Een paus in de kerkban : 
HONORIUS I EN DE H. SOPHRONIUS

« Zou God dan geen recht doen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen, of zou Hij ze lang laten wachten? Ik zeg u: Hij zal hun recht doen met spoed. Maar zal de Mensenzoon bij zijn komst wel het geloof op aarde vinden? » (Lc. 18, 7-8) De strijd die abbé Georges de Nantes met de Katholieke Contrareformatie al sedert veertig jaar voert, is gegrondvest op zijn grote liefde tot de Rooms-katholieke Kerk en zijn rotsvast vertrouwen in het Hoofd van de Kerk, Jezus Christus, die beloofd heeft « dat de poorten van de Hel haar nooit zullen overweldigen ».

DE APOSTOLISCHE OPVOLGING

De beroemde droom van Don Bosco
De beroemde droom van Don Bosco: de Paus leidt het schip van de Kerk dwars door de woelige wateren van de wereld en triomfeert over alle vijanden die Haar bedreigen, omdat het schip verankerd is aan twee machtige zuilen: de zuil van de Onbevlekte Maagd, « Hulp der christenen », en de zuil van de H.Hostie, « Heil der gelovigen ». Don Bosco had deze droom in 1862… 100 jaar vóór Vaticanum II.

DE ononderbroken opvolging van de pausen, van de H. Petrus tot Joannes-Paulus II, is op zich een historisch "mirakel", dat aanzet tot het geloof in het bovennatuurlijk mysterie van de katholieke, apostolische en Roomse Kerk. « Deze continuïteit, deze wijsheid en eenstemmigheidzijn menselijkerwijze onverklaarbaar. Hier is de genade aan het werk, maar langs de omweg van het intellect en het hart, de welsprekendheid en de diplomatieke gaven van honderden en honderden pausen, theologen, predikers, monniken en maagden, kortom: van het heilige volk Gods » (Franse CRC nr. 69, p. 12).

Wij weten met zekerheid: de Kerk is gebouwd op de Rots van Petrus. Dit zijn de onverwoestbare en onwankelbare “grondvesten” van ons Geloof, en in vergelijking daarmee stellen de “grondvesten” van andere godsdiensten niet veel voor. Maar betekent dit dat Petrus of zijn opvolgers nooit kunnen falen in hun zending?

Neen! Het Evangelie en de geschiedenis van de Kerk tonen dit duidelijk aan: « Als Petrus dwaalt, berispt Paulus hem want hij is evengoed een apostel, en Petrus bekeert zich op een heilige manier van zijn tijdelijke dwaling. En als later de Pausen zich onttrekken aan de plichten van hun ambt en aan de bijstand van de H. Geest, zet de Kerk haar tocht voort in volkomen gewettigde onafhankelijkheid... Heiligen of eenvoudigen staan moedig op en leggen hun bezwaren tegen de in gebreke blijvende Paus neer » (Franse CRC nr. 69, p. 12).

De studie van de grote crises in de geschiedenis van de Kerk toont ten overvloede de juistheid van deze zienswijze aan.

Toen abbé de Nantes in 1964 de encycliek Ecclesiam Suam van Paulus VI gelezen had en zich rekenschap gegeven had van de draagwijdte van de nefaste hervormingen die deze Paus beoogde, plaatste hij zijn moeilijke strijd onder de bescherming van de Onbevlekte en nam hij als leidsman de H. Sophronius van Jeruzalem: deze heilige monnik had het haast moederziel alleen opgenomen tegen Paus Honorius die zijn ambtsplicht verzuimd had.

In zijn Lettre à mes amis nr. 188 (12 nov. 1964) drukte abbé de Nantes de Concilievaders volgende waarschuwing op het hart:

« Elke keer dat een Concilie of een Paus toegegeven heeft aan het dodelijk voordeel van de verzoening of het compromis inzake geloof, werd de wereld in een afgrijselijke chaos gedompeld. En telkens hebben diezelfde volkeren en machten waarvoor Concilie of Paus ontrouw werden aan het ware geloof, hen korte tijd later op hun beurt verloochend en veroordeeld, omdat ze hen – terecht! – verantwoordelijk stelden voor het ondergane leed. De Concilievaders moeten die ernstige lessen van de geschiedenis goed voor ogen houden. Zij vertegenwoordigen God bij de mensen maar zij zijn God niet. Hun gezag is slechts van waarde en leidt slechts tot het goede in de mate waarin zij de wet van God respecteren en zich aan zijn Woord onderwerpen.

« Het voorbeeld dat ik in herinnering ga brengen bewijst dit uitvoerig, en wie kan zeggen dat datgene wat toen gebeurd is zich niet kan herhalen? »

HET GELOOF VAN DE H. SOPHRONIUS

« We schrijven 634. Een groot paus zetelt al tien jaar op de troon van de H. Petrus: Honorius I. Hij kan de vergelijking doorstaan met de H. Gregorius de Grote, wiens administratief, disciplinair en missionair werk hij met succes verderzet. Toch zal één enkele zwakheid weldra zijn naam voorgoed schandvlekken... »

Abbé de Nantes schildert daarop de toestand in het christelijke Oosten, dat verzwakt wordt door tal van ketterijen. De meest recente daarvan, het monophysitisme en zijn opvolger het monotheletisme, oefenen zelfs in het begin van de zevende eeuw nog een verderfelijke invloed uit. Op politiek vlak is keizer Heraclius in Constantinopel erg ongerust over de verdeeldheid in zijn rijk, dat dreigt uiteen te vallen onder de dubbele druk van enerzijds aartsrivaal Perzië en anderzijds de Arabieren uit het zuiden. Op advies van de patriarchen van Constantinopel en Alexandrië probeert hij alle onderdanen van zijn immens rijk te verenigen rond een “eenheidsformule”, die vaag genoeg is om de tegenover elkaar staande partijen voldoening te schenken. Hij tracht dus het onverzoenbare te verzoenen: de ware leer met de ketterij.

De katholieken aanvaarden deze formule al massaal, uit gehoorzaamheid aan de keizer en aan de patriarchen, als plots de stem weerklinkt van « een monnik uit Jeruzalem, genaamd Sophronius. Tegenover de hoofdzakelijk politiek geïnspireerde inzichten van de patriarchen Sergius en Cyrus stelt hij de onaantastbare vereisten van het geloof. Het volk van Jeruzalem is ontroerd door de moed van Sophronius die de keizerlijke almacht durft tarten en de schimmige verzoeningsplannen misprijst, en het kiest hem tot patriarch. Met dit nieuwe gezag bekleed ontmaskert Sophronius plechtig in het eenheidsaanbod een verkapte knieval voor de ketterij en een verfoeilijke capitulatie van het geloof. »

De patriarch van Constantinopel schrijft daarop naar Paus Honorius met de vraag dat hij de monnik van Jeruzalem – die onruststoker en hoogmoedige rebel die met zijn geroep en zijn verzet het zo goed begonnen werk voor de eenheid in het gedrang brengt – tot de orde zou roepen. En jammer genoeg deelt de Paus de visie van de patriarch... Hij schrijft Sophronius een brief waarin een zin voorkomt die hoogst modern aandoet: « Laten we ervoor opletten de oude demonen terug tot leven te wekken. »

Wat? De verdediging van het Concilie van Chalcedon, dat de eenheid van de twee naturen in de ene en volmaakte Persoon van de mensgeworden zoon Gods gedefinieerd had, afdoen als « oude demonen »? Voor de theoloog Sophronius is de redenering van de Paus verwerpelijk.

« Honorius koos de kant van de Politiek en niet die van de Theologie, en daarmee schoot hij tekort in zijn fundamentele plicht van behoeder van het Woord Gods. » Sophronius kwam in opstand en beschuldigde de Paus er niet alleen van dat hij de ketterij met zijn compromissen begunstigde, maar bovendien dat hij zélf ketters was. Het feit dat hij de ketterij vrij spel liet, betekende dat hij geen aanhanger meer was van de orthodoxie en de ware leer...

Het lijkt er op dat Honorius I zich helemaal op het einde bewust werd van zijn plichten, maar hij stierf zonder de immense schade hersteld te hebben die hij met zijn ommezwaai aan de Wereldkerk aangericht had. De stem van de H. Sophronius werd niet meer gehoord na de verovering van Jeruzalem door de Arabieren, en hij stierf korte tijd later. De keizer ging nog jaren verder met het opleggen van zijn valse « eenheidsformule » in heel het Oosten. De vervolging breidde zich uit, in naam van de Paus, tegen de beste christenen, de echte katholieken, die aangeklaagd werden wegens rebellie. Ondertussen leverden de fanatieke aanhangers van het monophysitisme hun steden nog liever uit aan de Arabieren! Paus Martinus I, die Honorius was opgevolgd en bijgestaan werd door de heilige abt Maximus, spande zich in om zijn voorganger van diens verantwoordelijkheid te ontslaan; daarom interpreteerde hij de geschriften van Honorius in de zin van de orthodoxie. Maar hij boekte geen succes: Martinus werd verbannen naar de Krim en Maximus naar de Oostkust van de Zwarte Zee, en beiden stierven als martelaren van de vervolging.

OP het Vierde Oecumenisch Concilie van Chalcedon in 451 wordt de ketterij van het monophysitisme veroordeeld: in Christus is er één enkele Persoon, maar er zijn in Hem twee naturen, een goddelijke en een menselijke, allebei volmaakt, onderscheiden van elkaar maar niet gescheiden en niet vermengd. Dit « diophysitisme » is onverteerbaar voor een groot deel van het Oosten, dat er – ten onrechte! – een heropleving in ziet van de ketterij van Nestorius, die de scheiding tussen de twee naturen van Christus zo groot maakte dat hij Maria de titel van Theotokos, Moeder Gods, weigerde!

Om de ketterse “monophysieten” te verzoenen met het “diophysitisme” van Chalcedon, en zo de bedreigde geestelijke eenheid in het Byzantijnse Rijk te redden, spoort de patriarch van Constantinopel, Sergius, de keizer aan tot een noodlottig compromis: het Edict van Heraclius (630) proclameert de eenheid van wil of handeling in Christus (monotheletisme of monenergisme).

Tegen deze nieuwe dwaalleer die voorhoudt dat er in Christus slechts één wil is, verzet zich de H. Sophronius: als patriarch van Jeruzalem « riep hij een synode samen om de zaak in het reine te trekken ; deze synode leidde tot de afkondiging van de dualiteit van handeling en wil in Christus. Sophronius waarschuwde de Oosterse patriarchen, in het bijzonder Sergius, en eveneens de Paus van Rome, Honorius I. De leer van Sophronius was kristalhelder: als Christus waarlijk God én mens is, dan heeft elk van zijn twee naturen zijn eigen register van mogelijkheden en handelingen, ook al treden zij in eenklank op »

(Franse CRC nr. 90, p. 10, maart 1975).

PAUS HONORIUS IN DE KERKBAN

Tenslotte werd Byzantium zijn zinloos schisma en zijn onvruchtbare ketterij moe. Het kwam tot een ommekeer, daarin gevolgd door de kudde van de Oosterse bisschoppen voor wie de wil van de Basileus de opperste wet was. Een oecumenisch Concilie werd samengeroepen in Constantinopel, in 680, onder het pontificaat van Paus Agathon, om het ware geloof af te kondigen – het geloof van de heiligen Sophronius, Martinus I en Maximus, het geloof van de martelaren en het christelijk volk. Dit Concilie sloeg allen in de ban die in meer of mindere mate verantwoordelijk waren voor het tragisch intermezzo. Paus Honorius moest mee opgenomen worden in de veroordeling, en zo gebeurde ook. Gedurende bijna duizend jaar zullen de pausen in de officiële Roomse teksten het anathema moeten hernemen dat tegen hun voorganger uitgesproken werd, als bewijs voor hun eigen trouw.

Abbé de Nantes: « De personen die in de Kerk met waardigheid bekleed zijn voor het behoeden van het geloof dienen zich ernstig te bezinnen: ze moeten ervoor waken hun verlangen naar eenheid niet boven alles te plaatsen en ze mogen niet onbedachtzaam de denkbeelden van de nieuwe politieke en maatschappelijke machten tot de hunne maken; ze mogen in niets toegeven aan de eisen van de Wereld en van hen die buiten de Kerk staan, en ze moeten elk mistig akkoord en elke spectaculaire verzoening die men hen van alle kanten aanprijst durven afwijzen! [...]

« Zij moeten goed luisteren naar het dreigement dat vervat ligt in één van de basisteksten van ons geloof, de tekst van het zesde Oecumenisch Concilie: “ Wij gaan akkoord om uit de Heilige Kerk van God te verbannen en samen met de andere ketters te anathematiseren Honorius, eertijds paus van het oude Rome, want wij hebben bevonden in de brieven die hij naar Sergius stuurde dat hij diens mening gevolgd is en diens goddeloos onderricht goedgekeurd heeft. ” Deze zin dateert van 28 maart 681. Niemand was erin geslaagd, ondanks verdienstelijke pogingen, om Honorius goed te praten. Niemand heeft sindsdien kritiek durven leveren op het keizerlijk edict dat uitgehangen werd aan de Hagia Sophia en dat de betrokken paus schandvlekte als “ bekrachtiger van de ketterij ”. Zijn brieven werden plechtig in het vuur geworpen samen met de geschriften van de ketters die zich op hem beroepen hadden. »

Honorius had weliswaar geen gebruik gemaakt van zijn onfeilbaarheid om de ketterij te propageren, maar « zijn schuld lag hierin dat hij was blijven steken in een dubbelzinnig taalgebruik, dat wel niet voluit een dwaalleer was maar dat aan de dwaling een machtig vrijgeleide gaf. » Hij had zijn plicht niet gedaan van Opperherder en opperste bewaker van het geloof: zijn broeders in het geloof bevestigen. Hij was dus wel degelijk schuldig voor God en voor de Kerk, vóór alle anderen.

Eén van zijn opvolgers, de H. Leo II (681-683), formuleerde het zo: « Honorius heeft geen inspanning geleverd om de apostolische Kerk te doen schitteren door het onderricht van de apostolische traditie. Hij heeft door een verwerpelijk verraad toegelaten dat deze vlekkeloze Kerk werd bezoedeld. In plaats van de oplaaiende vlam van de ketterse leer te doven, wat de plicht is van het apostolisch gezag, heeft hij door zijn nalatigheid het vuur aangewakkerd. »

Nalatigheid, niet meer dan dat, deed Honorius dus in de kerkban belanden: « Een indrukwekkend bewijs van waarheid dat zo de Kerk van Rome geeft. Ze houdt de eeuwen door één van haar opperherders in de kerkban, wegens ketterij, terwijl ze zichzelf in alle sereniteit onfeilbaar verklaart » (Franse CRC nr. 69, p. 8). Paus Hadrianus II schrijft in dit verband in 869: « Men moet goed beseffen dat de reden voor het anathema de volgende is: Honorius was beschuldigd van ketterij, de enige reden waarom het ondergeschikten toegelaten is hun oversten te weerstaan en afstand te nemen van hun perverse denkbeelden. »

Abbé de Nantes heeft deze les van de geschiedenis in 1964 toegepast op het Concilie. Maar ook vandaag nog blijven zijn woorden uiterst actueel!

GOD SCHENKT ZIJN GENADE ALLEEN AAN WIE VECHT

Gedurende vier eeuwen, van de vierde tot de zevende eeuw, heeft de Kerk moedig haar geloof in de mensgeworden God verdedigd. « Onze eeuw », schreef de stichter van de Katholieke Contrareformatie in 1964, « loopt uit op een andere grote discussie: nu draait het om het geloof in de mens die zichzelf tot God maakt. »

« Een sterke partij roept in de schoot van de Kerk op tot vrede door onderhandeling, tot verzoening door dialoog. Belangrijke figuren prediken eenheidsformules op basis waarvan een breed akkoord tot stand zou moeten komen onder alle humanisten op aarde, ongeacht of ze gelovig zijn of niet. Het zou volstaan dat het kerkelijk Gezag een duwtje in de goede richting geeft, dat de vroegere vijand merkt dat we écht de wapens hebben neergelegd, en vooral dat hen die in geen enkel geval willen weten van toegevingen op geloofsvlak het zwijgen is opgelegd. Het geheel van de bisschoppen kan maar moeilijk weerstand bieden aan deze geweldige druk...

« Laten we veronderstellen dat iedereen zou toegegeven hebben inzake het geloof, uit gehoorzaamheid of uit verlangen naar eenheid. Laten we bovendien veronderstellen dat Sophronius zelf door de knieën zou gegaan zijn uit respect voor Honorius en uit nederigheid, dat hij zou gehoorzaamd hebben en stilletjes afgedropen zou zijn. Zou die prijs niet mogen betaald worden voor de terugkeer van de volkeren naar de eenheid?

« NEEN! Nooit zou men zó mogen gaan redeneren in de Kerk! Nooit zal welk gezag dan ook, noch de wil van miljarden mensen die uit zijn op materieel gewin, het kunnen halen op het Geloof! Gesteld dat de geloofsbelijdenis van één enkel arm vrouwtje de wereldorde aan het wankelen zou brengen, dan nog mag zij haar stem laten horen, want het is voor de eer van God. Sophronius heeft juist gehandeld. Hij wijst ons op onze plicht!

« En toch was Sophronius op zijn eentje niet de Kerk. Dat geloofde hij zelf geen moment, en ook wij geloven het niet. [...] Weliswaar kan het geloof van de Kerk zich manifesteren in het protest van Sophronius, maar dat doet geen afbreuk aan het principe waarop de katholieke eenheid berust: het Gezag van Petrus, los van zijn zwakheden en zijn compromissen. Het is omdat wij daarin zo sterk geloven, dat wij er met zoveel aandringen een beroep op doen! De bron van het heil is dáár, in die aarzelende en gekwelde ziel die ontzet is door de bedreigingen die haar van alle kanten omsluiten [de ziel van Paulus VI]. Zij alleen beschikt over het absolute redmiddel waarom wij met grote stemverheffing smeken. »

Men werpt ons vaak volgende tegenwerping voor de voeten: Is het wel het geschikte moment om de Paus lastig te vallen, nu de Kerk langs alle kanten belaagd wordt? Abbé de Nantes gaf lang geleden al het antwoord: « Het is altijd het Uur van God, en in het geloof bestaat geen opportuniteit. Het mirakel is niet dat heel de Kerk zich plooit naar de wetten van één enkeling, maar dat het geloof van de Kerk uiteindelijk spreekt – luider dan wat dan ook – in één enkeling: de Paus. Dat is het waarop wij eerst en vooral wachten en dat wij van hem eisen. »

Op dit onverwoestbaar geloof heeft abbé de Nantes veertig jaar geleden zijn grote werk van de Contrareformatie gebouwd. « En de regen viel neer, en de waterstromen kwamen af, en de winden gierden en stortten zich op dat huis; maar het zakte niet in, want het was gegrondvest op de rots » (Matt. 7, 25). De Rots van de Rooms-katholieke Kerk!

broeder Thomas van O. L. Vrouw van Altijddurende Bijstand
Verrijzenis
nr. 10, juli-augustus 2002, pp. 1-4.