DE VERSCHIJNING VAN LA SALETTE

3. Een openbaring in de stijl
van het Oude Testament

HET meest controversiële onderdeel van de Verschijning van 19 september 1846 wordt natuurlijk gevormd door de geheimen die Onze-Lieve-Vrouw toevertrouwde aan haar twee boodschappers Maximin en Mélanie. Samen met Fatima is La Salette de enige door de Kerk erkende verschijning die een verborgen, profetisch, apocalyptisch verlengstuk heeft. Toen E.P. Giraud, generaal overste van de missionarissen van La Salette, de paus op een dag vroeg naar de inhoud van de geheimen van 1846, kreeg hij van Pius IX dit antwoord: « U wil de geheimen van La Salette kennen? Wel, het gaat om het volgende: “Als jullie geen boete doen, zullen jullie allemaal omkomen!” » (geciteerd in Max Le Hidec, Les Secrets de la Salette, 1969, p. 67).

Alvorens de kritische studie van de levens van de zieners en hun respectievelijke Geheimen te ondernemen, moeten we eerst terugkomen op het relaas zelf van de Verschijning.

Verschijning van La Salette

In dat relaas komen veel verrassende elementen voor. De H. Maagd komt naar de kinderen toe en kondigt hen aan dat zij hen groot nieuws wil bekend maken: « Kom dichterbij, kinderen, wees niet bang. Ik ben hier om jullie groot nieuws te vertellen. » Wat is dan dat « grote nieuws » waarvoor zij uit de Hemel is neergedaald naar die plaats?

Wanneer men dit tafereel beschouwt, met de gedachte er de verafbeelding van iets in te zoeken, dan denkt men onwillekeurig aan Adam en Eva in hun oorspronkelijke onschuld. Zij zijn helemaal alleen daar op die verlaten berg, ver van de beschaving, en er is God: « Zij hoorden Jahweh God in de koelte van de middag in de tuin wandelen... » (Gn 3, 8). Het komt niet helemaal overeen, maar toch... De kinderen zeiden dat ze deze “stem uit het paradijs” nooit vergeten zijn. Ze hebben ook een “paradijsje” gebouwd, en het versierd met alpenbloemen. De H. Maagd is er op gaan zitten, zij zetelt op hun paradijs, maar wel om te wenen... wegens de ondankbaarheid en de zonde van haar kinderen, die in dezelfde fouten vervallen als hun stamouders.

Of nog: de berg van La Salette is als de berg Sinaï, waar Jahweh zijn Wet aan Mozes gaf. Waarom het zo ver gaan zoeken? Omdat de Wet die de Maagd Maria op de berg in de Alpen in herinnering brengt, puur joods is. Het is de Wet van het Oude Testament. Toch ben ik bij de lectuur van het relaas vooral getroffen door het gebruik van de eerste persoon enkelvoud: « Ik heb jullie zes dagen gegeven om te werken, de zevende heb Ik voor mezelf voorbehouden en die wil men mij niet toestaan. » Eigenaardig toch? Het is de letterlijke herneming van een vers uit het boek Exodus (31, 15). De Maagd Maria neemt dus de plaats van God in, zij troont en vaardigt regels uit, waarbij ze de Wet van God voor haar eigen rekening neemt alsof het háár Wet is. Dat is werkelijk de eerste keer in de verschijningen van Onze-Lieve-Vrouw, en de laatste! In Fatima zal zij uitleggen dat het de wil van God is dat zij eerst komt en dat alles aan haar onderworpen is.

Hier in La Salette wordt de Naam van God, van onze geliefde hemelse Vader, niet genoemd. Het gaat om Haar en om... haar Zoon, die door de verrukte kinderen aanschouwd wordt als een levend kruisbeeld, als het ware “ingelegd in haar borst”, en dat de bron lijkt te zijn van het glorievolle licht dat haar omgeeft. Het is « de Naam van mijn Zoon » die belasterd wordt, het is « de arm van mijn Zoon » die verzwaart en het is « mijn Zoon tot wie ik onafgebroken moet bidden voor jullie ». Het volk van God is háár volk geworden, zij heeft het in erfenis gekregen: « Als mijn volk zich niet wil onderwerpen... Jullie moeten mijn woorden doorgeven aan heel mijn volk. » En een laatste evocatie van het boek Exodus: de bron die de zgn. kleine fontein van water voorzag, begon terug te stromen, wat ons herinnert aan het water dat in de woestijn uit de rots sprong.

In het boek Deuteronomium profeteert Mozes dat het volk de geboden van zijn God niet zal volgen; hij kondigt vervolgens straffen aan, maar ook – als het volk spijt betoont – schitterende beloningen. Dat is de moraal van het Oude Verbond, streng maar rechtvaardig en heilig, die hier hernomen wordt door de Maagd Maria, met ontstellende tijdelijke straffen: « de aardappelen en de druiven die rotten, het graan dat tot stof verpulvert, de hongersnood die daar het gevolg van is, de verschrikkelijke dood van de kleine kinderen... » Het is alsof we de beeldrijke taal van de profeet Amos horen, of de verscheurende weeklachten van Jeremias: « Jeruzalem, Jeruzalem, bekeer u tot de Heer uw God! » Met als bijkomend argument de tranen van een moeder... Eenzelfde bijbelse taal voor de belofte (volledig voorwaardelijk: « Als ze zich bekeren... ») van messiaanse oogsten: « De stenen en de rotsen zullen veranderen in stapels graan, en de aardappelen zullen zichzelf planten ».

De H. Maagd eist vervolgens van de kinderen dat ze goed bidden. Ze klaagt over het feit dat er in de zomer haast niemand naar de mis gaat, en in de winter maar weinig gelovigen. Tenslotte wordt de onthouding niet meer gerespecteerd: « Zij lopen naar de slager als honden! » Dat doet ons denken aan de voorschriften van de Wet die door de Joden in het Oude Testament nauwgezet moesten nageleefd worden. Is de Maagd Maria dan enkel uit de Hemel neergedaald om ons daaraan te herinneren?

Het antwoord is ja: zij is de Dienstmaagd van de Heer en zij is bereid tot de zware noodwendigheden van de dienst die haar opgedragen is: vermaningen tot haar volk richten, het door bedreigingen en beloften oproepen tot bekering, tot boete, tot gehoorzaamheid aan de wet van God en van de Kerk – en om te beginnen tot de eerbied die aan zijn Naam verschuldigd is en tot de heiliging van de dag die Hem toebehoort. Zij weet dat de rest zal volgen... Dat was de godsdienst van onze voorouders, nederig maar krachtig, die door de Hemel aanbevolen werd en die nooit zal veranderen.

Maar in het plan van God is La Salette ook de verwachting van een andere genade, uniek, schitterend en goddelijk: de verschijning van de Onbevlekte Ontvangenis en het geschenk van haar Hart, eerst in Lourdes, daarna in Fatima. De Verschijning van de Maagd van La Salette is in vergelijking daarmee de voorafbeelding, de schaduw van het Oude Testament vóór het licht van het Nieuwe Verbond.

Wat de zieners betreft, ook zij zullen hun zending volbrengen: de boodschap van de mooie Dame bekend maken aan heel haar volk. Maar daardoor zullen zij nog geen heiligen worden, en het is dat wat zo verbazend is aan La Salette! Het is pater Rousselot die mij in dit mysterie inzicht heeft gegeven door het subtiele theologisch onderscheid dat hij maakte: « Er is “gratia gratis data” geweest waarvan de kinderen de werktuigen waren », “genade die zomaar geschonken werd” om de zienertjes in staat te stellen hun zending te vervullen, « maar er is geen “gratia gratum faciens” geweest », geen “heiligmakende genade”, een gave die hen innerlijk volkomen zou veranderd hebben (cf. Bassette p. 399). Bekijken we het authentieke portret van beide kinderen [zie p. 5]. Zij werden uit hun haast onbeschaafde toestand gehaald om de boodschappers te zijn van de Hemelse Koningin! Zoals Adam en Eva leidden zij nadien een miserabel leven, waarbij ze hun gebreken behielden en onderworpen waren aan verleidingen, aan zonden zelfs... De H. Maagd heeft het toegestaan, heeft het gewild. Met welke bedoeling? Dat zullen we beter begrijpen wanneer we het leven van zowel Maximin als Mélanie aandachtiger bestuderen.