“ RECHT NAAR HET HOOFD ! ”
Op 10 april 1973 legde abbé de Nantes in Rome een Aanklachtenboek tegen Paus Paulus VI neer, waarin hij de wettige Opperherder van de Kerk opriep om een oordeel te vellen over de uitspraken en daden van ketterij, schisma en schandaal gepleegd door « onze broeder in het geloof, Paus Paulus VI ». De Paus die zichzelf moest veroordelen ?! Het initiatief van de stichter van De katholieke Contrareformatie in de twintigste eeuw stuitte op veel onbegrip, ook in traditionalistische kringen. Het hierna volgend artikel wil duidelijk maken hoe gefundeerd de redenering van abbé de Nantes was, en hoe zijn opzet tot op vandaag de enige weg blijft om een einde te maken aan de conciliaire dwalingen die de Kerk blijven verstikken en haar beletten terug op te leven.
IN zijn hoofdartikel van februari 1973 bracht abbé de Nantes het geweldige drama waarmee wij geconfronteerd worden als volgt onder woorden :
« Het kwaad, dat in het verleden van beneden en vanuit de marge kwam, werd altijd moedig bestreden door de pausen. Vaak stonden zij daarbij zo goed als alleen, want het kwam er op neer de haat van de wereld te verdragen en impopulariteit te trotseren. Zo werden het liberalisme, het modernisme en het progressisme tot op vandaag een halt toegeroepen. In een profetische geest die God schenkt aan de allergrootste pausen stelde de H. Pius X de dwalingen en rampzalige consequenties aan de kaak van een Nieuwe Hervorming en een Revolutie, gepredikt door dromers die – tot rampspoed voor de Kerk – bezeten waren van verandering... De encycliek Pascendi en de Brief over de Sillon spraken lang vooraf een aanklacht uit tegen de nieuwlichters die de Kerk op tien jaar tijd [1963-1973] tot de staat van ontbinding gebracht hebben die we nu kunnen vaststellen.
« Vandaag zijn we getuige van een uitzonderlijk feit in de geschiedenis : het kwaad is opgeklommen tot aan het Hoofd, en het wordt langs de weg van het gezag opgelegd. Om het goede te doen en het kwaad te bestrijden, om de dwaling af te wijzen en aan de geloofswaarheid vast te houden, zijn wij verplicht om aan de paus te weerstaan uit gehoorzaamheid aan God, en aan de geest van dit concilie door trouw te blijven aan alle andere concilies. Want “ men moet meer gehoorzaam zijn aan God dan aan de mensen ” (Hand. 5, 29) » (CRC nr. 65).
« Aan de paus weerstaan uit gehoorzaamheid aan God » : het is precies dit beginsel dat men onze geestelijke vader vaak verweten heeft. Is het niet het principe en het fundament zelf van de hervorming, de revolte en de anarchie in de Kerk ? Op welk gezag beroept abbé de Nantes zich om de wil van de paus – die, zo zegt men hem, de wil van God is – af te wijzen ? Hoe durft hij over de paus oordelen en schrijven dat « het kwaad opgeklommen is tot aan het Hoofd » ?
Deze brandende kwesties « belangen in de eerste plaats onze katholieke Contrareformatie aan, maar ook alle theologen en al diegenen die bekommerd zijn om de toekomst van de Kerk ». Onze Vader gaf er een antwoord op in het nummer van juni 1973 (CRC nr. 69) en vatte de problematiek samen in één vraag : Kan men de Paus een proces aandoen ?
KAN EEN PAUS IN KETTERIJ VERVALLEN ?
Abbé de Nantes vraagt zich eerst en vooral af of het in sommige omstandigheden wettig en heilig is om zich tegen de paus te verzetten. « Het antwoord dat automatisch in de mond van de brave christenen komt, het ge-makkelijke antwoord is : Neen, nooit ! Niemand kan zich op wettige of heilige wijze verzetten tegen de paus : “ Ubi Papa, ibi Ecclesia ”. Zich verzetten tegen de paus betekent zich verzetten tegen de Kerk. En zich verzetten tegen de Kerk betekent Christus bekampen. » Dit antwoord vindt zijn bewijs in de H. Schrift : « Gij zijt Petrus ; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen » (Mt. 16, 18). Een katholiek houdt van de paus en gehoorzaamt hem altijd.
« Er is nochtans ook een ander antwoord mogelijk, dat moeilijker maar ook juister is : Ja, soms ! Het kan wettig en heilig zijn zich te verzetten tegen de paus. De gehoorzaamheid is de regel. Maar deze deugd zelf kan leiden tot verzet precies omwille van de trouw. » In hetzelfde hoofdstuk 16 van Mattheüs zien we hoe Petrus zich keert tegen het verlossingsplan van Christus, waarop de Heer hem antwoordt : « Ga weg van Mij, Satan ; ge zijt Mij een ergernis » (Mt. 16, 23).
Petrus is dus feilbaar.
Nochtans blijft hij Petrus, ook al is hij tekortgeschoten. Jezus heeft hem niet van zijn opdracht ontheven.
Het gaat er dus op geen enkele manier om het gezag van de Opperherder in twijfel te trekken. Als wij ons verzetten tegen de paus dan zal het altijd op een zeer beperkte manier gebeuren en altijd tegen een welbepaalde paus, die wij beschouwen als iemand die « gebroken heeft en in staat van oppositie is met de gewijde macht en de heilige plicht van Petrus, de Paus van Rome “ die nooit sterft ”. » Maar nooit zullen wij het Hoofd van de Kerk verwerpen.
FEILBAARHEID EN ONFEILBAARHEID
De opdracht van de paus en de bisschoppen bestaat er niet in de Kerk te “ hervormen ” maar integendeel « de Kerk te bewaren ». Daarvoor beschikken zij over bepaalde bevoegdheden die onfeilbaar zijn en waarvoor Christus zich engageert om ze op een absolute wijze te ondersteunen ; maar ze beschikken ook over bevoegdheden die niet onfeilbaar zijn en dus... feilbaar.
Men maakt een onderscheid tussen de bevoegdheden van orde, van onderricht en van bestuur.
De macht om te onderrichten is onfeilbaar, maar slechts ten dele. Laten we dit toelichten.
De Kerk in haar eenstemmig geloof is onfeilbaar in « wat de Kerk altijd en overal heeft aangenomen als van goddelijke openbaring ». Een voorbeeld : de Kerk heeft altijd geloofd in de onafgebroken maagdelijkheid van Maria ; dit is dus een onfeilbare waarheid van de Openbaring.
Het gewoon Leergezag, dat wil zeggen het onderricht gegeven door de paus, een bisschop, een pastoor of een catechist, is voorwaardelijk onfeilbaar, namelijk in de mate waarin dit onderricht op elk punt de trouwe echo is van de eenstemmige traditie van de Kerk.
Het buitengewoon of plechtig Leergezag is onfeilbaar. Als over een welbepaald punt tegenspraak de kop opsteekt – zoals over de Onbevlekte Ontvangenis, waarover de H. Bernardus van Clairvaux en anderen na hem twijfel uitten – dan « is het aan hen die alle macht gekregen hebben om de schat van de Openbaring te bewaren en te verdedigen om de kwestie definitief te beslechten door een onbetwistbare uitspraak over de Waarheid. De bijstand van de H. Geest is hen toegezegd voor dergelijke beslissingen. Dit is de zgn. plechtige onfeilbaarheid van de paus en van het concilie, ook onfeilbaarheid ex cathedra genoemd. » Deze onfeilbaarheid werd op het Eerste Concilie van het Vaticaan plechtig geproclameerd als een... onfeilbaar dogma.
Het feilbaar onderricht van de privé-persoon. Naast het voorgaande behouden individuele personen het recht om theorieën en meningen te onderrichten die zij zelf geformuleerd hebben en die slechts waard zijn wat hun intrinsieke bewijskracht waard is. « Maar een dergelijk onderricht wordt niet gewaarborgd door hun Leergezag, en het is niet goed dat er schijnbare vermenging tussen beide ontstaat. De gelovigen zouden in hun naïef vertrouwen kunnen denken dat ze met het onfeilbaar Leergezag te maken hebben, terwijl het slechts gaat om een vrije opinie van privé-personen die even feilbaar zijn als de rest. »
De Kerk is dus onfeilbaar in haar gedurig en wereldwijd onderricht. Wanneer een herder echter volkomen nieuwe dingen zegt, is het enerzijds « goed en voorzichtig hem die door de H. Geest bijgestaan wordt te geloven. Maar er bestaat een bepaalde mogelijkheid dat een herder zijn functie verraadt en zichzelf uit onwetendheid bedriegt, of ons bedriegt en op een dwaalspoor brengt uit boosaardigheid. » Wij moeten daarom op onze hoede blijven tot de paus op plechtige wijze, ex cathedra (vanaf zijn Leerstoel), verkondigt dat het bewuste onderricht onfeilbaar is.
HET GEVAL VAN EEN KETTERSE PAUS
Zoals we gezien hebben kan een paus die zich uitdrukt als privé-theoloog theoretisch gesproken tot ketterij vervallen. « Deze mogelijkheid heeft de Kerk altijd al gekend en beleden. » Een canon van het decreet van Gratianus maakt er uitdrukkelijk melding van :
« Geen enkele sterveling mag het wagen de Paus wegens zijn fouten te vermanen ; want diegene die alle mensen moet oordelen mag door niemand geoordeeld worden, behalve als hij terechtgewezen wordt omdat hij van het geloof afgeweken is. »
« Als het tweede deel van de laatste zin er niet zou staan dan zijn wij geëxcommuniceerd voor onze aanklacht tegen Paulus VI. Maar de afsluitende precisering stelt alles in een ander daglicht : onze actie tegen Paulus VI wordt dan ontvankelijk, en ze vereist een beslissing van de kerkelijke rechtspraak. »
Laten we nu van de theorie overstappen naar de praktijk. Is het in de praktijk vroeger ooit voorgekomen dat een paus ketterijen verkondigde ?
Het antwoord lijdt geen enkele twijfel : wij hebben in de geschiedenis inderdaad voorbeelden van pausen die gedurende een bepaalde tijd ketters zijn geweest. « Niemand kan de realiteit van deze feiten, in al hun ernst, ontkennen. Verschillende pausen zijn in de dwaling verzeild geraakt op het gebied van het geloof en hebben zich er in vastgebeten, zelfs tot het veroordelen van de aanhangers van de rechte leer toe. »
In december 359 capituleerde Paus Liberius voor de dreigementen van de Arische keizer Constantius II ; hij werd daarin gevolgd door vierhonderd westerse en honderdzestig oosterse bisschoppen. Ze verloochenden allemaal het geloof ! Alleen de H. Hilarius, de H. Athanasius en enkele anderen hielden stand maar werden door Liberius veroordeeld. Korte tijd later kwam deze paus echter tot inkeer, en hij zou de rechte leer met krachtige hand verdedigen tot aan zijn dood.
In 553 koos Paus Vigilius in de overigens hoogst duistere kwestie van de “ twee wilsuitingen ” in Christus de kant van de ketterij. De Romeinse diaken Pelagius verweet hem dit en noemde hem een ketter, waarop Vigilius zijn tegenstander excommuniceerde. Maar het was Pelagius die hem zou opvolgen op de Troon van Petrus.
Paus Bonifatius IV nam in 612 in deze zelfde kwestie een niet minder verdacht standpunt in. De H. Columbanus schreef hem een plechtige brief waarin hij hem van ketterij beschuldigde en opriep zijn orthodoxie te bewijzen. De paus herriep zijn standpunt en werd tenslotte heilig verklaard.
In het jaar 634 liet Paus Honorius, om « geen oude twisten terug op te roepen », aanhangers van het ketterse monofysitisme toe om hun leer te prediken. De H. Sophronius van Jeruzalem kwam tegen hem in het verweer en beschuldigde de paus formeel van ketterij. De Opperherder stierf korte tijd nadat hij berouw getoond had, maar zonder de geweldige schade die hij de Kerk berokkend had hersteld te hebben. Tweeënveertig jaar later werd Honorius postuum in de ban geslagen door één van zijn opvolgers, de H. Agatho, een veroordeling die hernomen werd door alle grote oecumenische concilies tot aan de moderne tijd. Het geval van Paus Honorius is ongetwijfeld het zwaarste.
Tenslotte was er Joannes XXII, één van de pausen van Avignon, die op het feest van Allerheiligen 1331 de stelling verdedigde dat de doden pas tot de zalige aanschouwing komen op het moment van de verrijzenis, op het einde van de tijden. De Universiteit van Parijs sprak toen een afkeurend oordeel uit. Joannes XXII stierf drie jaar later, na zijn dwaling gebiecht en herroepen te hebben.
Samengevat zijn dus vijf pausen, gedurende enige tijd en met betrekking tot één welbepaald punt, tekortgeschoten in de zuiverheid en integriteit van het geloof. Dat is wel heel weinig ! En « het wekt onweerstaanbaar onze bewondering voor het schouwspel van de ononderbroken opvolging van de Roomse Opperherders en hun algemene wijsheid. »
« Kan een paus dus beschuldigd worden van ketterij ? Een dergelijke situatie is heel erg onwaarschijnlijk. Het is daarom de allerlaatste hypothese die onder ogen moet gezien worden, nadat alle andere mogelijkheden onvoldoende zijn gebleken. Alles liever dan de Paus op een lichtzinnige wijze beschuldigen van ketterij.
« Maar als er geen andere oplossing overblijft, als alle bewijzen bijeengebracht zijn en in dezelfde richting wijzen, dan stort het geloof niet in elkaar, dan sterft de hoop niet en wordt de naastenliefde niet gekwetst door te zeggen : onze Paus is een ketter. »
HET OPTREDEN VAN DE KERK TEGEN EEN KETTERSE PAUS
Wat moeten we doen als onze Paus een ketter blijkt te zijn ?
Een radicaal antwoord bestaat er in te zeggen : « Papa haereticus depositus est... Een ketterse paus is afgezet. » Dit betekent dat vanaf het moment dat een paus ketters is, hij ipso facto buiten de Kerk staat. Door dat feit zelf is hij afgezet : hij bekleedt de Apostolische Stoel niet meer, hij is geen paus meer.
Tegen deze redenering kan men twee argumenten inbrengen. Ten eerste zal de grote massa altijd de regerende paus blijven volgen. En ten tweede kan op die manier elke ontevredene gelijk wanneer en voor gelijk welk motief verklaren dat de paus een ketter is en bijgevolg geen paus meer is.
Een ander antwoord luidt : « Papa haereticus deponendus est... Een ketterse paus moet afgezet worden. » Daaruit volgt dat « diegene die de paus beschuldigt van ketterij zich niet tot de aanklacht kan beperken maar stappen moet ondernemen om het juridisch proces van de afzetting in gang te zetten ; hij kan zijn persoonlijk oordeel niet zomaar uitvergroten tot uitvoerend besluit. »
« Maar onmiddellijk rijzen talrijke vragen over de wijze en de middelen van die afzetting. Wie zal de paus afzetten ? De Kerk uiteraard. Maar heeft de Kerk de vereiste competentie om de paus te oordelen ? »
De Kerk kan de regerende paus enkel oproepen om te verschijnen voor het kerkelijk tribunaal en hem in beschuldiging stellen. Maar wie zal de uitspraak doen ? Niet een priester, niet een bisschop, niet een concilie, want die staan allemaal onder de paus. Wie dan wel ?
Alleen onze geestelijke vader heeft op deze cruciale vraag een antwoord gevonden, door een “ moderne oplossing ” die alle consequenties trekt uit de pauselijke onfeilbaarheid zoals ze op het Eerste Vaticaans Concilie gedefinieerd werd. Eén enkele persoon kan de paus oordelen : « De paus zelf in zijn onfeilbaar Leergezag ! De Kerk moet dus een beroep doen op de paus tegen de paus. »
En wie mag de aanklacht indienen ? Volgens het canoniek recht heeft gelijk welk lid van de H. Kerk het recht om de paus ervan te beschuldigen dat zijn leer in tegenspraak is met het traditioneel onderricht van de Kerk : « Elke gelovige kan op vrije wijze gelijk welke canonieke of strafrechterlijke zaak indienen of voorleggen aan het oordeel van de H. Stoel, op gelijk welk juridisch niveau en op eender welk moment van het proces » (canon 1417).
En voor welk tribunaal ? Voor heel de Kerk, vertegenwoordigd ofwel door leden van de hiërarchie, ofwel door een comité van theologen die gewoon de opdracht hebben om de overeenkomst tussen het pauselijk onderricht en het katholiek geloof vast te stellen, « onder voorbehoud van een onfeilbare uitspraak die niet tot hun bevoegdheid behoort. »
Wie zal dan de uitspraak doen ? « De Kerk uiteraard, maar noodzakelijkerwijze in één enkele persoon die persoonlijk beslist » : de paus. « De paus zal dus geroepen worden om zichzelf te oordelen », want wanneer hij spreekt vanaf zijn Leerstoel, ex cathedra, « geniet hij van de absolute bijstand van de H. Geest, die hem beschermt tegen elke dwaling uit onwetendheid of boosaardigheid. De onfeilbare paus zal dus oordelen over de feilbare paus, zonder dat nog een hoger beroep mogelijk is. »
Maar als de paus weigert de aanklager te horen ? Als hij zijn deur voor hem sluit ? « Dan zal de weigering en het plichtsverzuim vastgesteld worden, en dat zal de Kerk van Rome in actie doen treden : de paus wil zijn opperste Leergezag niet uitoefenen ! Die rol is weggelegd voor zijn Kerk, de Kerk van Rome. » Het komt de Kerk van Rome toe vast te stellen dat de paus ontslag heeft genomen en vervolgens de H. Stoel vacant te verklaren, waarop een conclaaf zal samengeroepen worden om een opvolger te kiezen.
Op 9 april 1973 kwamen abbé de Nantes, zijn broeders en een delegatie van vijftig medestanders – die het “ Romeins legioen ” vertegenwoordigden, vierduizend zestig personen die met hun handtekening de onderneming steunden – in Rome aan. Toen zij zich de dag daarop naar de Bronzen Poort begaven om de Liber accusationis te overhandigen, werden ze op uitdrukkelijk verzoek van Paulus VI tegengehouden door gewapende carabinieri en agenten in burger. Abbé de Nantes : « Wij verklaren dat wij hier, op het grondgebied van het Vaticaan, geen begrip kunnen opbrengen voor orders van Italiaanse politieagenten in burger. Als de Paus die onze Vader is weigert om ons die zijn zonen zijn te ontvangen en te aanhoren, dat hij dat dan laat weten door een priester, maar niet door de Italiaanse politie... »
Het protest haalde niets uit en de Paus liet zich niet zien. Op 11 april slaagde één van onze vrienden er wel in om, tijdens de publieke audiëntie, op een onverwacht moment het Aanklachtenboek aan de Paus te overhandigen... die het korte tijd nadien op de politiepost van het Vaticaan liet terugbezorgen. « De Paus heeft ons niet ontvangen. Om één enkele reden : omdat hij het Boek niet wou aanvaarden. Niettemin heeft hij het, bij verrassing, letterlijk met zijn twee handen aangenomen, maar hij heeft het bewust geweigerd en er zich onmiddellijk van afgemaakt. »
Op die weigering van de Opperherder om zijn plicht te doen had de Kerk van Rome moeten reageren met de vaststelling dat Paulus VI klaarblijkelijk zijn apostolische opdracht niet wou vervullen. In november 1973 keerde abbé de Nantes met een medebroeder naar Rome terug om er gedurende tien dagen 1500 exemplaren van de Italiaanse vertaling van de Liber uit te delen. Zij ontmoetten verschillende hoge prelaten, geestelijken en functionarissen van de Curie die het Aanklachtenboek wel wilden ontvangen, maar nooit officieel. De Kerk van Rome zweeg...
broeder Michel van de Triomferende Onbevlekte Hij is verrezen ! nr. 40, jul-aug 2009, pp. 5-7