heiligschennis pleegden.

Tien dagen later hield Paulus VI de openingstoespraak van de laatste zitting, die van een heel andere teneur was. Het was in het licht van « deze verklaring van universele en onvoorwaardelijke liefde van de Kerk voor de mensen » dat de concilievaders hun werk hernamen ; deze keer werden de debatten beheerst door de vraag over het sociaal recht op godsdienstvrijheid, dat nog een sterke tegenstand kende.

De paus wilde echter absoluut de erkenning ervan bekomen omdat zij het sluitstuk van zijn systeem vormde. De godsdienstvrijheid afwijzen betekende immers dat men zich opstelde als getuige van de geopenbaarde Waarheid, van de goddelijke Soevereiniteit. Het betekende dat men wilde dat de wereld zich zou bekeren. Maar Paulus VI wilde naar de wereld toegaan en zich voor hem openstellen zoals hij is. In de ogen van de paus ging het hier om de geloofwaardigheid van zijn Kerk tegenover de wereld.

De toespraak van de paus tot de Verenigde Naties in 1965 opende de weg voor de goedkeuring van de godsdienstvrijheid.

Om zijn doel te bereiken begaf hij zich op 4 ok-tober 1965 naar de Verenigde Naties. Voor de eerste keer bezocht een paus deze wereldlijke instelling die gedomineerd wordt door de vrijmetselarij. Na zich teruggetrokken te hebben in de meditatiekamer – waarlijk « het oecumenisch heiligdom van de universele religie » – hield Paulus VI een toespraak voor de algemene vergadering, waarin hij de Kerk maakte tot « de machtige inspiratiebron van een nieuwe internationale politiek, in samenwerking met de andere godsdiensten en ideologieën, verenigd in dezelfde solidariteit en broederlijkheid ». Hij stelde de UNO voor als « de ultieme hoop voor eendracht en vrede ». « Nooit meer oorlog », riep hij verscheidene malen uit ; dat was volgens hem mogelijk dankzij de broederlijke samenwerking onder de volkeren, gebaseerd op de rechten van de Mens « en vóór alles op de godsdienstvrijheid ».

Deze « historische gebeurtenis », die uitgebreid aan bod kwam in de media over de hele wereld, leverde Paulus VI bij zijn terugkeer in Rome een triomfantelijk onthaal en een staande ovatie op door de in de Sint-Pietersbasiliek verzamelde bisschoppen.

Nochtans bleef het aantal tegenstanders van de godsdienstvrijheid vrij groot. De paus besloot, met minachting voor het reglement, geen rekening te houden met de oppositie en kondigde op de laatste dag van het Concilie de Verklaring af.

Hij ging op dezelfde wijze tewerk voor de constitutie Gaudium et Spes, over de betrekkingen van de Kerk met de moderne wereld. De paus had bekomen wat hij wilde, maar omdat hij goed wist dat de conciliaire constituties niet onfeilbaar waren, ging hij niet zo ver de onderwerping te eisen van de bisschoppen die tot het einde toe weigerden de tekst goed te keuren.

Paulus VI kon dus triomferen in zijn toespraak ter afsluiting van het Concilie. Zich richtend tot « de moderne humanisten die niet willen weten van het bovennatuurlijke » verklaarde hij, zonder dat één enkele prelaat reageerde : « Ken aan het Concilie tenminste deze verdienste toe en erken ons nieuw humanisme : ook wij, wij meer dan wie ook, beoefenen de cultus van de mens. »

Diezelfde dag schafte hij het H. Officie af om het te vervangen door de Congregatie voor de geloofsleer, belast met « het bevorderen en beschermen van de leer en de zeden overeenkomstig het geloof » en niet langer om te strijden tegen de ketterijen en te waken over de zuiverheid van de zeden en de leer. Zes maanden later schafte hij ook de Index af.

DE ONDERMIJNING VAN DE KERK

Paulus VI, "de reizende paus"

De dag van 7 december 1965 was het hoogtepunt van zijn pontificaat. De Kerk ging een wonderbare lente tegemoet...

Van die lente kwam echter niets terecht, uiteraard. De utopie zou in botsing komen met de realiteit. Omdat Gods genade niet langer steun kon bieden aan een Kerk die zich openstelde voor de Wereld, waarvoor haar Bruidegom niet gebeden had, begon de ineenstorting van de heilige stad.

In februari 1966 werd het hoofd van de anglicaanse Kerk, de aartsbisschop van Canterbury, in Rome als een gelijke van de paus ontvangen. Op 6 augustus van datzelfde jaar verplichtte Paulus VI alle bisschoppen af te treden op de dag van hun 75ste verjaardag, een probate maatregel om het episcopaat sneller te vervangen in de gewenste zin.

Gedurende al die jaren breidde het communisme zich uit in de derde wereld. Niet alleen verzuimde de paus het verzet hiertegen aan te moedigen, maar hij ondermijnde het ook. Zijn encycliek Populorum Progressio uit 1967 stelde een marxistische analyse van de internationale situatie voor. Door te verklaren dat « ontwikkeling de nieuwe naam is van de vrede » gaf hij zijn steun aan de subversieve propaganda in de wereld. Dat werd trouwens samen met de oecumene het voornaamste thema van zijn reizen naar Zuid-Amerika (1968), Afrika (1969), Azië en Australië (1970).

In mei 1967 besloot hij op het laatste moment tot een bedevaart naar Fatima voor de vijftigste verjaardag van de verschijningen. Een menigte zoals hij er nooit één gezien had wachtte hem op om samen met hem te bidden tot de Heilige Maagd, maar hij miskende volledig de boodschap van Onze-Lieve-Vrouw die zo tegengesteld was aan ZIJN godsdienst en ZIJN politiek. Hij hield een toespraak waarin hij stelde dat de vrede zou gegeven worden aan alle mensen van goede wil, maar hij “ vergat ” de noodzaak van de devotie tot het Onbevlekt Hart van Maria en zelfs van de bekering tot het katholiek geloof.

LEERSTELLIG LIBERALISME

Op het hoogtepunt van zijn regering.

Gelijktijdig met deze pacifistische utopie liet de paus binnen de Kerk alle vrijheid aan ketterse theologen zoals Schillebeeckx, Küng, Congar, Cardonnel, Léon-Dufour en anderen.

Paulus VI liet ook de verspreiding toe van catechismussen volgens het model van de ketterse Hollandse catechismus. Zeker, de Congregatie voor de geloofsleer sprak een zekere reserve uit en vroeg aanpassingen. Maar het bleef slechts bij vrijblijvende ingrepen zonder gevolg en het vergift vervolgde zijn weg.

Nochtans veroorzaakte de hervorming van de catechismus, samen met die van de Mis, verontwaardigde reacties van verbijsterde gelovigen, vooral in Frankrijk. Om hen gerust te stellen kondigde de paus voor 1967 een Jaar van het geloof af, en om hun weerstand te breken werd hun voornaamste leider, abbé de Nantes, gesanctioneerd.

Tijdens dit jaar van het geloof schafte Paulus VI de antimodernistische eed van de H. Pius X af. Vanaf dat ogenblik kon men priester of bisschop gewijd worden zonder plechtig te moeten verklaren dat men de modernistische ketterij verwierp.

Het proces van abbé de Nantes voor het H. Officie, voor de gelegenheid opnieuw geopend in mei 1968, was een belangrijke datum in het pontificaat. Dat proces had een koninginnenstuk moeten zijn in het dossier van de advocaat van de duivel tijdens het zaligverklaringsproces van Paulus VI... maar Joannes-Paulus II heeft die functie net op tijd afgeschaft. De paus, die zich op de hoogte liet houden over het verloop van het proces van abbé de Nantes, wist maar al te goed dat zijn tegenstander vrij was van elke theologische dwaling ; de schuldige was dus... hijzelf ! Dat hij dan een algemene intrekking van de kritiek op het Concilie geëist heeft, vervolgens besloten heeft tot de stopzetting van het proces nog voor de uitspraak en tenslotte een communiqué liet uitgeven dat abbé de Nantes in opspraak bracht, om beter zijn eigen dwalingen te verbergen, is een ambtsmisdrijf dat volstaat om de verklaring van heldhaftigheid van zijn deugden ongeldig te maken.

Toen Paulus VI in juni 1968 een geloofsbelijdenis aflegde (het Credo van Paulus VI), dacht hij ongetwijfeld aan de bedreiging die het proces van abbé de Nantes inhield. De paus moest als rechtzinnig in de leer overkomen opdat geen enkele bisschop geneigd zou zijn de aanklacht van de stichter van de KCR over te nemen. Nochtans bleef Paulus VI altijd even passief in het onderdrukken van ketterijen. Hij liet daden begaan die gezien vanuit het geloof aanstootgevend waren, bv. de toelating tot intercommunie zoals die welke hij toestond aan een presbyteriaanse, Barbarina Olson, op 21 september 1966.

In juli 1968 beging Paulus VI de enige blunder van zijn pontificaat – dat is tenminste de mening van hen die de aankondiging van zijn zaligverklaring becommentarieerden – met de publicatie van de encycliek Humanae Vitae die de kunstmatige con-traceptie veroordeelde. Veel gelovigen en een deel van het episcopaat onthaalden het document erg slecht. Abbé de Nantes legde heel goed dit plotse onbegrip tussen de progressisten en de paus uit : « Paulus VI stelde zich als demagoog de vraag of de middelen voor kunstmatige contraceptie al of niet tegenstrijdig waren met de natuurwet. Na drie jaar was hij er nog steeds niet uit ! Hij raadpleegde tevergeefs tal van mensen. Het “ ja ” en het “ neen ” waren zo goed in evenwicht in zijn geest dat hij, als een moderne Hamlet, bleef steken in totale besluiteloosheid. Toen hij uiteindelijk genoopt werd te antwoorden sprak hij die absolute veroordeling uit, dat vreselijke “ neen ” dat in tegenspraak was met zijn langdurige onzekerheid. De wereld verwachtte zijn orakel. Kop of munt. Het werd munt. Alle illusies die men zich maakte over Kerk, Concilie, Paus gingen verloren. »

Vanaf datzelfde jaar 1968 legde Paulus VI er zich op toe zichzelf vrij te pleiten van de desastreuze gevolgen van het Concilie. Op 7 december 1968 antwoordde hij aan hen die hem vroegen om krachtig op te treden tegen de chaos : « De Paus is van mening geen andere gedragsregel te moeten volgen dan die van vertrouwen in Jezus Christus, die meer dan wie ook houdt van zijn Kerk. Hij zal het zijn die de storm zal doen bedaren. » Abbé de Nantes kloeg deze godsdienstige hypocrisie – er is geen ander woord voor – aan : « Drie jaar geleden, toen het erom ging alles op zijn kop te zetten, te hervormen, te veranderen en te wijzigen, was U het die daartoe besliste, die regeerde en die uw ideeën oplegde, waardoor U al de omstandigheden schiep voor de storm waarin de Kerk zich vandaag bevindt. En nu beweert U dat U rustig de armen mag kruisen ! »

In juni 1972 stelde Paulus VI zich de vraag : « Langs welke spleet is de rook van Satan binnengedrongen in de tempel van God ? » Maar niets deed hem van houding veranderen.

DE SCHIPBREUK VAN HET PAUSELIJK GEZAG

De paus met de Hongaarse kardinaal Mindszenty: hij legde de anticommunistische geloofsbelijder het zwijgen op.

In 1969 werd de Nieuwe Ordo van de Mis afgekondigd. Het document werd slecht onthaald : het leek meer luthers dan katholiek en deed twijfels ontstaan over de zuiverheid van de bedoelingen van de hervormers. Omwille van het protest werd de tekst aangepast, zonder dat de opstellers ervan nochtans in het ongelijk gesteld werden. Kardinaal Ottaviani schreef een brief aan de paus waarin hij hem vroeg deze hervorming op te schorten, maar Paulus VI week niet en de twintig kardinalen en honderd bisschoppen die beloofd hadden de brief mee te ondertekenen kwamen op hun beslissing terug...

Met dezelfde ijzeren wil legde hij zijn politiek van verstandhouding met de communistische regeringen op. Elk verzet tegen zijn wil brak hij, en op welke manier !

In Hongarije had kardinaal-primaat Mindszenty zijn toevlucht gezocht in de Amerikaanse ambassade na de mislukking van de opstand van 1956. Hij was het symbool van de Hongaarse weerstand tegen de communistische bezetting en, tegelijkertijd, een hinderpaal voor de opening naar het Oosten waarvan Paulus VI droomde. De paus organiseerde dus zijn gedwongen vertrek uit Hongarije, ontving hem in Rome met het eerbetoon verschuldigd aan een belijder van het geloof... om hem vervolgens beter te kunnen verstikken door hem het zwijgen op te leggen.

Zelfde politiek tegenover de katholieken in Oekraïne. Tijdens de synode van 1971 verklaarde kardinaal Slipiy, zelf ook een belijder van het geloof en een overlevende van de sovjetkampen : « De Vaticaanse diplomatie verkiest niet te spreken over de tien miljoen Oekraïense katholieken die gestorven zijn door de vervolgingen, want dat hindert haar onderhandelingen. Zouden de martelaren vervelende getuigen geworden zijn ? Zouden wij een blok aan het been van de Kerk zijn ? » Maar de wanhoopskreet van de kardinaal werd gesmoord.

Op dezelfde wijze elimineerde Paulus VI de meest te duchten tegenstand waarmee hij geconfronteerd werd, omdat deze canoniek van aard was : het initiatief van abbé de Nantes die op 10 april 1973 een Liber accusationis wilde overhandigen om ipso facto een leerstellig proces te openen, waarvan de afloop geen twijfel liet bestaan. Paulus VI had geen andere keuze dan tegen elke prijs de overhandiging van het boek te beletten. Hij nam zijn toevlucht tot de Italiaanse politie... Een eigenaardige manier om zich vrij te pleiten van gefundeerde beschuldigingen van ketterij, schisma en verwekking van schandaal ! Maar hij kon rekenen op de media om de zaak in de doofpot te stoppen en op de passiviteit van de Romeinse clerus.

ZIJ BEZWEKEN VOOR DE BEKORING

Onder Paulus VI raakte het Vaticaan betrokken in een web van duister financieel gesjoemel en maffiapraktijken. Vanaf boven links, met de wijzers van de klok mee: Licio Gelli, grootmeester van de vrijmetselaarsloge P2; Roberto Calvi, directeur van de Banco Ambrosiano; Michele Sindona, bankier en maffioso; Mgr. Paul Marcinkus, hoofd van de Vaticaanse bank.

Men kan de geschiedenis van dit pontificaat niet schrijven zonder het veelvoud aan uittredingen in de schoot van de clerus en de kloostergemeenschappen te vermelden. In juni 1967 publiceerde Paulus VI weliswaar een encycliek, Sacerdotalis cælibatus, ter verdediging van het fel aangevochten priestercelibaat. Hij herinnerde ook met klem aan wat men moest eisen van de kandidaten bij de wijding. Maar een paragraaf schreef « de echte verantwoordelijkheid » van de uittredingen niet toe aan hen die hun engagement niet nakwamen, maar aan de Kerk die hen slecht voorbereid had. Vanaf dan konden alle priesters besluiten dat de betrokken commissie, opgericht in februari 1964, wel degelijk als doel had de geloften gemakkelijker op te heffen en sacramentele huwelijken toe te laten. In de jaren 1970 ondertekende Paulus VI per jaar ongeveer vierduizend dossiers voor de terugkeer naar de lekenstaat, zonder enige scrupule. Negenenzestigduizend priesters zijn uitgetreden in de veertig jaar die op de sluiting van het Concilie gevolgd zijn !

Laten we deze litanie, niet van heldhaftige deugden maar van schuldige daden in het bestuur van de Kerk, afronden met de financiële kwesties.

In 1967 wilde de Italiaanse regering, die geconfronteerd werd met grote sociale onrust en ernstige financiële moeilijkheden, terugkomen op de fiscale privileges die aan het Vaticaan waren toegekend door Mussolini. Om de financiële gevolgen van die afschaffing tegen te gaan besloot de Heilige Stoel, zonder gewetensbezwaren, de vlucht van de investeringen van de Vaticaanse bank buiten Italië te organiseren. Daartoe stelde de paus Mgr. Paul Marcinkus aan het hoofd van de bank aan. Deze Amerikaanse prelaat was al in Milaan de vriend van de persoonlijke secretaris van Montini. Omdat Marcinkus weinig kaas gegeten had van het bankwezen benoemde de paus een andere van zijn kennissen tot adjunct : de bankier Sindona, die hem in Milaan twee miljoen dollar had geleend voor zijn religieuze werken. Maar Sindona was lid van de Milanese maffia.

Zo werd de bank van het Vaticaan onder het bestuur van Paulus VI meegesleept in winstgevende speculaties buiten de Italiaanse grenzen, wat dezelfde paus bij anderen stigmatiseerde in Populorum Progressio. En dat was slechts een begin : Marcinkus raakte vervolgens verwikkeld in witwaspraktijken van smeergeld. Toen alles in de jaren 1980 aan het licht kwam, had deze zwendel hem en een aantal anderen voor de Italiaanse rechtbanken moeten brengen ; maar de bewoners van het Vaticaan genoten van immuniteit...

Kan een zalige het gezelschap dulden van dergelijke mensen ? Kardinaal Luciani van zijn kant verdroeg hen zeker niet en wilde hen zelfs niet ontmoeten !

TRIEST EINDE

Aan het eind van zijn leven zag een getormenteerde en onbeminde Paulus VI al zijn utopische dromen in rook opgaan.

In maart 1978 ging de gezondheid van Paulus VI ernstig achteruit, waardoor hij verplicht was zijn activiteiten te verminderen, net op het ogenblik dat de beruchte Rode Brigades Italië terroriseerden. De ontvoering van en de moord op zijn vriend Aldo Moro, gewezen eerste minister en leider van de christendemocratie, wogen zwaar op de laatste weken van het leven van de paus. Wat was er geworden van zijn oude droom van een door de democratie vernieuwde wereld ? Sociale en economische moeilijkheden, binnenlandse politieke crises en nu toename van het geweld : dat was de balans van dertig jaar christendemocratie in Italië. Een triest einde.

Op 5 augustus verergerde de ziekte, wat de paus niet belette zijn dossiers te bestuderen tot een ver gevorderd uur in de nacht, volgens zijn gewoonte. Op zondag 6 augustus, feest van de Gedaanteverandering van de Heer, bleef hij te bed, maar ging niettemin verder met werken en lezen.

Deze paus, die nooit een grote godsvrucht had betoond, had de Mis nog niet bijgewoond toen zijn privésecretaris ze ’s avonds vóór zijn ziekbed opdroeg. Volgens de officiële mededeling hield hij eraan te knielen op een bidstoel om de communie te ontvangen onder de twee gedaanten, maar hij kwam er niet toe. Hij werd onwel, hij stikte. Men diende hem het sacrament van de ziekenzalving toe, waarop hij zei : « Maar is het nu nacht ? » Paulus VI gaf de geest om 21.40 uur. Op dat ogenblik, verduidelijkt het communiqué nog, « liet de wekker op de nachttafel een schril belgeluid horen ».

De paus op zijn doodsbed.

Om de tragiek van het leven van deze paus en het gewicht van zijn enorme verantwoordelijkheid te beseffen, moet men de Lijkrede voor PaulusVI herlezen. Ze is doordrenkt van een bovennatuurlijk medelijden en geschreven daags na de dood van de paus door abbé de Nantes. We citeren er een fragment uit :

« Hij was gedurende vijftien jaar de wettige opvolger van de H. Petrus en de plaatsvervanger van Jezus Christus. Maar hij was ook de profeet en leider van de ongeziene hervorming van de Kerk waartegen wij ons met al onze energie verzet hebben.

« Ik huiver ervan : hij heeft de Kerk tot in haar grondvesten doen wankelen, hij heeft een pact gesloten met de volgelingen van Satan en de christelijke landen overgeleverd aan de barbaren, hij heeft de omwalling van de christenheid bijna onherstelbaar vernietigd, het Heiligdom ontwijd en verwoest en ongetwijfeld duizenden en duizenden zielen verloren doen gaan... En waarvoor ? Voor vijftien jaar van schijnbare glorie. Wat is dat waard ?

« En dan word ik gegrepen door een innerlijke, kille, geestelijke woede tegen de entourage van deze ongelukkige Profeet die beneveld was door zijn overdadige welsprekendheid, door zijn betoverende hersenschimmen. Hoezo ?! Niet één kardinaal, niet één theoloog, niet één van zijn vertrouwelijke raadgevers heeft het met hem ooit gehad over de enorme verantwoordelijkheid die hij droeg ? Niemand die met geweld een einde gemaakt heeft aan de vernietigende buitensporigheid van dit ketters, schismatiek en schandaal verwekkend pontificaat ? Ze zijn gedurende vijftien jaar de zwijgende getuigen, de medewerkers en de medeplichtigen geweest van deze zelfvernietiging van Rome door Rome. Hebben ze dan nooit een poging ondernomen om die mystificatie – of, zoals ik denk, een vreselijke chantage – te doorbreken en zo de ziel van de paus te redden, samen met de eer en het leven van de Kerk ? » (CRC nr. 132, augustus 1978).

broeder Pierre van de Transfiguratie
RC 205-206, januari 2013