DE VERSCHIJNING VAN LA SALETTE

4. Het geheim van Maximin

« DE KLEINE JONGEN VAN DE H. MAAGD »

Maximin, in 1846.
Maximin Giraud in 1846,
11 jaar oud.

MAXIMIN Giraud, die op 27 augustus 1835 geboren werd in Corps, had niets van een bevoordeeld kind. Zijn vader, van beroep wagenmaker, kon financieel amper rondkomen omdat hij teveel in het plaatselijk cabaret rondhing; zijn moeder was gestorven toen hij nog maar één jaar was. Hij was speelziek en een deugniet, en kon geen moment zijn armen of zijn handen stil houden (tijdens de Verschijning, toen de Dame aan Mélanie haar geheim meedeelde, amuseerde Maximin er zich mee stenen te gooien!). Hij had een goed hart en was volkomen onbaatzuchtig. Toch had hij tot de leeftijd van elf jaar eigenlijk geen enkele vorm van opvoeding genoten, geen school en geen catechismus; hij ontsnapte uit de kerk als men hem er naartoe bracht en zijn vader had twee jaar nodig om hem het Onzevader en het Weesgegroet aan te leren...

De gebeurtenis van 19 september 1846 haalde zijn leven overhoop. Dezelfde avond nog deed hij voor de eerste keer zijn relaas voor de voltallige familie Pra, zonder alles wat hij vertelde goed te begrijpen. Toen hij ging slapen en een Onzevader en een Weesgegroet wou opzeggen zoals de Mooie Dame hem gevraagd had, kon hij zich de woorden niet herinneren en huilde bittere tranen...

Vanaf midden oktober ging hij naar de school van de zusters van de Voorzienigheid om er te leren lezen en schrijven. Op straat zei men toen hij voorbijging: « Daar is de kleine jongen van de H. Maagd. » Kort daarna werd hij net als Mélanie in het pensionaat opgenomen. Ze bleven er ongeveer vier jaar. Pas in mei 1848 konden ze tenslotte samen hun eerste communie doen. De overste van de religieuzen, zuster Heilige-Thecla, had de wijsheid om de kinderen zoveel mogelijk uit de openbaarheid te houden, maar ze kon niet beletten dat pelgrims en nieuwsgierigaards hen voortdurend kwamen lastigvallen.

Maximin herhaalde altijd met dezelfde ernst zijn relaas, en zijn antwoorden op de gestelde vragen rolden er onmiddellijk uit, duidelijk en ad rem. We geven hieronder enkele voorbeelden.

Mgr. Darboy, de toekomstige aartsbisschop van Parijs, vroeg hem vol ongeloof: « Hoe kan het nu dat de H. Maagd Frans tegen jou gesproken heeft terwijl ze wist dat je die taal niet beheerst? Is dat niet wat gek en dus onaanvaardbaar [sic]? Wat zou je zeggen wanneer ik op dit moment tegen jou een lange toespraak in het Grieks zou afsteken, die jij niet begrijpt? »

Waarop Maximin: « En wat zou u op uw beurt hiervan zeggen, Monseigneur: ik heb de woorden maar één keer gehoord en kan ze toch overal opzeggen zonder me te vergissen, en iedereen begrijpt me terwijl ik ze zelf niet begrijp? »

Een pastoor zei hem eens: « Je bent een kleine leugenaar, ik geloof je niet.

Meneer pastoor, ik heb de opdracht gekregen u de woorden mee te delen, niet ze u te doen geloven.

– Ik denk dat je helemaal geen geheim hebt.

Waarom komt u dan van zover om me ernaar te vragen?

– Verveelt het je niet alle dagen dezelfde woorden te herhalen?

En u, meneer pastoor, verveelt het u niet om elke dag de Mis te zeggen? »

En tegen kanunnik Chambon, in 1847: « Als de paus je zou vragen naar het geheim, dan zou je verplicht zijn het hem mee te delen, want de paus staat toch hoger dan de H. Maagd?

De paus hoger dan de H. Maagd! Maar de H. Maagd is de koningin van alle heiligen. Als de paus zijn plicht goed doet, zal hij heilig worden, maar hij zal altijd minder zijn dan de H. Maagd. En als hij zijn plicht niet doet, zal hij harder gestraft worden dan de anderen.

– Maar misschien is het de duivel die je dat geheim toevertrouwd heeft?

Neen, want de duivel draagt geen kruisbeeld en hij zou het vloeken niet verbieden. »

EERSTE STRUBBELINGEN

De dood van zijn vader in februari 1849 was voor de jongen een wrede beproeving; hij was nu wees. Het leven in het klooster van de Voorzienigheid begon te wegen. Na drie opeenvolgende vluchtpogingen vertrouwden de zusters hem toe aan zijn wettelijke voogd. Hij kwam terecht bij een rijke graaf, die de indiscretie zo ver dreef dat hij Maximin zijn kasteel beloofde als hij hem zijn geheim wilde verklappen! Later gaf de herdersjongen toe: « Ik stond op het punt het geheim te verraden, toen mijn geheugen me plotseling in de steek liet. Ik kon geen woord meer uitbrengen. Ik was met stomheid geslagen en ik begreep mijn fout door deze verwittiging van Onze-Lieve-Vrouw. »

Op 19 september 1849, de derde verjaardag van de Verschijning, was hij terug in La Salette. Daar had hij op de berg een vreemde ontmoeting met aanhangers van een zekere baron de Richemont, een avonturier die zichzelf liet doorgaan voor de uit de gevangenis van de Temple ontsnapte koning Lodewijk XVII. Deze aanhangers waren ervan overtuigd dat hun idool bij naam vernoemd werd in het geheim van Maximin, en hadden de jongen daarover al eens aangesproken – met negatief resultaat. Nu stelden ze hem voor met hen mee te gaan naar Ars, om er « de heilige die in de gewetens kan lezen » te raadplegen. Mgr. de Bruillard, de bisschop van Grenoble, werd van deze ontmoeting op de hoogte gebracht en was zo wijs zich ertegen te verzetten dat Maximin de grenzen van het diocees zou overschrijden. Maar men negeerde zijn verbod. Deze ongehoorzaamheid had pijnlijke gevolgen, zoals in het eerste deel van deze studie uiteengezet.

Op de terugweg brachten de aanhangers van het “survivantisme” Maximin tot bij de (valse) baron de Richemont. De jongen deed zijn gewone verhaal, en wou dan onmiddellijk vertrekken. Nadien zou hij zich nog vaak op een mysterieuze manier aangetrokken voelen door de royalistische milieus, zonder ooit iets van het geheim bekend te maken, terwijl hij toch door zijn houding liet merken dat de Hemel zich geïnteresseerd had voor de terugkeer op de troon van de Allerchristelijkste Koning.

DE REDACTIE VAN HET GEHEIM

Na zijn terugkeer uit Ars werd Maximin leerling aan het kleinseminarie van Grenoble. Zijn leraren gaven er zich snel rekenschap van dat zijn onstabiel karakter een obstakel was voor het priesterschap. « Hij is aan de lichtzinnige kant, een beetje verstrooid, maar ik denk toch dat zijn geloof diep is », verklaarde de superior over hem.

Het was daar dat men hem op 2 juli 1851 kwam halen om hem naar het bisdom te brengen waar hij zijn geheim moest neerschrijven:

« Meneer Dausse, die hem begeleidt, geeft hem de raad goed na te denken over wat hij gaat doen. De jongen is echter niet ongerust. “ Ik herinner me goed alles wat me gezegd is. U zal zien hoe snel ik alles opschrijf, zonder naar mijn woorden te moeten zoeken. ”

« Maximin doopt de pen in de inktpot en schudt ze zomaar uit op het parket (waarvoor hij van de getuigen, die vanop een afstand toekijken, een berisping krijgt). Hij schrijft: Op 19 september 1846 heb ik een Dame gezien, schitterend als de zon. Ik denk dat het de H. Maagd was, maar ik heb nooit gezegd dat zij het werkelijk was. Het is aan de Kerk om te oordelen of het inderdaad de H. Maagd was of iemand anders, door wat ik hierna zal zeggen. Ze heeft het me toevertrouwd in het midden van haar toespraak, na volgende zin: “De druiven zullen rotten en de noten slecht worden.”

« De jongen toont deze inleiding aan meneer Dausse, die instemmend knikt. Dan zet hij zich terug aan het bureau te schrijven, snel, zonder te pauzeren, alsof hij een tekst kopieert. Wanneer hij klaar is, staat hij recht... en gooit het blad dat hij beschreven heeft in de lucht. “ Nu ben ik ervan af ”, zegt hij, “ ik heb geen geheim meer, ik ben zoals de anderen. Niemand hoeft me nog iets te komen vragen, iedereen kan zich tot de Paus richten, hij zal spreken als hij dat wil. ”De twee getuigen zien het papier op de grond liggen: een echt kladblad, slordig geschreven en vol inktvlekken. Men dwingt de jongen te herbeginnen, waartegen hij eerst protesteert, maar dan schrijft hij alles netjes over. Monseigneur wordt verwittigd, die Maximin opdraagt zijn tekst in een omslag te steken en die dicht te kleven. Meneer Dausse komt tussenbeide: hij vraagt de bisschop de tekst eerst te lezen, om te vermijden dat de H. Vader een mededeling onder ogen zou krijgen die hem onwaardig is. Mgr. de Bruillard aarzelt maar volgt de raad toch op. Daarna kleeft Maximin de omslag dicht, waarna het bisschoppelijk zegel er op geplaatst wordt. De twee getuigen bevestigen schriftelijk dat Maximin de inhoud zelf geschreven en ondertekend heeft, zonder enige beïnvloeding » (Louis Bassette, Le Fait de La Salette (1846-1854), Parijs 1955, pp. 211-212).

Pater Parent vermeldt in zijn « Leven van Maximin » (1913) dat de jongen in de zomer van datzelfde jaar 1851 iets doms deed dat hem later nog veel moeilijkheden zou opleveren: « Alles wat de geschiedenis aan de vertrouweling van Maria zou kunnen verwijten met betrekking tot zijn geheim is dat hij, enkele weken later, op 11 augustus 1851, een soort van profetische openbaring neerkribbelde om plezier te doen aan meneer Dausse, die hem bleef lastigvallen. Deze vrome leek bewaarde het kattebelletje van Maximin zorgvuldig. Maar later, en vooral vlak voor zijn dood, protesteerde de ziener tegen meneer Dausse die geloofde dat hij het echte geheim bezat, terwijl hij in werkelijkheid slechts een “ profetische fantasie ” gekregen had, zoals Maximin er soms schreef aan religieuzen die hem lastig vielen om de toekomst te kennen » (aangehaald door Max Le Hidec, Les Secrets de La Salette, 1969, p. 81).

De brave meneer Dausse was dan wel bedrogen in zijn goedgelovigheid, maar zijn oordeel over de ziener getuigde van doorzicht toen hij in 1879 schreef: « Door geen paal en perk te stellen aan de vrijheid die alle nieuwsgierigaards hadden om hem te zien, te ondervragen en te aanhoren heeft men de vormingsjaren van Maximin opgeofferd... een fout die men wijs genoeg vermeden heeft bij Bernadette » (Bassette p. 419).

BIJNA OP DE TROON: HENRI V

TOEN de laatste koning van de Bourbons, Charles X, tijdens de Julirevolutie van 1830 verjaagd werd en aftrad, werd hij opgevolgd door een usurpator: Louis-Philippe van Orléans, als « koning der Fransen » een constitutioneel monarch.

De aanhangers van de wettige traditie of legitimisten stelden hun hoop op de verbannen kleinzoon van Charles X, Henri, die als graaf van Chambord in het Oostenrijkse kasteel van Frohsdorf verbleef.

Toen Frankrijk in september 1870 bij Sedan een verpletterende nederlaag leed tegen Pruisen, waardoor het Tweede Keizerrijk ten val kwam, bekwamen de royalisten een meerderheid in de Nationale Vergadering. De orleanisten sloten een verbond met de legitimisten om Chambord op de troon te brengen als Henri V, en nooit was de restauratie van de Franse monarchie dichterbij dan toen. Maar de graaf aarzelde, wierp bezwaren op, wou niet weten van de tricolore vlag van de Revolutie... en de gunstige gelegenheid ging onherroepelijk voorbij.

EEN GEMAKKELIJK SLACHTOFFER

In oktober 1851 begon een nieuwe etappe in het leven van Maximin: hij had zijn geheim doorgegeven en de Kerk had in de persoon van Mgr. de Bruillard de waarheid van de Verschijning erkend en de verdere verspreiding van de boodschap op zich genomen. Maar hij bleef nog altijd de ziener van La Salette... met al zijn onvolmaaktheden! Na een jaar in een ander kleinseminarie van het bisdom doorgebracht te hebben werd hij toevertrouwd aan een heilige priester, abbé Champon, pastoor van Seyssins. Daar bleef hij drie jaar; hij ging verder met zijn studies, koste wat het kost, waarbij hij veel verdienste en weinig kennis opdeed...

In die tijd waren er veel slechte priesters en hatelijke journalisten die allerlei laster over Maximin en Mélanie rondstrooiden, met de bedoeling de Verschijning gemakkelijker in diskrediet te brengen.

Op een keer had abbé Champon een week in Lyon doorgebracht. Bij zijn terugkeer werd hij aangeklampt door enkele goed bedoelende parochianen:

« Meneer pastoor, u moet iets doen met uw student. Terwijl u in Lyon was, heeft Maximin uw zus geslagen en zich meester gemaakt van het geld van de pastorij. Daarmee is hij in Grenoble een dag en een nacht lang gaan feesten, en 's morgens vroeg heeft men hem stomdronken op de Place Grenette teruggevonden! »

De pastoor is als aan de grond genageld: « Dat is erg. Wanneer is het precies gebeurd?

– Vorige week, terwijl u op reis was, en woensdagochtend werd de kerel op de Place Grenette opgeraapt.

– Wel, dan moet ik u zeggen dat dit verhaal van de eerste tot de laatste letter verzonnen is. Maximin is met mij meegegaan naar Lyon. Hij is die acht dagen niet van mijn zijde geweken en woensdagochtend diende hij mijn mis in Fourvière en ging te communie... »

De contacten die de jongen had gehad met de survivantisten werden door de tegenstanders misbruikt om La Salette voor te stellen als een “bedoening van royalisten”. Mgr. Ginouilhac was er door aangedaan en regelde de kwestie in zijn mandement van 4 november 1854: « De totale en absolute onwetendheid van Maximin ten overstaan van het bestaan zelf van Lodewijk XVII [...] maakt dat het uitgesloten is dat de Verschijning van La Salette het werk zou zijn van aanhangers van deze vorst. »

Niettemin wees de bisschop Maximin streng terecht, omdat hij zich te gemakkelijk had laten misbruiken door bepaalde figuren: « Zij wilden hem een bepaalde rol laten spelen waardoor hij zichzelf op de duur belangrijk ging vinden... »

DE VAGEBOND VAN ONZE-LIEVE-VROUW

In 1856 vertrouwde abbé Champon zijn leerling toe aan één van zijn broers, die jezuïet was en hoogleraar theologie aan het seminarie van Dax in de Landes. Talrijke vriendschappen, veel bezoeken: werk en meditatie leden eronder... Maximin, ondertussen 21 jaar, bleef een groot kind, een onverbeterlijke kwajongen die de bergen van de Dauphiné miste en steeds sterker het gevoelen had dat hij niet bekwaam was voor het priesterschap. « Hoewel ik de toekomst niet kan voorzien, heb ik voor het ogenblik de zwarte gedachte dat ik in soutane meer kwaad dan goed zal doen voor de eer van God », schreef hij in maart 1857 aan zuster Heilige-Thecla, aan wie hij altijd al verknocht was geweest.

Tenslotte keerde hij in 1858 naar zijn geboortestreek terug. Hij was eerst in dienst bij de belastingontvanger La Tronche, daarna bij een mecanicien. Vervolgens trok hij naar Parijs, waar hij verschillende maanden van de ene naar de andere plaats rondzwierf, zonder centen en ongelukkig. Slechte kameraden probeerden hem mee te krijgen naar oorden van verderf, maar hij doorzag hen en zijn hart bleef altijd zuiver, dankzij een speciale bescherming van zijn Dame; vaak knielde hij aan haar voeten neer in de kerk van Saint-Sulpice. Het echtpaar Jourdain, handelaars op rust, kreeg medelijden met de arme, ontwortelde jongeman en adopteerde hem in 1861. Hij bleef drie jaar bij hen en volgde in die periode lessen aan de faculteit geneeskunde, om de zieken beter te kunnen verzorgen. Andere weldoeners bekommerden zich om hem: de Spaanse graaf van Penalver, de markiezin van Pignerolles; deze laatste bood hem op een dag een grote som geld aan met de bedoeling dat hij naar het Oostenrijkse Frohsdorf zou trekken om er de graaf van Chambord te ontmoeten, de wettige troonpretendent van Frankrijk [zie kadertekst p. 5].

De graaf van Chambord
De graaf van Chambord, voor de legitimisten koning Henri V van Frankrijk (1820-1883). « God alleen zal het koningschap herstellen », zou Maximin hem in april 1865 tijdens een onderhoud in Frohsdorf gezegd hebben.

De historici blijven over het algemeen niet lang stilstaan bij dat mysterieuze onderhoud dat eind april 1865 plaatsvond: « Nutteloze kosten voor een allesbehalve hartelijk onderhoud », schrijft Henri Voilin. « Gelukkig [sic] ontsnapte La Salette eens te meer aan de greep van de politiek » (La Salette, montagne prophétique, p. 120). Al te vlug gezegd, als men weet hoezeer de ziener gehecht was aan de wettige monarchie:

« Maximin was een loyale aanhanger van de graaf van Chambord. We hebben daar twee bewijzen van. Naar het voorbeeld van de kartuizers en andere religieuzen, die het wapen van hun orde op hun producten plaatsten, had hij zelf ook zijn blazoen. Het werd hem aangewezen door de gravin van Chambord en daarna geschilderd door M. de Grammont, die er op 2 februari 1869 volgende verklaring van gaf: drie lelies, die symbool staan voor de gehechtheid aan Onze-Lieve-Vrouw van La Salette, de paus en de koning. En in een brief van 24 juli 1874 schreef Maximin volgende regels: “ Ik heb er het volste vertrouwen in dat onze koning zal komen... De Kamer schiet tekort in haar zending en Mac-Mahon1 in zijn plicht, door de koning niet te gaan opzoeken en hem aan te bieden wat men hem verschuldigd is, niet in het minst om Frankrijk te redden ” » (Le Hidec, p. 86).

Moeten we dan markies de la Franquerie geloven die het verslag aanhaalt van het onderhoud dat de troonpretendent had met Maximin? De ziener zou aan de graaf van Chambord gezegd hebben dat deze nooit de Franse troon zou bestijgen, maar « God wil dat wij het geheim bewaren. Het is Hij alleen die het zichzelf voorbehoudt het koningschap te herstellen. » Als deze woorden waar zijn, verklaren ze misschien de aarzelende houding van de pretendent in 1873.

Van Wenen begaf Maximin zich naar Rome, waar hij zich engageerde als pauselijk zoeaaf ten dienste van de H. Vader, voor de verdediging van de Pauselijke Staten. Hij werd daarbij geholpen door kardinaal de Villecourt, voormalig bisschop van La Rochelle en in Frankrijk de toegewijde apostel van de Onbevlekte Maagd en La Salette; deze prelaat gaf Maximin het benodigde geld voor zijn engagement, maar op voorwaarde dat hij zijn identiteit niet zou bekendmaken.

Onder de zoeaven bevond zich een toekomstige jezuïet, Henri le Chauff de Kerguenec, die tijdens het avondgebed opmerkte « hoe devoot deze man bad en hoe hij met werkelijk warme en smekende blikken opkeek naar het beeldje van Onze-Lieve-Vrouw ». Het kostte hem weinig moeite de anonimiteit van Maximin te doorprikken, en ze werden vrienden. Hij schreef later over de ziener: « In een gewoon gesprek is de herder van Corps eerder oppervlakkig, al heeft hij wel een klare kijk. Maar wanneer hij over de Verschijning spreekt, is hij niet meer dezelfde. Het kan niet anders of het is de H. Maagd die hem inspireert, want hij is dan van een bewonderenswaardige helderheid en logica. Zelfs de knapst geformuleerde tegenwerpingen zijn voor hem slechts een spel, en hij weerlegt die allemaal met meer gemak dan een kind een zelf gebouwd kaartenkasteel omver gooit. »

Maar zes maanden later verliet Maximin de zoeaven, keerde terug naar Frankrijk en zocht opnieuw zijn pleegouders op.

TERUGKEER NAAR CORPS

In 1868 trok hij zich definitief terug in zijn geboortedorp Corps, waar het echtpaar Jourdain hem twee jaar later vervoegde. Hij weigerde om te huwen: « Wanneer men de H. Maagd gezien heeft », vertrouwde hij enkele intimi toe, « kan men zich aan niemand op aarde hechten. » Hij wou graag een beroep uitoefenen, « om de kost te verdienen in het zweet mijns aanschijns ». Dan volgden jaren van ellende en honger, die hem ertoe brachten een soort van likeur te fabriceren, een initiatief dat hem alleen maar teleurstellingen en gezichtsverlies opleverde; eens te meer was hij het slachtoffer van zijn naïviteit die handig uitgebuit werd door een oplichter.

Zijn enige troost was de beklimming van de berg, in het bijzonder op de verjaardag van de Verschijning. Toen hij op 19 september 1871 eens te meer zijn verhaal deed aan de bedevaarders, eindigde hij met deze woorden: « Toen ging de H. Maagd in die richting naar boven [wijzend]. En toen ze daar was aangekomen steeg ze op, ze verdween en ze liet mij achter met al mijn gebreken » (aangehaald door een ooggetuige, pater Bossan).

Dezelfde pater zocht Maximin twee dagen later op in Corps.

« Wat moet ik zeggen tegen hen die jou en Melanie ervan beschuldigen gebreken te hebben?

Dan moet u hen vragen welke gebreken.

– Men zegt dat jij lichtzinnig en onstandvastig bent.

Dat zijn geen gebreken.

– Het zijn geen ondeugden maar wel gebreken.

Ik ben zoals iedereen, ik ben niet volmaakt.

– Ikzelf heb altijd gezegd dat je een goede christen bent, want dat is de waarheid... Heeft de Verschijning geen bijzonder effect op jou gehad? Ik wil zeggen: heeft ze jou geen bijzondere genade gebracht om jezelf te verbeteren, heilig te leven?

Dat kan ik niet zeggen. Ik heb niets bijzonders ervaren, maar de H. Maagd heeft me een heel christelijke opvoeding geschonken bij de zusters van Corps. Ze heeft me omringd met zeer stichtende priesters. Heel mijn jeugd heb ik doorgebracht in een milieu waarin alles me op het goede wees en afhield van het kwade. Zonder de Verschijning had ik ver verwijderd van de goede God kunnen zijn en heel slecht kunnen worden zoals zoveel anderen – misschien zelfs lid van de Internationale of van de Commune! Het is dus een heel grote genade die ze me geschonken heeft me in het milieu te bewaren waarin ik geleefd heb en me de godsdienstige overtuiging te geven die ik heb.

– Dat zijn zeker grote genaden. Maar veel mensen die niet nadenken zouden je als een heilige willen zien en niet gewoon als een goede christen.

Maximin als pauselijk zoeaaf.
Maximin als pauselijk zoeaaf.

Wel, dat zijn dan dwazen. Met zo'n mensen kan men niet redeneren. De Verschijning en ik zijn twee verschillende zaken. Ik ben maar een werktuig geweest. Het water mag zolang als het wil door een zilveren of een gouden goot lopen, het zal nooit wijn worden, niet meer dan wanneer het door een houten goot zou lopen. De genade van de Verschijning loopt langs het kanaal van mijn persoon, maar verandert die niet.

– Ben je er werkelijk van overtuigd slechts een instrument in de handen van Onze-Lieve-Vrouw geweest te zijn?

– Jazeker. Wij waren slechts een kanaal, wij waren slechts papegaaien die herhaald hebben wat ze gehoord hadden. Wij waren dom vóór de Verschijning, wij bleven dom erna en wij zullen ons hele leven dom blijven » (aangehaald door Jaouen, De genade van La Salette in de ogen van de Kerk, p. 251)

Wat een onschuld! Maximin maakte zich geen enkele illusie over zichzelf, maar de wederwaardigheden van zijn onstabiel leven vielen in het niets tegenover het onbegrijpelijk mysterie dat de mooie Dame hem, een arme onwetende koeherder, had uitverkozen als haar boodschapper.

De nederigheid belette hem nochtans niet indien nodig op zijn stuk te staan, vooral als zijn Geheim op het spel stond. Toen in 1871 een brochure verscheen met als titel « Laatste openbaringen over nakende gebeurtenissen », waarin de schrijver beweerde de tekst van het echte geheim van Maximin openbaar te maken – de kladtekst die de herdersjongen op het bisdom had moeten opnieuw schrijven – reageerde Maximin bijzonder energiek: « In aanwezigheid van Monseigneur, kanunnik de Taxis en M. Dausse heb ik de kladversie van mijn geheim verbrand. Ik heb de kopie verzegeld met het blazoen van Monseigneur en hem vervolgens de brief overhandigd om naar Rome gebracht te worden. Dat is de zuivere en eenvoudige waarheid. [...] Wat mij betreft, ik zal in de toekomst zijn wat ik altijd geweest ben: van een totale zwijgzaamheid over dit onderwerp. En als ik ooit de opdracht zou krijgen het geheim publiek te maken, dan zou ik dat nooit doen zonder de toestemming van mijn bisschop die het zelf zou verantwoorden in Rome. Op die manier zou ik altijd zeker zijn in de lijn van mijn plicht te blijven en terzelfdertijd onderworpen aan de Allerheiligste Kerk, onze goede Moeder » (2 februari 1872).

« EEN BENIJDENSWAARDIGE DOOD »

Zijn gezondheid ging achteruit. Op 4 november 1874 – hij was toen 39 jaar oud – ondernam hij zijn laatste bedevaart naar La Salette; het was ook de laatste keer dat hij in het publiek de woorden van de mooie Dame herhaalde. Daarna ging hij terug naar zijn geboortehuis om zich voor te bereiden op de dood met de vroomheid van het kind dat hij altijd gebleven was. Devote vrouwen, zuster Heilige-Thecla en mevrouw Jourdain, bleven bij hem.

Op maandag 1 maart 1875 voelde hij zijn einde naderen en vroeg hij de laatste sacramenten. Hij beantwoordde vroom de gebeden van de stervenden en ontving de H. Communie. Hij had moeite om de hostie door te slikken en vroeg wat water van La Salette. Men gaf er hem enkele druppels van, waarop hij zachtjes de geest gaf. Een missionaris van La Salette die hem bijstond in zijn laatste ogenblikken verklaarde: « Ik zou in zijn plaats willen zijn. »

Zijn testament was als volgt opgesteld:

« In de naam van de Vader en de Zoon en de H. Geest. Amen.

« Ik geloof in alles wat de heilige, apostolische en Roomse Kerk onderwijst, in alle dogma's die onze H. Vader de Paus, de verheven en onfeilbare Pius IX, gedefinieerd heeft.

« Ik geloof vol overtuiging, zelfs ten koste van mijn bloed, in de beroemde verschijning van de Allerheiligste Maagd op de heilige berg van La Salette, op 19 september 1846, verschijning die ik verdedigd heb in woorden, geschriften en lijden.

« Dat na mijn dood niemand komt verzekeren of zeggen dat hij mij heeft horen terugkomen op de grote gebeurtenis van La Salette: want door zo te liegen tegenover de hele wereld zou die persoon zichzelf beliegen.

« In die gevoelens schenk ik mijn hart aan Onze-Lieve-Vrouw van La Salette. »

SYMBOOL VAN DE VRIJGEKOCHTE ADAM

Dat is het leven van de herder Maximin, een arm leven van ronddwalen en ongeluk, vol tegenspraken en mislukkingen, vol doornen en onkruid. In zijn eigen tijd al werd hij miskend en geminacht, en in de ogen van de meeste hedendaagse aanhangers van La Salette staat hij volledig in de schaduw van Mélanie. Wij hebben dat leven willen vertellen omdat Maximin ons het symbool lijkt van Adam, maar een vrijgekochte Adam, die zijn kruis draagt, die verleid wordt om opnieuw te vallen maar die de verleiding overwint door zijn nederig en biddend geloof. Onze-Lieve-Vrouw had ongetwijfeld haar redenen om deze kleine, onwetende herdersjongen, met een hart zuiver en eenvoudig als een bergbron, uit te kiezen. Hij heeft geleefd en is gestorven zoals hij geboren is, arm, zonder enig voordeel te halen uit zijn zending die hij nochtans met een bewonderenswaardige trouw vervuld heeft, alvorens te sterven in de armen van de Kerk en van de Maagd Maria.

Zijn innerlijke kracht kwam voort uit zijn Geheim, dat schitterde in zijn hart als een lamp die brandt in de nacht. Is het bij wijze van besluit toch mogelijk enkele hypothesen te formuleren over de inhoud ervan? Zijn biograaf, pater Parent, stelt de vraag en antwoordt als volgt:

« Ja, op basis van enkele aanwijzingen. Natuurlijk kan de boodschap van de herder enkel die van de herderin bevestigen, of minstens er niet helemaal in tegenspraak mee zijn; beide moeten elkaar aanvullen, naar het voorbeeld van de Evangelies... Bovendien moet elk geheim speciale profetieën bevatten of een bijzonder karakter hebben. Wat zou dan dat bijzondere in het geheim van Maximin zijn? Het zou vooral de triomf van de Kerk aankondigen en meer bepaald zou het de politieke redder aanduiden, die in zoveel profetieën wordt genoemd onder de volkse naam van de Grote Monarch. »

We hebben gezien hoe we die terugkeer van de koning, de zoon van de H. Lodewijk, moeten interpreteren: niet de zogezegd in leven gebleven Lodewijk XVII, niet de wettige troonpretendent, de graaf van Chambord... maar een andere – later!

« Wat de triomf van de Kerk betreft, die wordt naar mijn mening aangeduid door de aandrang van de kleine herder uit de Alpen om zijn houten kruis te planten op de plaats genaamd “Tenhemelopneming van Maria”, waar Onze-Lieve-Vrouw opsteeg naar de hemel, triomfantelijk, met haar blik in de richting van Rome. Pius IX is, meer dan zijn twee opvolgers, de beproefde en gekruisigde paus geweest, volgens het zo toepasselijke devies van Malachias: crux de Cruce; toch hebben waarnemers opgemerkt dat deze Opperherder over het algemeen een grote sereniteit uitstraalde, en vaak heeft hij plechtige woorden van vertrouwen in een betere toekomst uitgesproken – die wij spijtig genoeg nog niet gezien hebben, helaas. Welnu, men schrijft de opvallende kalmte van de vrome Pius IX toe aan zijn kennis van de twee geheimen van La Salette.

« In 1869 schreef Maximin aan zijn Spaanse weldoener, de graaf van Penalver, volgende merkwaardige woorden: « Ik word er niet moe van te bidden voor Pius IX, die de grootste figuur is die wij in ons tijdperk bezitten. Hij houdt veel van Onze-Lieve-Vrouw van La Salette, die hem ondersteunt in zijn moeilijkheden en bijstaat in het bestuur van de Kerk. Vaak maakt hij een allusie op een publiek of een geheim woord van de mooie Dame... » (pp. 82-83).

Maximin en Pius IX, de kleine herder van Corps en de grootste paus van de negentiende eeuw, verkozen in 1846, het jaar zelf van de Verschijning! Zijn zij allebei niet, ieder op zijn manier, een symbool van de trouw van de katholieke Kerk te midden van de zwaarste beproevingen, wachtend op de onbetwijfelbare realisatie van de beloften van hun aanbeden Heer en zijn geliefde Moeder?


(1) Patrice de Mac-Mahon, maarschalk van Frankrijk onder keizer Napoleon III, werd in 1873 president van de Derde Franse Republiek. Omdat hij doorging voor koningsgezind verwachtten de royalisten van hem dat hij Chambord op de troon zou brengen, maar die hoop kwam niet uit.