DE AZTEKEN
EEN DEMONISCHE GENOCIDE
IN 1521 drongen de conquista- dores van Hernan Cortés door in Tenochtitlan, de hoofdstad van het Aztekenrijk, gelegen op de plaats waar zich vandaag Mexico-stad bevindt. Voor het eerst troffen Europeanen een vreemde beschaving aan die niet dood was, maar integendeel springlevend.
Een van de Spaanse soldeniers die mee optrokken met Cortés was Andrés de Tapia, die ook kroniekschrijver was. Hij maakte een verslag op van alles wat de expeditie meemaakte. In een van de passages van die « Relación » spreekt hij met afschuw over een van de verschrikkelijkste vondsten die de Spanjaarden in Tenochtitlan deden : « een toren enkel gebouwd van kalk en duizenden schedels, de tanden naar buiten gericht, zonder dat er stenen aan te pas kwamen ».
Tot voor kort werd Andrés de Tapia door de meeste specialisten van de Midden-Amerikaanse beschavingen niet ernstig genomen. “ Uiteraard ” overdreef hij, “ uiteraard ” wou hij de Azteken in een zo slecht mogelijk daglicht stellen om het optreden van de conquistadores te vergoelijken. Tot deze zomer. Want toen raakte bekend dat archeologen vlakbij de Templo Mayor van Tenochtitlan een gigantische toren geconstrueerd met menselijke schedels hadden gevonden.
CULTUS VAN DE DOOD
De cilindervormige toren met een diameter van zes meter maakte waarschijnlijk deel uit van de Huey Tzompantli, een gigantische uitstalling van schedels. Het woord tzompantli betekent letterlijk “ schedelrek ”. Nadat de priesters boven op de tempels hun slachtoffers omgebracht hadden, werden de dode lichamen van de trappen gegooid en onthoofd. Door de zijkanten van de afgehakte hoofden werd een houten paal geduwd, waarna die palen werden opgehangen op verticale staketsels. Het schouwspel van duizenden hoofden in een verschillende staat van ontbinding moet afgrijselijk geweest zijn.
Naast die schedelrekken lieten de priesters dus ook torens van afgeslagen hoofden bouwen. De eerste sporen van zo’n toren werden ontdekt in 2015, toen bij opgravingen 35 naast elkaar geplaatste schedels zichtbaar werden. In juli 2017 had men al bijna zevenhonderd mensenhoofden gevonden. Raul Barrera, hoofdverantwoordelijke van het onderzoeksteam, is ervan overtuigd dat dit aantal nog aanzienlijk zal stijgen naarmate de opgravingen vorderen : de basis van de toren is nog lang niet blootgelegd.
Tot verbazing van de archeologen gaat het niet alleen om schedels van mannen, maar troffen zij ook schedels van vrouwen en kinderen aan. Traditioneel ging men ervan uit dat de rituele offers uitsluitend werden toegepast op verslagen vijandelijke krijgers. « Van vrouwen en kinderen verwacht je niet dat ze ten strijde trekken », zegt biologisch antropoloog Rodrigo Bolanos. « Dit is in tegenspraak met alles wat we dachten te weten, het is echt volledig nieuw. » Dat betekent dat de mensenslachting alle perken te buiten ging.
De Spanjaarden waren hevig ontzet door de gruwelijke praktijken van de Azteken, vooral het ombrengen van mensen « in het kader van een communicatie met het bovenmenselijke », aldus Michel Graulich, « een van de grootste specialisten van de godsdiensten van Midden-Amerika » (Sciences et Avenir, 5 juli 2017).
Communicatie met het bovenmenselijke ? Wat moet dàt betekenen ?
BESMETTING DOOR SATAN
Zowat alle antropologen putten zich uit om een “ positieve ” verklaring te geven voor de mensenoffers van de Azteken. Op geen enkele manier mag de christelijke godsdienst die door de Spanjaarden gebracht werd als superieur beschouwd worden. Maar de feiten zijn de feiten. In zijn diepgravende studie over de H. Maagd van Guadalupe – Onze- Lieve-Vrouw van Guadalupe. Het wonder van de Tepeyac (Verrijzenis nr. 11, september-oktober 2002) – ging broeder Bruno dieper op de kwestie in :
« In het antropologisch museum van Mexico wordt een bekend beeld van de godin Coatlicue bewaard. Toen ik zelf oog in oog stond met dit monster kon ik een huivering niet onderdrukken. Het hoofd wordt gevormd door een bizarre versmelting van twee slangenkoppen, het kleed is een kluwen van serpenten... Hier komt heel duidelijk de obsessie voor slangen tot uiting die “ de indiaanse verbeelding gefascineerd lijkt te hebben. De beeldtaal van de Maya ’s, van Teotihuacan, Xochicalco en van de Azteken puilt letterlijk uit van voorstellingen van slangen ” (J. Soustelle, L’art du Mexique ancien).
« De eerste franciscaanse missionarissen zagen er een bewijs in van een besmetting door Satan. Soustelle doet diep verontwaardigd over dit “ katholiek fanatisme ”. Maar de visie die in de geschiedenis “ een onophoudelijke strijd ziet tussen de verlossingsplannen van de Voorzienigheid en de perverse ondernemingen van de Vijand ” (J. Lafaye, Quetzalcoatl et Guadalupe. La formation de la conscience nationale au Mexique) wordt op merkwaardige wijze ondersteund door de vaststellingen van de moderne wetenschap : “ Het motief van de gevederde slang [Quetzalcoatl] komt voor vanaf het begin van onze tijdrekening tot aan de verwoesting van de plaatselijke beschavingen ” (ibid.). In feite bewijst dit de juistheid van de kijk die de 16de-eeuwse missionarissen hadden, namelijk dat “ de geschiedenis van het verleden niet anders kan gezien worden dan als een aspect en een moment van de strijd die, sinds de Verrijzenis van Jezus, God en Satan tegenover elkaar stelt ” (ibid.).
« Soustelle schrijft : “ Men kan onmogelijk iets begrijpen van de godsdienst van de oude Mexicanen als men niet voor ogen houdt dat voor hen mensenoffers onmisbaar waren voor de gang van het heelal. De Zon heeft voedsel nodig en dat voedsel is de chalchiuatl, de kostbare vloeistof : menselijk bloed. ” Waarover gaat het hier ? Om niets anders dan de omkering van het mysterie van de Verlossing : het vergoten bloed van de mens redt het leven van de godheid.
« De dwangidee van een kosmos die tot stilstand dreigt te komen als er geen massale slachtpartijen plaatsvinden, werd op methodische wijze opgedrongen aan het Mexicaanse volk dat onderworpen was aan een kaste van almachtige tlatoanime (hogepriesters). In feite liet men onder de dekmantel van godsdienstige plechtigheden de laagste menselijke passies de vrije loop » (art. cit., pp. 12-13).
De teruggevonden « schedeltoren » is van deze demonische genocide een macaber bewijs. Men kan zich trouwens afvragen waartoe de slachtingen uiteindelijk zouden geleid hebben als Cortés niet op het toneel verschenen was. Soustelle geeft dat trouwens toe : « De mensenslachting had zulk een omvang aangenomen dat zij tenslotte het demografisch evenwicht zou bedreigd hebben. »
Net op tijd gebeurde iets volkomen onverwachts : in 1531 verscheen de H. Maagd Maria aan de indiaan Juan Diego. Als bewijs van de waarachtigheid van haar verschijningen liet zij haar beeltenis achter op de tuniek van de man, een beeltenis die nu nog altijd kan bewonderd en vereerd worden in de Nueva Basilica in Guadalupe, vlakbij de Mexicaanse hoofdstad.
« Aan de volkerenmoord komt een abrupt einde door het verschijnen van de nieuwe, christelijke cultus van de Guadalupana. Deze cultus ent zich niet gewoon op de vorige : hij verjaagt alle andere, voorgoed en met gezag. De Maagd van Guadalupe triomfeert over de afgodsbeelden met haar Wonderbare Beeltenis en geneest de indianen van hun afgoderij » (broeder Bruno, art. cit., p. 15).
redactie KCR
Hij is verrezen ! nr. 91, januari-februari 2018