DE ZWARTE MADONNA
VAN CZESTOCHOWA

DE ICOON IN HET KLOOSTER OP DE BERG

DE geschiedenis van Czestochowa gaat terug tot de veertiende eeuw. Hertog Wladislaw van Opole (Silezië) stichtte in 1382 op de latere “ stralende berg ” (Jasna Góra), een heuvel vlakbij wat toen nog een onbeduidend stadje was, een klooster voor de orde van de pauliners. Deze orde, van wie de patroonheilige Sint-Paulus van Thebe was (een heilige uit de 4de eeuw die in de Egyptische woestijn leefde), was opgericht in Hongarije en genoot de bijzondere bescherming van de hertog.

Wladislaw stelde de monniken aan tot behoeders van de mysterieuze icoon van de Zwarte Madonna, waarvan geloofd werd dat Sint-Lucas ze geschilderd had. Een vrome legende stipt zelfs aan dat de evangelist een plank van de tafel van de H. Maagd als drager voor het schilderij zou gebruikt hebben. Had de H. Helena de afbeelding aangetroffen in Jeruzalem tijdens haar bezoek aan het H. Land en meegenomen naar de nieuwe hoofdstad die haar zoon gesticht had aan de Bosporus ? We kunnen er enkel naar gissen. Feit is dat in Constantinopel veel oeroude voorstellingen van de Allerheiligste Maagd bewaard en vereerd werden en dat er ook ter plekke vervaardigd werden.

De icoon stelt Onze-Lieve-Vrouw voor als Hodegetria, ‘Zij die de Weg wijst’ : ze leidt de aandacht van zichzelf weg en wijst met haar rechterhand naar het Kindje Jezus, bron van onze redding. Het goddelijk Kind van zijn kant zegent de gelovige toeschouwer met de rechterhand en houdt in de linkerhand het Evangelie vast.

Op een bepaald ogenblik – over de precieze omstandigheden is niets geweten – verdween de icoon uit de Byzantijnse hoofdstad. Werd ze door invallers geroofd ? Schonk de keizer haar aan zijn Slavische onderdanen of was het een huwelijksgeschenk ? De historici zijn het er in elk geval over eens dat ze terechtkwam in het kasteel van Belz, een stad in het westen van Oekraïne, niet ver van de huidige Poolse grens. Daar heersten tussen 880 en 1054 de Russen van het rijk van Kiev.

Hertog Wladislaw veroverde Belz op de Russen en eigende zich de icoon toe. Door haar toe te vertrouwen aan het hooggelegen klooster van de pauliners in Czestochowa hoopte hij haar te beschermen tegen de Tataren : de Gouden Horde maakte in die periode heel Centraal-Europa onveilig.

Al snel kreeg de icoon de faam over miraculeuze krachten te beschikken. Dat bleek vooreerst in 1396, toen een blinde schilder uit Litouwen vurig tot de Zwarte Madonna bad en het zicht terugkreeg. De monniken van de paulinerorde hielden een Liber miraculorum bij, waarin zij alle onverklaarbare genezingen nauwkeurig optekenden.

DE HUSSIETEN SLAAN TOE

Mozaïek van de Zwarte Madonna boven de toegangspoort tot het heiligdom. Aan de voeten van de H. Maagd links hertog Wladislaw van Opole en rechts de abt van de pauliners.

De ketterse hoogleraar Jan Hus van Bohemen was in 1415 in Konstanz op de brandstapel gestorven. Maar zijn volgelingen, de hussieten, organiseerden zich militair onder de leiding van verschillende opstandige edellieden en terroriseerden Bohemen. Kerken en kloosters gingen in de vlammen op, zodat paus Martinus V zich in 1420 genoodzaakt zag in een bul op te roepen tot een kruistocht tegen deze rebellen en voorlopers van de Reformatie.

In 1430 drong een hussietenleger door tot op Pools grondgebied. Op paasdag van dat jaar kon een afdeling ervan het klooster van Czestochowa binnendringen en begon het te plunderen. De ketters koelden hun haat op de miraculeuze beeltenis : ze rukten de icoon van het altaar, gooiden haar buiten op de grond en doorkerfden haar met hun zwaarden.

Na het vertrek van de bende ontfermden de pauliners zich over hun kostbare bezit. Restaureren had toen niet dezelfde betekenis als vandaag : de monniken gaven de opdracht het gelaat van de Madonna gewoon opnieuw te schilderen op het originele paneel en zelfs een soort van “ neuscorrectie ” uit te voeren (de neusbrug werd sterker benadrukt). Op de rechterwang werden de zwaardslagen nagebootst, als blijvende herinnering aan een goddeloze daad. Het is precies deze “ restauratie ” die het tot op vandaag zo moeilijk maakt om de icoon te dateren.

JOANNES-PAULUS II EN JASNA GÓRA

Met zijn devies « Totus tuus » gaf paus Joannes-Paulus II aan dat hij een vrome verering koesterde voor de Allerheiligste Maagd Maria. In zijn Liber accusationis secundus van mei 1983 stelde abbé de Nantes echter aan de kaak hoe weinig diepgang de mariale devotie van de paus in werkelijkheid had en hoe zijn gebeden tot de Zwarte Madonna altijd iets heel anders op het oog hadden :

« Uw devotie tot Onze-­Lieve-Vrouw heeft iets gedwongens, ze is opvallend officieel, repetitief en abstract en ze loopt uiteindelijk uit op wat ik alleen maar met de term steriliteit kan aanduiden. U spreekt voortdurend over het heiligdom van Jasna Góra en de eerbiedwaardige beeltenis die er bewaard wordt. U richt allerlei woorden tot haar. Maar het lijkt wel – vergeef me – of u zich richt tot de godin Demeter of tot een of andere beschermgodin van een bijzonder volk. Het is méér dan folklore, maar het is absoluut niet de waarachtige katholieke devotie tot de Maagd Maria.

« Een voorbeeld ? Uw gebed van 15 augustus [1982] tot Onze-Lieve-Vrouw van Jasna Góra...

« “ Moeder van de Tenhemel­opneming ! Ik verenig me in de geest met allen die, in mijn geboorteland, 15 augustus vieren als het grote feest van de Kerk en de natie. De Tenhemelopneming van Maria is tegelijkertijd het feest van de rijpheid van de Poolse grond. Die dag zegent men de korenoren die in de velden geoogst zijn en de vruchten die de tuinen hebben voortgebracht. Ik neem deel aan deze zegening van de vruchten van de aarde. En terzelfdertijd denk ik aan alles wat rijpt in de mensen : aan wat gerijpt is in het denken en in het bewustzijn van mijn landgenoten gedurende de voorbije, moeilijke jaren. De mens is geroepen om te leven in de waarheid en de vrijheid. God heeft hem de waardigheid van zoon van God geschonken opdat die waardigheid zou rijpen.

« “ Moeder van Jasna Góra ! Ik wens en bid dat dat de zegening van uw Tenhemelopneming mag rusten op alles wat gerijpt is in de gedachten, het geweten en het hart van de Polen. Mochten het duurzame vruchten zijn, vruchten van de rijpheid van de geest die door geen enkele vernedering of geweld kan vernietigd worden of met de voeten getreden. [...]

« “ Maagd van de Tenhemelopneming, wij bieden u de vruchten van de Poolse aarde aan ! En nog meer schenken wij u voor uw plechtig feest de moeilijke vrucht van de rijpheid van de Poolse zielen. Aanvaard deze vrucht en zegen ons ! En maak dat de Poolse grond nooit ophoudt vrucht te dragen, dat de mens nooit ophoudt te rijpen ! ”

« U legt de Maagd Maria dezelfde behandeling op als die welke haar Zoon Jezus Christus van u moet ondergaan : defiguratie van haar zoet en zuiver bovennatuurlijk mysterie, volledige verzwijging van haar evangelische les van bekering en genade, geloof en heilige werken ; maar transfiguratie van de puur lichamelijke en menselijke realiteit onder de dekmantel van de godsdienstige mythe die door u bewaard wordt. Uw hymne zou evengoed kunnen gericht zijn tot Demeter, ter gelegenheid van een heidens feest van de oogst, voor de vruchtbaarheid van de aarde en de moederschoot – een heidens gebed voor brood en vrijheid, voor het welzijn en... voor de revolutie. »

DE ZWEEDSE ZONDVLOED

De miraculeuze icoon bevindt zich boven het hoofdaltaar in de van boven tot onder met ex voto’s beklede kapel van de Zwarte Madonna. “ Kledij ” van kostbare juwelen bedekt de lichamen van de Moeder Gods en haar Zoon ; alleen de gezichten en handen zijn zichtbaar.

Onder de dynastie van de Jagiellonen, in de 15de en 16de eeuw, groeide Polen uit tot een machtig koninkrijk. Het klooster van Czestochowa werd uitgebreid en de verering van de Zwarte Madonna op de “ stralende berg ” nam een steeds hogere vlucht. Maar het katholieke Polen had veel vijanden en moeilijk verdedigbare grenzen. Daarom versterkten de vorsten van het huis Waza het klooster in het begin van de 17de eeuw tot een stevig omwald fort.

Tijdens een van de donkerste periodes in de geschiedenis van Polen, de nagenoeg volledige bezetting van het land door de Zweden in 1655-1656 (de zgn. ‘Zweedse zondvloed’), verwierf het klooster roem door een aanval van de vijand af te slaan.

Op 1 april 1656, toen haast heel Polen onder de voet gelopen was, legde de gevluchte Poolse koning Jan II Kazimierz een plechtige eed af : hij beloofde zijn land toe te wijden aan de Moeder Gods en haar uit te roepen tot Koningin en Patrones van Polen als hij er zou in slagen om met haar hulp zijn land te bevrijden.

In de winter van 1656 besloten de Zweden de laatste Poolse tegenstand te breken door het versterkte klooster van Czestochowa in te nemen en de schatten ervan te roven. Zij zonden een boodschapper vooruit die van de pauliners de onvoorwaardelijke overgave eiste. Prior Augustyn Kordecki was echter niet zinnens te capituleren voor de lutherse vijand. Hij begon met het vervangen van de heilige icoon door een kopie en liet het origineel in het geheim naar een ander klooster brengen. Vervolgens zorgde hij voor musketten en munitie en huurde 160 soldaten om de 70 geestelijken die tot strijden in staat waren, terzijde te staan. Bovendien sloten 80 vrijwilligers, vooral edelen van de zgn. Szlachta, de Poolse landadel, zich bij de verdedigers aan. Het klooster beschikte overigens over 30 kanonnen.

De vijand, drieduizend man sterk, begon het beleg op 18 november 1656. In het klooster bad men ondertussen tot de Zwarte Madonna voor bevrijding. Twee weken later kregen de Zweden extra kanonnen en manschappen, maar toch kregen ze de verdedigers niet op de knieën, al konden ze het klooster zware schade toebrengen. Ze groeven een tunnel om het complex te ondermijnen, maar een succesvolle uitval vanuit Jasna Góra maakte een einde aan die pogingen. Tenslotte dropen de Zweden na een beleg van veertig dagen af op 27 december.

De Allerheiligste Maagd had over de vijand getriomfeerd ! Een immense hoop maakte zich van de Polen meester. De natie ontwaakte en de koning slaagde er in de Zweden uit het land te verdrijven. Hij hield woord en riep de Zwarte Madonna in 1657 in Lwów (Lemberg, het huidige Lviv) uit tot Koningin van Polen. Czestochowa werd de spirituele hoofdstad van Polen en groeide uit tot het symbool bij uitstek van het Poolse patriottisme. Meteen kwam een reusachtige bedevaartsbeweging op gang.

De Zweden proberen tevergeefs het omwalde klooster in te nemen tijdens het beleg van 1656.

DE ROTS IN DE BRANDING

Kardinaal Stefan Wyszynski (1901-1981), boegbeeld van het Poolse katholicisme tijdens de communistische verdrukking, met een afbeelding van de icoon.

De Zweden keerden terug in 1703, in 1705 en in 1709, maar weer moesten ze het beleg elke keer vruchteloos opgeven. Ze waren niet de enigen : de Russen van Catharina de Grote beten in het zand in 1771, de Oostenrijkers in 1809. Ondertussen had paus Clemens XI de miraculeuze natuur van de icoon officieel erkend en haar plechtig laten kronen op 8 september 1717.

De achttiende eeuw bezegelde het lot van Polen als onafhankelijke natie. Rusland, Pruisen en Oostenrijk eigenden zich bij de zgn. « Poolse delingen » grote stukken grondgebied van het land toe. In 1795, bij de derde Poolse deling, verdween Polen zelfs volledig van de landkaart... Vanaf dat ogenblik werd Czestochowa het zinnebeeld van het land en kreeg het een enorme mystieke betekenis : op Jasna Góra overleefde de ziel van het gedoemde land. De bedevaarten naar de “ stralende berg ” waren het middel om zich kinderen van hetzelfde volk te voelen en met vertrouwen om de herrijzenis van Polen te bidden.

Ook de H. Pius X was het katholieke Polen erg genegen. Toen de oorspronkelijke kronen van de Moeder Gods en haar Zoon in 1909 gestolen werden, schonk hij onmiddellijk twee nieuwe kronen.

In 1920 kwam de Zwarte Maagd haar volk opnieuw ter hulp. Het Rode Leger van de Sovjetunie verzamelde zich aan de oever van de Wisla (Weichsel of Vistula), klaar om Warschau aan te vallen. Het was de bedoeling Polen onder de voet te lopen om zo de weg vrij te maken voor een communistische vloedgolf in Midden- en West-Europa als begin van de wereldrevolutie. De Poolse bisschoppen begaven zich naar Czestochowa en lieten alle Polen vurig bidden tot de Zwarte Madonna, waarna de USSR volkomen onverwacht verslagen werd in een reeks veldslagen die bekend staan onder de naam “ het mirakel van de Vistula ”.

Tijdens de nazibezetting verbood Hitler bedevaarten naar Jasna Góra, maar velen deden de tocht in het geheim.

Toen het land in 1945 van de Duitsers bevrijd werd, trok een half miljoen Polen naar de Zwarte Madonna om hun dankbaarheid te uiten. En op 8 september 1946 verzamelden zich anderhalf miljoen pelgrims bij het klooster toen kardinaal August Hlond de hele natie toewijdde aan het Onbevlekt Hart van Maria.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam Polen onder de knoet van de Sovjetunie terecht. Het communistisch regime in Warschau probeerde het katholicisme te breken, maar slaagde daar niet in. Verpersoonlijking van het verzet was kardinaal Stefan Wyszynski, de Poolse primaat. In 1956 werd hij in de gevangenis geworpen, waar hij een gebed voor het vaderland schreef. Dat werd op 26 augustus van dat jaar voorgelezen op Jasna Góra voor een publiek van één miljoen pelgrims... Het regime moest inbinden. Kort daarop, op 26 oktober, lieten de machthebbers de kardinaal vrij.

Een jaar later zegende paus Pius XII een kopie van de Zwarte Madonna, die naar Polen werd gesmokkeld en het hele land doorkruiste van parochie tot parochie, 23 jaar lang ! Ze bewerkte tal van bekeringen.

Op 3 mei 1966 vierde Polen de duizendste verjaardag van zijn kerstening. Kardinaal Wyszynski sprak toen in Czestochowa de akte van totale onderwerping aan de Moeder Gods uit voor de vrijheid van de Kerk in zijn land en in de wereld. De communistische leiders probeerden het godsdienstig karakter van de stad te ondermijnen door van Czestochowa een belangrijk industriecentrum te maken, maar net als de stichting van Nowa Huta bij Krakau – bedoeld om het stille verzet van de katholieke elite in de aloude bisschopsstad te breken – leverde dat initiatief niet het gewenste resultaat op.

Paus Joannes-Paulus II ging in 1979, 1983, 1991 en 1997 op bedevaart naar de “ stralende berg ” en bracht reusachtige massa’s Polen op de been. Benedictus XVI bezocht het heiligdom in 2006. Op 28 juli 2016 was het de beurt aan paus Franciscus.

Na Lourdes en Fatima is Czestochowa het meest bezochte Mariaheiligdom ter wereld. Absolute hoogdagen zijn 3 mei, 15 augustus en 8 september.

redactie KCR
Hij is verrezen ! nr. 96, november-december 2018