DE PAUSELIJKE ONFEILBAARHEID

IN 1973 nam abbé de Nantes zich voor om aan Paus Paulus VI, « door de genade Gods en de wet van de Kerk soeverein rechter over alle gelovigen in Christus », een Liber accusationis te overhandigen: een « aanklacht wegens ketterij, schisma en schandaal aangaande onze broeder in het geloof, Paus Paulus VI ». In het kader van dit ongewoon initiatief maakte onze Vader een grondige studie van het betreffende dogma, die hem tot volgend besluit bracht: « Het beroep op de pauselijke onfeilbaarheid is dus sedert 1870 het ultieme juridisch redmiddel, ingesteld door Christus, om de leerstellige kwesties te beslechten waar de Kerk doorheen moet » (CRC nr. 69, juni 1973).

De concilievaders van Vaticanum I en hun tijdgenoten hebben hoogstwaarschijnlijk niet alle gevolgtrekkingen van dit dogma beseft, maar het feit is daar: « Alleen deze definitie van de pauselijke onfeilbaarheid laat toe om een realistische oplossing voor te stellen voor het geval van een ketterse, schismatieke en schandaal verwekkende paus. » Op voorwaarde natuurlijk dat men de definitie juist begrijpt... Laten we daarom de hele zaak van voren af aan bekijken.

De Z. Paus Pius IX. Paus Benedictus XVI.
Het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid, dat in 1870 gedefinieerd werd door het Eerste Vaticaans Concilie, vormt het leerstellig fundament van de strijd die DE KATHOLIEKE CONTRAREFORMATIE al zovele decennia voert.

EEN ALGEMEEN AANVAARDE GELOOFSWAARHEID

Onder het pontificaat van de Z. Pius IX, dat begon in 1846, kende de Kerk een merkwaardig herstel en een geweldige uitbreiding over de hele wereld. Dit alles kon echter maar gerealiseerd worden door een onafgebroken strijd te voeren tegen de beginselen van de Franse Revolutie, die zelfs in de Kerk binnendrongen dankzij het katholiek liberalisme.

In 1864 publiceerde de Paus de Syllabus, een lijst van de moderne dwalingen die hij veroordeelde, maar dit document werd in brede kring gecontesteerd. Deze contestatie bracht Pius IX ertoe om een concilie bijeen te roepen, waarvan de opening in Rome zou moeten plaatsvinden op 8 december 1869. Dit Eerste Vaticaans Concilie moest vooral discussiëren over de verhouding tussen geloof en wetenschap en over de relatie van de Kerk met de moderne wereld. De Paus wilde zo een nog plechtiger veroordeling van de moderne dwalingen bekomen en, in dezelfde beweging, de leerstellige definitie van de pauselijke onfeilbaarheid, opdat het gezag van de Opvolger van Petrus onbetwistbaar erkend zou worden in de schoot van de Kerk. Dat was nodig om weerstand te bieden aan de Revolutie die de wereld en allereerst de landen van de aloude christenheid in vuur en vlam zette.

Het is belangrijk op te merken dat de pauselijke onfeilbaarheid, lang vóór de definiëring van het dogma, in de Kerk zeer breed aanvaard werd, in dezelfde mate als de onfeilbaarheid van de Kerk zelf. « De Kerk is inderdaad onfeilbaar in haar unaniem geloof. In hoofde van haar waardigheid van Bruid van Christus is zij deelgenote aan zijn onfeilbare kennis van de Waarheid. Wat alle gelovigen van de Kerk samen en unaniem geloven als zijnde van goddelijke Openbaring is onfeilbaar waar. Waarom? Omdat wanneer heel de Kerk, zelfs op één bepaald moment van haar geschiedenis, geheel in de dwaling zou verkeren, zelfs op één enkel leerstellig of moreel punt, de Hel het zou gehaald hebben in tegenspraak met de beloften van Christus. »

Het is daarom dat er bij voorbeeld geen twijfel kan zijn over het geloof in de onafgebroken maagdelijkheid van Maria, zelfs al is dit nooit gedefinieerd: « Dit algemeen geloof kan niet anders zijn dan de onfeilbare waarheid van de Openbaring. Dit is het brede en gewaarborgde fundament van ons geloof, dit is de schat van de Traditie waaruit het Leergezag – zoals Gasser 1 het klaar en duidelijk uiteengezet heeft op het Eerste Vaticaans Concilie – geheel zijn onderricht put, het gewone zowel als het buitengewone. Er kan alleen maar sprake zijn van onfeilbaarheid van de Paus of van het Concilie binnen de invloedssfeer van deze allereerste onfeilbaarheid van de Kerk zelf. »

De waarheid van de onfeilbaarheid van de Opvolger van Petrus berust op twee uitspraken van Onze Heer Jezus Christus. De eerste wordt vermeld door de H. Mattheüs:

« Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen,
en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen
 » (Mt 16, 18).

De tweede staat bij de H. Lucas:

« Simon, Simon, zie, de satan heeft u allen willen ziften als tarwe.
Maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken.
En gij, wanneer ge u bekeerd hebt, bevestig dan uw broeders
 » (Lc 22, 31).

Het staat vast dat de wil van Christus, zoals die in deze teksten wordt uitgedrukt, vanaf de eerste eeuwen door heel de Kerk erkend is: opdat Petrus, die vanuit zijn opperste gezag alle gelovigen onderricht, aan de Kerk een absolute en onafgebroken onwankelbaarheid in het geloof zou kunnen waarborgen, moet hij zelf in de beoefening van dit gezag op goddelijke wijze gevrijwaard worden van elke mogelijkheid tot dwaling in het geloof. Dat betekent concreet dat zijn opperste leergezag ten aanzien van de universele Kerk noodzakelijk onfeilbaar moet zijn.

Deze onfeilbaarheid van de opvolger van Petrus gaat hand in hand met zijn primaatschap. Abbé de Nantes heeft dit duidelijk in het licht gesteld toen hij de grote crises van de Kerk bestudeerde: in de twisten over leerstellige kwesties is het telkens het definitieve oordeel van de Paus dat de overwinning van de rechte leer op de ketterij bepaalt.

Het Woordenboek van de katholieke theologie geeft de lijst van de kerkvaders van wie de geschriften de onfeilbaarheid van de Paus bevestigen. De lijst bewijst dat deze leer gedurende veertien eeuwen, nog voor de definitie ervan, aanvaard werd in heel de Kerk. Allemaal waren ze van mening « dat de heilige en apostolische Kerk van Rome, moeder van alle Kerken, nooit afgeweken is van het ware apostolisch geloof, en dat zij de christelijke geloofsregel die zij van haar stichters gekregen heeft ongewijzigd zal bewaren tot aan het einde der tijden. » Vandaar het bekende motto: « Roma locuta causa finita », « Rome heeft gesproken, de zaak is afgelopen ». Het debat is gesloten, zouden wij vandaag zeggen, want de waarheid heeft gezegevierd.

HET GALLICANISME

In de vijftiende eeuw treden theologen naar voren die de administratieve en leerstellige macht van de Paus willen verminderen. Dit is het gallicanisme, zo genoemd omdat het in Frankrijk is dat deze nieuwe theorie zich het eerst verspreidt, dankzij het Groot westers schisma en de Honderdjarige Oorlog. Binnen het bestek van dit artikel kunnen we de details van deze geschiedenis niet verhalen; het belangrijkste is dat de theorie onmiddellijk bestreden wordt door andere theologen.

Dit dispuut liet een vooruitgang toe in het begrip van de reeds aanvaarde waarheid. Inderdaad, de antigallicaanse theologen toonden aan dat het Concilie niet primeert op de Paus, dat het niet méér onfeilbaar is dan de Paus en dat het zelfs niet onfeilbaar is in dezelfde mate als de Paus: het Concilie is onfeilbaar door de Paus, want het is omdat het Concilie door hem wordt samengeroepen en de besluiten ervan door hem bekrachtigd worden dat deze besluiten onfeilbaar worden. De leerstellige verklaringen van de Opperherder moeten dus niet voorgelegd worden aan de goedkeuring van het Concilie om onfeilbaar te zijn; ze zijn het uit zichzelf.

De gallicaanse pretenties hielden daardoor op... voor een tijd. In de 17de eeuw doken ze opnieuw op, maar zonder ernstig gevolg; dat was te danken aan Bossuet, de bisschop van Meaux, die erin slaagde Lodewijk XIV op andere gedachten te brengen. Maar tijdens de Verlichting, en in nog grotere mate na de Franse Revolutie, traden de theorieën van het gallicanisme met nog veel meer kracht terug op de voorgrond. Waarom? Omdat ze voor de liberalen een prachtig voorwendsel waren om de Romeinse maatregelen waarvan zij het voorwerp waren te bestrijden.

Volgens de aanhangers van het gallicanisme is alleen de Kerk in haar hoedanigheid van concilievergadering onfeilbaar. De Paus is slechts de voorzitter van de bisschoppen. De gallicanen staan de Opperherder ten hoogste een vorm van onfeilbaarheid toe als hij spreekt als afgevaardigde van de bisschoppen en het Concilie. Het zijn deze theorieën die de Z. Pius IX veroordeeld wilde zien.

HET WERK VAN VATICANUM I

De tegenstanders van de liberalen, die men de naam van « ultramontanen » gaf, zijn dus voorstanders van de onfeilbaarheid van de Paus. Jammer genoeg zijn sommigen van hen dit op zo een buitensporige manier dat zij van de Opperherder haast een incarnatie van God maken, onfeilbaar en volmaakt, altijd en in alles.

Vóór en tijdens het Eerste Vaticaans Concilie putten gallicaanse liberalen en extremistische ultramontanen zich uit in manoeuvres met de bedoeling hun eigen thesis door te drukken. De debatten waren bijzonder fel, en het kostte iemand als Mgr. Freppel, de bisschop van Angers, erg veel moeite om de waarheid te doen triomferen: bevestiging van de onfeilbaarheid, maar op een precies afgelijnd domein.

Tegen de extremististische ultramontanen in diende benadrukt te worden dat het in tegenspraak is met de historische en leerstellige waarheid te doen alsof de Paus onfeilbaar is in alles wat hij onderricht. Abbé de Nantes bestudeerde in dat verband « Het geval van de ketterse paus », waarin hij zes Opperherders onder de loep nam van wie het onderricht of de houding beoordeeld en veroordeeld werden als ketters, of als bevorderlijk voor de ketterij. 2

Tegenover de gallicaanse liberalen, die hun oppositie ten gronde camoufleerden door te stellen dat het niet opportuun was om een definitie af te kondigen op het moment dat er in vele landen storm werd gelopen tegen de Kerk, moest men bewijzen dat een definitie juist hoognodig was nu deze leerstellige waarheid zo bestreden werd.

Er moest ook aangetoond worden dat de pauselijke onfeilbaarheid geen enkele schade zou toebrengen aan het gezag van de bisschoppen, die rechters en getuigen van het geloof blijven in hun bisdom, en zelfs in de universele Kerk wanneer de Paus hen verenigt in een Concilie. Want de eerbiedwaardige instelling van het Concilie zou helemaal niet overbodig worden: deze kerkvergadering is moreel noodzakelijk om het getuigenis en de leer van het geloof met meer schittering te doen oplichten, om de ketters plechtiger en efficiënter in verwarring te brengen en om met meer nut te waken over de belangen en noden van de Kerk.

De grond van het debat bleef echter de kwestie van de grenzen van de onfeilbaarheid. Anders gezegd: in welke gevallen is de Paus zonder enige discussie onfeilbaar?

HET DOGMA

Op 13 juli 1870 stemde het Concilie met een verpletterende meerderheid het schema over de onfeilbaarheid. Tijdens de laatste plechtige zitting, op 18 juli, kondigde Pius IX het dogma van de pauselijke onfeilbaarheid af. Alle bisschoppen moesten zich hierbij aansluiten, vermits het ging om de katholieke waarheid gegrondvest op de H. Schrift en de Traditie. De tekst uit het vierde hoofdstuk van de constitutie Pastor aeternus luidt als volgt:

« Tot eer van God onze Heiland, tot verheffing van de katholieke religie, tot heil van de christelijke volkeren leren en verklaren wij definitief als een door God geopenbaarde uitspraak des geloofs, in trouwe aansluiting met de overlevering die wij ontvangen hebben vanaf het begin van het christelijk geloof en met de goedkeuring van het heilig Concilie: wanneer de Roomse Opperherder ex cathedra spreekt, dat wil zeggen wanneer hij in de uitoefening van zijn ambt van herder en leraar van alle christenen met het hoogste apostolisch ambtsgezag definitief beslist dat een leer over geloof en zeden door de gehele Kerk gehouden moet worden, dan bezit hij op grond van de goddelijke bijstand die hem in de H. Petrus is beloofd de onfeilbaarheid waarmee de goddelijke Verlosser zijn Kerk bij definitieve beslissingen in zaken van geloofs- en zedenleer wilde toegerust zien. Deze definitieve beslissingen van de Roomse Opperherder zijn daarom uit zichzelf (ex sese), en niet op grond van de toestemming van de Kerk, onveranderlijk (irreformabiles). Wanneer iemand – wat God verhoede – zich zou vermeten deze definitieve beslissing te weerspreken, dan weze hij uitgesloten (anathema sit). »

Sindsdien is het bijgevolg in alle duidelijkheid vastgesteld, als zijnde van geopenbaard katholiek geloof, dat de onfeilbaarheid van de Paus beperkt is. Beperkt in het onderwerp: het gaat om de Paus die de universele Kerk onderricht in hoofde van zijn oppergezag. Beperkt in het voorwerp, dat verband moet houden met het geloof en de zeden. De onfeilbaarheid houdt ook een definitie in van wat alle gelovigen verplicht zijn te geloven of te houden of te verwerpen, tezamen met het anathema of de excommunicatie uitgesproken tegen hen die de geproclameerde waarheid zouden weigeren; op die manier is het dwingend karakter van de pauselijke uitspraak klaar en duidelijk.

Sedert 1870 weet de trouwe katholiek dus wanneer hij zich onvoorwaardelijk moet onderwerpen aan het onderricht van de Opperherder.

WANNEER IS DE PAUS ONFEILBAAR?

Met betrekking tot zijn gewoon leergezag is de Paus slechts onfeilbaar « wanneer hij in alles de echo is van de eenstemmige traditie van de Kerk » (abbé de Nantes). Overigens is elke bisschop, elke priester en zelfs elke gelovige in die zin onfeilbaar, namelijk wanneer hij alleen maar herhaalt wat de Kerk altijd en overal voor zeker gehouden heeft. « Zowel wie de onveranderde leer van de Kerk beluistert en gelooft als wie deze leer onderwijst en verklaart zonder er evenwel iets nieuws of bijzonders in te vermengen heeft deel aan de zekerheid van de Kerk. »

« Omgekeerd, wanneer de Paus of de bisschoppen – zelfs in het onderricht dat zij verstrekken vanuit hun functie en met het gezag van hun rang – een of andere nieuwigheid of discutabele mening verkondigen, dan kunnen zij zich voor deze persoonlijke theorie niet beroepen op hun gewoon leergezag en is er dus geen enkele waarborg van onfeilbaarheid. Het is eigenlijk de grote zwakte van dit gewoon leergezag dat het niet op een duidelijke en onbediscussieerbare wijze gescheiden is van het veld van de puur menselijke meningen. »

Zo is het vandaag de dag het geval met de akten van het Tweede Vaticaans Concilie, of met de Catechismus van de katholieke Kerk: ondanks de indrukwekkende plechtstatigh eid waarmee zij afgekondigd zijn, kunnen de leerstellige nieuwlichterijen die zij bevatten zich niet beroepen op het gezag van de Traditie; bijgevolg vloeien zij niet voort uit het gewoon leergezag.

Het buitengewoon leergezag, of leergezag “ ex cathedra ”, is daarentegen uit zichzelf volkomen onfeilbaar. En dat is ook een noodzaak voor de Kerk. Als op een bepaald punt van de leer de Traditie niet duidelijk of eenstemmig is, of als een gemeenschappelijk geloof plots door enkelen in vraag wordt gesteld of zelfs verworpen, dan zullen zij die alle macht hebben om de geloofsschat te bewaren en te verdedigen ertoe aangespoord worden om de kwestie definitief te beslechten. Hoe? Door het proclameren van de Waarheid in een niet te bediscussiëren vorm. De bijstand van de H. Geest is hen voor zulke beslissingen beloofd. Dit is de pauselijke onfeilbaarheid zoals ze in 1870 gedefinieerd werd.

FUNDAMENT VAN DE STRIJD 
VAN DE KATHOLIEKE CONTRAREFORMATIE

« Een dergelijk charisma », aldus nog abbé de Nantes, « is verbazingwekkend. Het maakt van een mens als het ware een God, iemand die er zeker van is dat hij in de absolute waarheid verkeert! Het is nochtans een waarheid van ons geloof, die altijd al beleefd werd en die door Vaticanum I geproclameerd werd en sindsdien onveranderlijk is. Het was noodzakelijk dat dit zo gebeurde. Dit beroep op een principiële onfeilbaarheid, herkenbaar aan de vorm zelf ervan, is de ultieme oplossing voor elke leerstellige crisis die de Kerk doormaakt. In dergelijke omstandigheden is er immers geen andere oplossing dan te geloven zonder verder nog te onderzoeken of te discussiëren: Rome heeft een uitspraak gedaan, de Paus heeft “ ex cathedra ” gesproken, het Concilie heeft een dogmatische constitutie voorzien van een anathema afgekondigd. Het is dus zeker dat het de Waarheid is. »

Dit dogma wettigt bijgevolg de strijd die onze geestelijke vader gevoerd heeft. Enerzijds laat het dogma toe dat pauselijke of conciliaire verklaringen aangevochten worden in de mate waarin het om nieuwe theorieën gaat die niet aan de vereiste voorwaarden voldoen om onfeilbaar te zijn; dit is in het bijzonder het geval met het sociaal recht op godsdienstvrijheid of met de conciliaire oecumene. Anderzijds wijst het dogma de weg aan om uit de crisis te geraken: een beroep doen op de onfeilbare Paus om te oordelen over de feilbare Paus; of anders gezegd: vragen aan de Paus dat hij op onfeilbare wijze zou oordelen over zijn eigen feilbaar onderricht of dat van het Concilie.

Dit verhindert niet dat vandaag de dwaling van de « extremistische ultramontanen » wijd verspreid is binnen de geestelijkheid en het gelovige volk. De brave katholieken zijn praktisch van mening dat de Opperherder altijd onfeilbaar is. Men durft de H. Vader niet tegenspreken. Dit verkeerde standpunt wordt uiteraard aangemoedigd door onze moderne pausen, in het bijzonder door Joannes-Paulus II die nooit sprak over gewoon of buitengewoon leergezag maar over authentiek leergezag. Deze uitdrukking, die simpelweg wil aangeven dat hij die onderricht de ware paus is, heeft niettemin iets plechtigs zodat zij indruk maakt op de geesten en doet geloven in de onfeilbaarheid. Maar dat een onderricht gegeven wordt door de authentieke opvolger van Petrus betekent nog niet dat het onfeilbaar is!

De katholieke Contrareformatie doet een beroep op de pauselijke onfeilbaarheid om een uitweg te vinden uit de huidige toestand van geloofsafval die de Kerk en de wereld ten gronde richt. Maar dit beroep botst op de onwil van de opeenvolgende pausen sinds Vaticanum II. Noch Paulus VI, noch Joannes-Paulus II, noch Benedictus XVI willen hun toevlucht nemen tot deze persoonlijke macht. Om twee redenen: de eerste heeft te maken met hun modernisme, dat hen doet steigeren bij de gedachte aan het afkondigen van een objectief geopenbaarde geloofswaarheid; de tweede reden is dat zij maar al te goed weten dat de nieuwigheid van hun onderricht een breuk betekent met de Traditie van de Kerk en dus verhindert dat dit onderricht op onfeilbare wijze geproclameerd wordt: God zou het niet toelaten. Uit principe willen zij dan ook geen oordeel uitspreken over abbé de Nantes, want zij kunnen dat niet doen zonder zichzelf te veroordelen!

Toch zal dit onfeilbaar oordeel ooit plaatsvinden, vermits Onze Heer Jezus Christus beloofd heeft dat de poorten van de hel zijn Kerk niet zullen overweldigen. In afwachting zorgt onze CRC-strijd in dienst van de Kerk ervoor dat de onfeilbaarheid van de Kerk bewaard blijft. Inderdaad, de toekomstige historici zullen verplicht zijn vast te stellen dat de Kerk, zelfs in de tijd van de grote geloofsafval of apostasie – aangekondigd door de Evangeliën, de Brieven van Sint-Paulus en de Apocalyps – onfeilbaar gebleven is. Haar hiërarchie heeft zeker ketterijen onderwezen, maar zij heeft dit gedaan los van welke onfeilbare verklaring ook. En langs de andere kant heeft zij nooit een leerstellige veroordeling uitgesproken over de priester die, heel alleen, publiekelijk opgestaan is om een beroep te doen op de Paus. Deze laatste had al het gezag, alle macht, alle middelen om zijn tegenstander te excommuniceren en te vernietigen... maar hij heeft het niet gedaan. Menselijk gesproken is dit onverklaarbaar... Maar God waakt over zijn onfeilbare Kerk!

broeder Pierre van de Transfiguratie
Hij is verrezen!
nr. 45, mei-juni 2010, pp. 3-6.


(1) Mgr. Vincent Gasser was prins-bisschop van Brixen (Zuid-Tirol). Hij was de meest prominente theoloog van het Eerste Vaticaans Concilie. Op 11 juli 1870 hield hij een vier uur lange relatio (officiële mededeling) waarin hij op magistrale wijze de argumenten voor de pauselijke onfeilbaarheid uiteenzette.

(2) Besproken in het artikel « Recht naar het hoofd! ». Hij is verrezen! nr. 40, juli-augustus 2009, pp. 6-8.