DE VERSCHIJNING VAN LA SALETTE
2. Het katholieke La Salette in zijn volk,
zijn heiligen en zijn hiërarchie
MEN kan zich nauwelijks een eenvoudiger mysterie voorstellen dan dat van La Salette. Eén enkele Verschijning, op 19 september 1846, aan twee herdertjes, een korte boodschap die zij onthouden zonder enige vergetelheid, deels in het Frans (dat zij beluisteren en in hun geheugen opslaan zonder er iets van te begrijpen) en deels in het dialect. De boodschap is bestemd voor de hele wereld: « Jullie moeten ze doorgeven aan heel mijn volk. » Toch onderbrak de mooie Dame haar toespraak om aan beide kinderen een geheim mee te delen, ieder het zijne dat de ander niet te weten zal komen, geheimen die Maximin en Mélanie vijf jaar lang niet zullen bekendmaken, ondanks de talrijke insinuerende of ronduit brutale pogingen om hen zover te krijgen. En daarop steeg de H. Maagd – want zij was het, vermits ze over Jezus spreekt als over haar Zoon – op naar de Hemel, waarbij ze haar blik naar Rome keerde (zoals Mélanie zag en later begreep). Nadien zou het gebeuren zich niet meer herhalen, en de Hemel zou geen enkele verduidelijking meer geven over deze gebeurtenis, die bijgevolg voldoende had aan zichzelf.
DE GODDELIJKE ORTHODROMIE
Om ons een idee te geven van het effect dat deze Verschijning onmiddellijk op het brave katholieke volk van Frankrijk had, haal ik graag het getuigenis aan van de grote kardinaal de Cabrières, aartsbisschop van Montpellier, omdat het zo ontroerend is.
Hier gaat het nog om de adolescent die het geluk heeft geïnformeerd te worden over de gebeurtenis; later zal het de eerbiedwaardige en heilige aartsbisschop van Montpellier zijn die de emotie en de zekerheid van zijn jeugdjaren bevestigt.
« Het is op dat ogenblik – september 1846 – dat in onze familiekring het gerucht van de mysterieuze gebeurtenissen van La Salette doordringt. Moet ik zeggen met welke vrome aandrang mijn moeder, mijn zus en onze twee nichtjes een dergelijk nieuws onthaalden? Ze herinnerden zich de Verschijning van de Allerheiligste Maagd in de kapel van de Dochters van Liefde in Parijs, in 1830 [in de rue du Bac]; en al was het hen bijzonder aangenaam te vernemen dat de Moeder Gods zestien jaar later opnieuw de bewijzen van haar bezorgdheid wou overbrengen aan haar uitverkoren volk, toch vroegen ze zich af of deze recente gebeurtenis ook niet een of andere dreigende crisis voor de rust van het land aankondigde – een crisis waarvoor de Maagd Maria al op voorhand de remedie van haar machtige tussenkomst beloofde » (Louis Bassette, Le Fait de la Salette (1846-1854), Parijs 1955, p. 30).
Inderdaad stootte de familie de Cabrières meteen tot de essentie door toen ze het gebeuren van 1846 verbond met de verschijningen van de Allerheiligste Maagd in de rue du Bac in Parijs in 1830, en de nieuwe verwittiging interpreteerde als de aankondiging van een nieuwe straf – het revolutiejaar 1848 zou hetzelfde volksoproer te zien geven als het jaar 1830, toen in Frankrijk de laatste koning van goddelijk recht, Karel X, van de troon gestoten werd – maar ook van een nieuw erbarmen. De “orthodromie” of goddelijke “rechtlijnigheid” in de opeenvolging van de grote verschijningen van de Maagd Maria in het Frankrijk van de negentiende eeuw zal deze les bevestigen, altijd in twee delen: enerzijds terechtwijzing en dreiging met straffen, anderzijds beloften van vergiffenis en wedergeboorte...
EEN BOODSCHAP DIE BEKEERT
Niets eenvoudiger of toegankelijker dan deze boodschap die door Onze-Lieve-Vrouw gericht wordt tot het volk en de geestelijkheid van die tijd en in die arme en teruggetrokken streken. Deze perfect aangepaste “pastoraal” werd onmiddellijk begrepen en droeg verbazingwekkende vruchten van bekering.
Al op 20 september riep de pastoor van La Salette uit: « Ach, kinderen, wat zijn jullie gelukkig! Jullie hebben de H. Maagd gezien! Ik heb mijn parochianen nog zo gezegd dat ze ’s zondags niet mochten werken! Wat zal er van ons worden? » En nog dezelfde dag sprak hij erover in zijn preek; hij was zo ontroerd dat niemand er op dat moment veel van begreep, maar zijn kudde was de eerste om Onze-Lieve-Vrouw te gehoorzamen toen zij kort daarna begreep welke straffen er aangekondigd werden en hoe het erbarmen van God kon verkregen worden (cf. P. Laurent, Marie V, 1, p. 26).
De feiten zijn overtuigender dan honderd redevoeringen... De wagenmaker Giraud, de vader van Maximin, was in godsdienstzaken onverschillig maar toch niet goddeloos. Op een dag, het was de eerste vrijdag na de Verschijning, de 25ste september, was hij zo geïrriteerd door alles wat men over zijn zoon vertelde dat hij hem wou beletten in het publiek zijn verhaal te doen. Hij sloeg Maximin zelfs, maar de jongen zei hem in tranen: « Maar vader, de Dame heeft ook over u gesproken. » – « Over mij? En wat heeft ze over mij gezegd? » Daarop vertelde zijn zoon hem de episode die zich in Coin had afgespeeld. Vader Giraud was stomverbaasd: hij wist heel zeker dat hij dat feit, waarbij geen getuigen aanwezig waren, aan niemand anders verteld had. « Ha zo, heeft ze dat aan jou verteld? Dat is wel iets buitengewoons... Wel, ik zal ook naar boven trekken en de zaak onderzoeken. Ik heb last van astma; als het werkelijk de H. Maagd is die aan jou verschenen is en als ze mij wil genezen, dan zal ik in haar Verschijning geloven, en dan beloof ik dat ik mij zal bekeren. » Nadat hij van de miraculeuze bron gedronken had, was hij ogenblikkeljk genezen. Daarop ging hij naar de kerk; het was twintig jaar geleden dat hij voor de laatste keer gebiecht had! Van dan af leefde hij tot aan het einde van zijn dagen als een goede christen (aangehaald in Giray, Lesmiracles de La Salette, p. 235).
Het grote nabijgelegen dorp Corps bekeerde zich ook, als in één blok; het zag af van elke godsdienstige onverschilligheid, vond de weg terug naar de Kerk en de praktijk van de sacramenten en wekte zo de geestdrift op van de clerus van Grenoble. De pastoor van Corps, die een interdict opgelopen had wegens zijn schandalige levenshouding, kreeg spijt en verzoende zich op een heel stichtende wijze met de Kerk, door de genade van Onze-Lieve-Vrouw van La Salette (Bassette, pp. 286-287).
De tranen van de hemelse Koningin en de waarschuwingen van haar moederlijk Hart slaagden erin de harten te raken. Maar haar ernstige woorden troffen de geesten nog meer toen ze in de maanden na de Verschijning begonnen bewaarheid te worden, zodat de lach bevroor op de lippen van al degenen die de spot dreven met de “Boerenmadonna”. Het jaar 1847 was een jaar van hongersnood, dat meer dan honderdduizend slachtoffers eiste in Frankrijk en bijna een miljoen in Europa. Met Kerstmis waren er geen aardappelen meer, zoals de H. Maagd voorspeld had. Precies op datzelfde moment verscheen de druifluis (phylloxera), die de wijngaarden verwoestte. Voor noten – en men weet hoe belangrijk die zijn in de Dauphiné – betaalde men ongelooflijke prijzen, want er waren er geen meer. Alsof dat nog niet volstond, brak een epidemie uit die de kleinste kinderen, getroffen door de stuipen, decimeerde, en werd Frankrijk tweemaal getroffen door een verwoestende choleraplaag: naar het zeggen van ooggetuigen was één op drie personen die in 1856 naar La Salette op bedevaart trok in de rouw.
HET ENTHOUSIASME VAN DE HEILIGEN
Het is belangrijk om het feit te onderstrepen: heel de streek zette zich in beweging, niet alleen fysiek door de bedevaart naar de plaats zelf van de Verschijning te ondernemen, maar ook moreel door een zedelijke bekering in de lijn van de vermaningen van de « mooie Dame ». Het was in Frankrijk sinds de Revolutie van 1789 ook de eerste keer dat ontelbare pelgrims toestroomden zonder dat de geestelijkheid zich al uitgesproken had. De bedevaart van de eerste verjaardag was indrukwekkend: honderdduizend pelgrims onder een verschrikkelijke stortregen. De verhalen die er over gepubliceerd worden, slaan heel Frankrijk met verstomming.
Enkele dagen na die gedenkwaardige eerste verjaardag van de Verschijning schreef E.H. Gérin, deken van de kathedraal van Grenoble, het relaas ervan aan zijn vriend abbé des Genettes, de pastoor van Notre-Dame des Victoires in Parijs: « Ik ben op 19 september de berg van La Salette opgegaan, het is een van de mooiste dagen van mijn leven geweest. De weg was er vreselijk aan toe ten gevolge van de regen de dag tevoren, en dan spreek ik nog niet over de natuurlijke ruigheid ervan. Toen we tenslotte op de heilige berg aankwamen, zagen we tot onze verrassing een echt kamp van Israël, groepen van overal vandaan naast hun rijdieren. Nooit heb ik een dergelijk spektakel gezien... » (Bassette p. 82).
Er vinden mirakels plaats, veel zelfs, en van alle soorten. Eén ervan, de genezing van Marguerite Guillot, gebeurt onder de ogen van de toekomstige H. Julien Eymard, de apostel van de Eucharistie, op 8 september 1848. De genezen vrouw werd later medestichteres van de Dienaressen van het H. Sacrament. Pater Eymard van zijn kant hing met heel zijn geloof en voor altijd La Salette aan. Een andere heilige kwam enkele jaren later naar de plaats van de Verschijning: Don Bosco, die zich vanaf het begin verheugd had over het feit dat de Maagd Maria als vertrouwelingen twee arme kinderen gekozen had die slechts het dialect van de bergen spraken, naar het beeld van de jongeren aan wie hij op ingeving van de Hemel zijn leven en zijn werk wijdde. Don Bosco werd onmiddellijk de apostel en propagandist van de Boodschap van La Salette.
HET ONDERZOEK DOOR DE KERK
Ten overstaan van zo’n toevloed aan bedevaarders en zo’n overvloed aan genaden kwam het de Kerk toe om een uitspraak te doen over de waarheid van het feit van La Salette in zijn drie bestanddelen: de Verschijning op zich, de publieke boodschap en de geheimen meegedeeld aan elk van beide kinderen. Louis Bassette heeft in het reeds vermelde werk « Het feit van La Salette » op definitieve wijze aangetoond dat de Kerk haar opdracht perfect vervuld heeft, met wijsheid, voorzichtigheid en discretie, en dat haar overtuiging sindsdien berust op een onwrikbare basis.
In oktober 1846 worden Maximin en Mélanie ondervraagd door verschillende kerkelijke personen, die vervolgens rapporten richten aan de bisschop van Grenoble, Mgr. de Bruillard. Deze benoemt kort daarop een officiële onderzoeker, pater Rousselot, zijn vicaris-generaal en een van de beste theologen van het bisdom. Pater Rousselot komt in de loop van zijn onderzoek van onzekerheid tot geloof: hij zal een van de meest toegewijde en pientere verdedigers van La Salette worden. Voor het ogenblik beperkt hij er zich toe vast te stellen dat er onderlinge overeenstemming is tussen de ondervragingen, dat de beschrijvingen waarachtig zijn (omdat de kinderen niet in staat blijken te zijn om te bedriegen of bedrogen te worden) en dat de feiten niet kunnen herleid worden tot alleen maar natuurlijke krachten.
De antiklerikale pers trekt ondertussen alle registers open, wat de bisschop niet belet om in november 1847 een onderzoekscommissie te installeren; hij draagt er zorg voor daarin enkele tegenstanders binnen de clerus van zijn diocees te benoemen. Pater Rousselet wordt aangeduid als rapporteur. Zijn antwoorden op de twaalf tegenwerpingen tegen de waarachtigheid van de Verschijning (cf. Bassette pp. 135-147) verkrijgen de haast algemene instemming van zijn confraters, en zijn rapport met de titel « De Waarheid over het gebeuren van La Salette » wordt in augustus 1848 toegezonden aan paus Pius IX. De H. Vader vindt de tijd om er op te antwoorden, op 20 september, terwijl in Rome de revolutie suddert die hem kort daarop tot ballingschap zal dwingen: « Het is ons bijzonder aangenaam geweest te vernemen wat u vertelt over de grote toeloop van bedevaarders die van overal naar die plaats trekken om er de Allerheiligste Maagd Maria te vereren, en in het bijzonder te weten dat deze pelgrims daar de almachtige bescherming en hulp van de Moeder Gods afsmeken voor onze nederige persoon. Daarom is het ons grootste verlangen dat het volk waarover u spreekt ervan ingelicht wordt dat wij het onze apostolische zegen schenken. »
Mgr. de Bruillard had vanaf dat ogenblik zijn oordeel kunnen uitspreken, wat in zijn macht lag en wat hij ook vurig verlangde, maar het werd hem verhinderd door de vreemde manoeuvres van zijn metropoliet in Lyon, kardinaal de Bonald, die zelfs zo ver ging dat hij de tegenstanders van de echtheid van de Verschijning binnen de geestelijkheid van Grenoble steunde. Het is niet prettig het verhaal daarvan in Bassette (pp. 148 e.v. ) te lezen, maar deze dingen zijn ons niet vreemd: La Salette was vanaf het begin teken van tegenspraak, niet alleen vanwege de vijanden van buitenaf maar ook in de schoot zelf van de clerus – zoals Fatima 70 jaar later.
Bovenop deze ingehouden en kwaadwillige tegenstand kwam dan nog het zgn. “incident van Ars”. Op 24 en 25 september 1850 verbleef Maximin in Ars, waar hij de heilige pastoor ontmoette. Abbé Jean-Baptiste Vianney was La Salette tot dan zeer gunstig gezind; hij preekte de Boodschap, deelde medailles uit en spoorde zijn boetelingen aan op bedevaart te gaan naar de heilige berg. Maar na de ontmoeting met Maximin was hij op een pijnlijke manier terughoudend. Pas acht jaar later knoopte hij terug aan bij zijn oorspronkelijke overtuiging, nadat hij van de Hemel drie tekenen gekregen had die hij gevraagd had om van de kwellende twijfel verlost te worden. Mgr. Devie, de bisschop van Belley, zei over dit incident: « Wat in Ars is gebeurd, is slechts een beproeving en een storm die door de duivel opgewekt is. Het feit van La Salette zal er stralender uit te voorschijn komen. »
DE GEHEIMEN WORDEN OVERGEMAAKT
AAN DE PAUS
De nieuwsgierigheid van het publiek en de belangstelling van de geestelijkheid concentreerden zich al snel op de twee fameuze geheimen. Met alle mogelijke middelen probeerde men die aan de kinderen te ontfutselen, maar de herdertjes gaven blijk van een onwrikbare standvastigheid en weigerden ze aan iemand te verklappen. Ze herhaalden telkens opnieuw: « De Dame heeft ons verboden het te zeggen. » En toen men aan Maximin vroeg wat hij zou doen als hij moest kiezen tussen het geheim meedelen of sterven, antwoordde hij vastbesloten: « Dan zou ik sterven... Ik zou het niet verklappen. »
Toen kardinaal de Bonald op zijn beurt de geheimen wilde kennen, in maart 1851, argumenteerde hij dat zijn rol van “raadgever van de paus” hem er recht op gaf, zodat hij « ze zou kunnen overmaken aan Zijne Heiligheid » die dan in deze netelige kwestie eindelijk de knoop zou doorhakken.
De valstrik was laag bij de gronds, en toch scheelde het maar een haar of de kardinaal had zijn doel bereikt. De zienertjes schreven hun tekst los van elkaar op, Maximin op 2 juli en Mélanie op 6 juli. Maar het meisje verzette er zich formeel tegen dat haar geheim door iemand anders dan haar eigen bisschop aan de paus zou overgemaakt worden. Mgr. de Bruillard verzegelde dus zelf de twee omslagen, na de inhoud ervan gelezen te hebben, waarna zijn twee afgezanten (pater Rousselot en pastoor Gérin) ze op 18 juli persoonlijk overhandigden aan paus Pius IX. Het verloop van de audiëntie is ons bekend door een brief van pater Rousselot aan zijn bisschop:
« Zijne Heiligheid verbrak in onze aanwezigheid de zegels van de brieven en las ze. Bij die van Maximin gaf de H. Vader volgend commentaar: “ Dit getuigt van de onschuld en de eenvoud van een kind. ” Wij antwoordden dat de kinderen in de bergen woonden en dat ze sedert enkele maanden in opvoedingstehuizen verbleven.
« Om de brieven beter te kunnen lezen stond Zijne Heiligheid op en ging dichter bij het venster staan, waarvan hij een luik opende. Wij volgden hem. Na lezing van de brief van Mélanie zei de H. Vader ons: “ Ik moet deze brief met een rustig hoofd herlezen. ” Tijdens de lectuur van de bewuste brief was er een zekere emotie te zien op de wangen van de Paus. Zijn lippen trokken samen en zijn wangen zwollen lichtjes op.
« De H. Vader zei ons: “ Frankrijk wordt door rampen bedreigd. Uw land is niet alleen schuldig. Duitsland, Italië en heel Europa zijn schuldig en verdienen straffen. Ik heb minder te vrezen van Proudhon 1 dan van de religieuze onverschilligheid en het menselijk opzicht. Uw soldaten 2 knielen als ze me zien, maar enkel na eerst links en rechts gekeken te hebben of niemand hen in de gaten heeft. Het is niet zonder reden dat men over de strijdende Kerk spreekt, en dat u hier de Kapitein ziet [waarbij hij zijn rechterhand op zijn borst legde]... Ik heb uw boek doen onderzoeken door de promotor van het geloof Mgr. Frattini, en hij heeft me gezegd dat het een goed boek was, dat hij er tevreden over was, dat het de waarheid uitademde. ”
« De dag daarop zagen wij Zijne Eminentie kardinaal Fornari, aan wie ik eerbiedigmijn geschriften over La Salette aanbood. De kardinaal had kennis genomenvan de feiten tijdens zijn nuntiatuur in Frankrijk. Hij zei ons dat hij mijn werk met genoegen zou lezen. “ Voor het overige ”, voegde hij eraan toe, “ ben ik beangstigd door dergelijke voortekenen. Wij hebben in de godsdienst alles wat noodzakelijk is voor de bekering van de zondaars. Wanneer de Hemel dergelijke middelen aanwendt, betekent dit dat het kwaad ernstig is. ” »
In zijn persoonlijk verslag voegde pastoor Gérin deze hoogst belangrijke precisering toe: « Op basis van het weinige dat van de geheimen tot ons doorgedrongen is gelooft men dat Maximin het medelijden of het herstel van alle dingen aankondigt en dat Mélanie de verkondigster is van grote straffen » (Bassette p. 229).
Pius IX moedigde de bisschop van Grenoble aan om de bovennatuurlijke feiten van La Salette te erkennen in zijn hoedanigheid van ordinarius van de plaats. De Kerk zou zich eindelijk uitspreken bij monde van haar gezagsdragers.
DE OFFICIËLE ERKENNING
Mgr. de Bruillard liet zich niet aanporren om te vervullen wat hij als een heilige plicht beschouwde. Op 19 september 1851 publiceerde hij een mandement voor de vijfde verjaardag van de Verschijning, waarin hij bevestigde dat zij « in zichzelf alle karaktertrekken van de waarheid vertoont en dat de gelovigen gerechtigd zijn haar als onbetwijfelbaar en vaststaand te beschouwen » (art. 1). « Daarom, om aan God en aan de glorierijke Maagd Maria onze levendige erkentelijkheid te betonen, staan wij de cultus van Onze-Lieve-Vrouw van La Salette toe. Wij geven de toelating om deze cultus te prediken en de praktische en morele gevolgen te trekken die uit deze grote Gebeurtenis voortvloeien » (art. 3). « Wij verbieden uitdrukkelijk aan de gelovigen en de priesters van ons bisdom om publiekelijk, in gesproken of geschreven woord, stelling te nemen tégen het Feit dat wij vandaag proclameren, en dat bijgevolg het respect van iedereen vereist » (art. 5).
En hij besloot: « Wij drukken jullie op het hart, zeer geliefde broeders, in het licht van jullie hemelse maar ook jullie aardse belangen, om op een ernstige wijze tot inkeer te komen en boete te doen voor jullie zonden, in het bijzonder diegene begaan tegen het tweede en derde gebod van God. Wij drukken het jullie op het hart: wees gehoorzaam aan de stem van Maria, die jullie oproept tot boete en die jullie vanwege haar Zoon bedreigt met geestelijke en tijdelijke rampen wanneer jullie ongevoelig blijven voor haar moederlijke verwittigingen en jullie harten verharden. »
Een jaar later, op 1 mei 1852, kondigde de bisschop in een nieuw mandement de oprichting aan van een heiligdom op de berg van de Verschijning en de instelling van de missionarissen van Onze-Lieve-Vrouw van La Salette om het heiligdom te bedienen. De prelaat gaf uiting aan zijn vreugde en zijn dankbaarheid jegens « Haar die vanuit de Hemel naar onze bergen gekomen is om er in zekere zin een teken van verzoening en heil te planten, een stralende vuurtoren, een bronzen slang waarnaar de vrome zielen hun ogen gericht houden om de goddelijke toorn af te wenden en ons te genezen van ongeneeslijke wonden! »
Kort daarop, op 25 mei, wou Mgr. de Bruillard ondanks zijn hoge leeftijd – hij was 86 jaar! – absoluut te paard de beklimming van zijn “geliefde berg” ondernemen om er de eerste steen van het toekomstige heiligdom te wijden. Hoewel het onafgebroken regende trokken hele parochies in lange processies naar boven. Het was het Nunc dimittis van de vrome bisschop, die kort daarna zijn ontslag aanbood.
DE GOEDKEURING BEVESTIGD
Het kwam de nieuwe bisschop van Grenoble, Mgr. Ginoulhiac, toe om het werk van zijn voorganger te consolideren. Maar dat ging niet rimpelloos, want de oppositie had opnieuw de kop opgestoken. Gebruik makend van de liberale instelling van de nieuwe prelaat begonnen de tegenstanders artikels en schandalige pamfletten tegen La Salette in steeds grotere aantallen te verspreiden. Een verloren gelopen priester beweerde zelfs dat hij een zekere juffrouw de Lamerlière op het spoor gekomen was die zich op de berg voor de H. Maagd had laten doorgaan! Paus Pius IX maande Mgr. Ginoulhiac daarop aan tussenbeide te komen.
De bisschop nam het dossier dus terug ter hand, bestudeerde het zeer gewetensvol en maakte op 4 november 1854 een mandement bekend. Daarin hernieuwde hij op de meest uitdrukkelijke manier, en deze keer definitief, het leerstellig oordeel van zijn voorganger. Een maand later ging de bisschop naar Rome om er op 8 december de afkondiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis te aanhoren, dat de Onbevlekte zelf vier jaar later op schitterende wijze zou bevestigen in Lourdes. Zo ontrolde zich van de ene berg naar de andere de onbreekbare draad van de mariale orthodromie.
In La Salette zou de Kerk haar werk op onberispelijke wijze voortzetten. De bedevaarten, ondersteund door alle bisschoppen van Grenoble zonder uitzondering, zouden niet meer ophouden. De missionarissen van Onze-Lieve-Vrouw van La Salette namen de verspreiding van de devotie tot « Maria tweede Middelares van de mensheid » (Mgr. Ginoulhiac) ter harte: de almachtige en smekende Maagd die de straffen van Gods toorn afwendt van de zondige mensheid, op voorwaarde van op haar oproep te antwoorden en haar te gehoorzamen... Wat de zienertjes betreft, verklaarde Mgr. Ginoulhiac op 19 september 1855: « De zending van de herderskinderen is afgelopen, die van de Kerk begint. Zij kunnen zich verwijderen, in de wereld verdwijnen, ontrouw worden aan de grote genade die zij ontvangen hebben, maar de verschijning van Maria zal er niet door aan het wankelen gebracht worden; want zij is een vaststaand feit, en niets dat later nog gebeurt kan er met terugwerkende kracht invloed op hebben. »
(1) Pierre-Joseph Proudhon (1809-1865), Frans socialistisch en later anarchistisch denker (« Eigendom is diefstal »).
(2) Het Franse leger had door zijn overwinning van 29 juni 1849 op de troepen van Mazzini en Garibaldi de terugkeer van Pius IX naar Rome mogelijk gemaakt. De Fransen bezetten de Eeuwige Stad tot in 1866.