Het gezag van Petrus

« De Paus bekleedt de plaats van God, maar hij is geen god »
(Georges de Nantes)

Jezus schenkt Petrus de sleutels van het koninkrijk der Hemelen. Fresco door Pietro Perugino in de Sixtijnse kapel, 1481-1482.

« De Paus is onfeilbaar en dus heeft hij in alles gelijk en moet hij altijd gehoorzaamd worden... » Deze absurde, maar wijd verspreide misvatting over het pauselijk gezag is ongetwijfeld één van de hoofdredenen waarom de conciliaire revolutie zo snel en zo algemeen getriomfeerd heeft. Alle gelovigen hebben meer dan ooit nood aan klare taal over dit onderwerp, want de verhoopte Verrijzenis van de Kerk hangt er ten nauwste mee samen.

STEENROTS OF STEEN DES AANSTOOTS ?

« Van toen af begon Jezus zijn leerlingen er op te wijzen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan,  dat Hij veel moest lijden [...] en dat Hij gedood zou worden, en op de derde dag verrijzen. Petrus trok Hem terzijde en begon Hem tegen te spreken: "Dat nooit, Heer; zoiets zal U niet overkomen." Maar Hij keerde zich om en zei tot Petrus: "Weg van mij, satan! Ge zijt mij een ergernis! Want ge zijt niet bedacht op wat God wil, maar slechts op wat de mensen willen" » (Mt 16, 21-23).

Deze uiterst scherpe reactie van Jezus moet Petrus incasseren kort nadat hij zich door zijn Meester « Steenrots » heeft horen noemen: de evangelist Mattheus verhaalt de twee schijnbaar zo tegenstrijdige taferelen zelfs in hetzelfde hoofdstuk!

« Hierdoor wordt de zo vaak voorkomende verwarring tussen onfeilbaarheid en zondeloosheid rechtgezet. In de mate waarin Petrus verlicht is door de Vader en het geloof belijdt in Christus Zoon van God, is hij de Steenrots waarop Christus zijn Kerk heeft willen bouwen. Maar los van die goddelijke bijstand is diezelfde Petrus slechts een arme man zoals alle anderen; verre van een Steenrots te zijn kan hij zelfs een steen des aanstoots worden, namelijk een hindernis op de weg die naar God leidt » (Franse CRC nr. 38, nov. 1970). Anders gezegd: het is niet omdat hij de naam “Petrus” gekregen heeft – of de opvolger van Petrus is – dat al zijn gedachten, woorden en daden door God geïnspireerd zijn. Zij kunnen van de mens afkomstig zijn en dus onderworpen aan de invloed van Satan. Het gaat er om te weten in wie Petrus zijn vertrouwen en zijn geloof stelt: in God of in de Mens?

En dan is er ook nog de onwankelbaarheid, door Jezus beloofd: « Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken; en gij, wanneer ge u bekeerd hebt, bevestig dan uw broeders » (Lc 22, 32). Abbé de Nantes legt uit dat het hier gaat « om het voortdurend maar voorwaardelijk en begrensd mirakel van de genade, die het haalt van de zwakheid van de mens. De opvolger van Petrus heeft niet de zekerheid dat hij altijd rechtdoor zal stappen “volgens de waarheid van het Evangelie”. Als hij voorwerp van schandaal is, kan dat het bestaan zelf van de Kerk op het spel zetten en in elk geval de eenheid van het geloof en het heil van de zielen. »

STRIJDER IN HET HART VAN DE KERK

Wat moet men in dat laatste geval doen? De theologen zitten met deze vraag erg verveeld... Maar abbé de Nantes heeft vanaf het begin van de verschrikkelijke crisis die de Kerk door elkaar schudde een duidelijk spoor getrokken: een smal en dus moeilijk spoor, maar één dat volkomen katholiek was en dat hem toeliet het geloof te verdedigen terwijl hij toch “in het hart van de Kerk” bleef... en wij met hem.

« De overtuigde katholieken, en die zijn er zowel in de hiërarchie als onder de gewone gelovigen, worden in dat geval in de tang genomen door twee verleidingen waaraan zij weerstand moeten bieden. Alles aanvaarden, de chaos en de teloorgang van liturgie, geloof, zeden..., dat alles op bevel of onder zware druk van een hiërarchie waarvan de paus het hoofd is. Ofwel alles verwerpen, in zijn geheel, omdat het werkelijk te gek om los te lopen is, te schaamteloos en te verderfelijk, waarbij ze dan een Kerk de rug toekeren die hen uitdaagt tot rebellie en openlijk hun vertrek wenst...

« Deze twee gemakkelijke oplossingen, té gemakkelijke oplossingen, zijn zondig. Men verlaat niet zomaar de Kerk van Jezus Christus! En men sluit niet zomaar aan bij de modernistische Hervorming of de progressistische Revolutie! Wat is dan wel de oplossing? De enige oplossing is de Hervorming te weigeren terwijl men toch in de Kerk blijft. Maar, zo zal men opwerpen, er is geen mogelijkheid om de huidige Hervorming los te koppelen van de Kerk die haar oplegt! Antwoord: behalve...

« ... behalve door de persoon zelf van de Paus aan te vallen, die als het ware – en als enige – de scharnier vormt tussen twee werelden, de wereld van de orde en de wereld van de chaos, die van de Traditie en die van de ondermijning, die van het Werk van Christus en die van de drijverijen van Belial. Alleen Paulus VI kan in zijn eigen persoon deze twee volkomen aan elkaar tegengestelde werelden laten bestaan, en ons de ene opleggen in naam van de andere. »

Op die manier maken de pausen Paulus VI en Joannes-Paulus II sinds de jaren zestig misbruik van hun heilig en “onfeilbaar” gezag om ons hun Hervorming op te leggen. Het gaat hier om een overduidelijk misbruik van macht, waartegen het gerechtvaardigd móet zijn zich teweer te stellen. Maar omdat de Kerk een hiërarchische instelling is, moeten de verschillende stappen gerespecteerd worden:

« Men kan alleen maar ongehoorzaam zijn aan een modernistisch pastoor als men niet zijn eigen geloof of zijn individueel geweten inroept maar het geloof van de Kerk dat belichaamd wordt door de bisschop; daarom moet men de ketterse of afvallige pastoor aanklagen bij zijn bisschop. Maar als de bisschop zijn ketterse ondergeschikte verdedigt, moet men deze aan zijn plicht ontrouw geworden bisschop weerstaan door het geloof en de discipline van de Roomse Kerk in te roepen, en die wordt belichaamd door de Paus. Men moet dan een beroep doen op Rome.

« Maar stel dat dit beroep niets uithaalt, omdat de Paus onze ongerustheid en onze verontwaardiging niet ernstig neemt? Stel dat zijn koppige, absolute, angstaanjagende wil de verwoesters van de Kerk en de moordenaars van het geloof de hand boven het hoofd houdt? Als het hier zou gaan om de Wil van de ware Plaatsvervanger van Jezus Christus, dan zou God tegenover God staan en dan was het gedaan met ons geloof.

« Daarom blijft er een laatste mogelijkheid die alles verklaart: dat deze wil de wil is van een... afvallige Paus. En de enige manier om niet in deze onleefbare twijfel weg te zinken is de Paus zover krijgen dat hij zich uitspreekt. Want als de Paus onwaardig is, als zijn hulp aan alle mogelijke vormen van ondermijning het voorwerp is van een terechte veroordeling, dan behoudt ons geloof zijn zekerheid. Deze zekerheid steunt op de onfeilbare en onsterfelijke Kerk, die in zichzelf de noodzakelijke energie bezit om de afvalligen die haar tot het verderf voeren voorgoed te verwijderen.

« Want er staat geschreven: “Verwijdert de verderfelijke uit uw midden” (1 Co 5, 13) en ook: “Een ander ontvange zijn ambt” (Hd 1, 20). Alleen tegen deze prijs zal de vrede in de Kerk terugkeren. »

Deze tekst, meer dan dertig jaar geleden geschreven, is nog altijd brandend actueel. Wij kunnen de gevolgde denkwijze als volgt samenvatten: Als de Paus een ketter is, dan moeten wij de Kerk niet verlaten maar hem er integendeel uitzetten. Onze wapens zijn het Geloof en de Wet van de Kerk. De geschiedenis leert dat die uiteindelijk altijd triomferen!

TWEE ONVOLMAAKTE OPLOSSINGEN

De geloofsafval van een Paus, zijn ketterse of schismatieke instelling, vormt een officieel schandaal. Dit schandaal vraagt om een even officiële en aangepaste reactie.

Zich verzetten tegen zulk een Paus is geen daad van opstandigheid tegen de Kerk en tegen Christus, zoals men ons nochtans vaak voor de voeten werpt. Integendeel, het kan een zeer verdienstelijke daad van geloof zijn en een onvergelijkbare dienst aan Christus. De vragen die in dat geval rijzen zijn de volgende: Als de Paus ketters is, welke actie moet er dan tegen hem ondernomen worden? Wie moet de uitspraak doen? Moet die uitspraak bekrachtigd worden door het geheel van de Kerk?

Abbé de Nantes heeft op al deze vragen een antwoord gezocht in een studie verschenen in de Franse CRC nr. 69 (juni 1973), onder de titel: « Proces tegen de Paus ». We geven hieronder zijn conclusies weer.

Een eerste mogelijke oplossing is die van de jezuïet Bellarminus: « Papa haereticus depositus est », « Een ketterse Paus is afgezet ». Dit betekent dat een ketterse Paus ipso facto, automatisch, ophoudt paus te zijn, door het feit zelf dat hij ketters is; een ketterij staat immers gelijk met een soort van geestelijke dood, en dat geldt nog meer voor geloofsafval. Vermits een ketter geen paus kan zijn, is zijn zetel vacant... Deze stelling wordt tot op vandaag verdedigd door de zgn. sedevacantisten. Met deze “logica” kan men wel heel ver gaan... We moeten volledigheidshalve opmerken dat de grote theoloog Bellarminus het geval van een ketterse paus op een theoretische manier benaderde, maar tegelijk van oordeel was dat zoiets zich in de praktijk nooit zou kunnen voordoen.

Abbé de Nantes meent dat deze eerste oplossing vandaag de dag niet bruikbaar is, omdat ze te radicaal is: « Het religieuze denken is aangetast door het moderne liberalisme en de overtuiging dat alles voortdurend in evolutie is. De strijd voor het geloof heeft daardoor niet meer dezelfde helderheid als voorheen. De ketter ziet in zichzelf geen ketter maar een vernieuwer en een progressist. Hij wil geen rebel zijn maar een profeet en een redder van de Kerk. Sinds de hoogste functies in de hiërarchie door modernisten bekleed zijn, weten de trouw gebleven clerus en het volk niet meer wáár het geloof en wáár de ketterij moeten gesitueerd worden – als er al een duidelijk onderscheid en een tegenstelling tussen beide bestaat! » In de tijd van de martelaren, van de Kerkvaders en van de bloeiende Christenheid was op geloofsgebied alles klaar en duidelijk en volmaakt gedefinieerd. In onze tijd is het geloofsonderricht doorspekt met zoveel dwalingen dat de geesten volkomen het noorden kwijt zijn. Verkondig vandaag de dag maar eens dat het sociaal recht op godsdienstvrijheid een ketterij is: iedereen verslijt je voor een fanaticus, omdat de religieuze onverschilligheid de hele wereld in zijn greep heeft. En toch is die leer van de godsdienstvrijheid buiten de Kerk ontstaan, in de periode van de Verlichting.

De tweede oplossing is die van theologen zoals Cajetanus: « Papa haereticus deponendus est », « Een ketterse Paus moet afgezet worden ». Er bestaat, zoals bevestigd wordt in de Wet zelf van de Kerk, een juridische procedure om een ketterse paus af te zetten. Wie kan die procedure opstarten? Heel eenvoudig: het volstaat dat een “testis legitimus”, een getuige van de Waarheid, opstaat om de aanklacht te ondersteunen. En wie moet die aanklacht aannemen? Uiteraard de Heilige Kerk. Maar heeft de Kerk de bevoegdheid om te oordelen over de Paus, die in zijn sacrale persoon toch het Hoofd van de Kerk is en de soevereine Rechter over alle gelovigen?

Om deze moeilijkheid op te lossen verwijst abbé de Nantes naar een historisch voorbeeld, namelijk de nasleep van de zaak-Honorius I : « De Libellus fidei van Paus Hadrianus II, gericht aan het achtste concilie van Constantinopel, zet ons op het juiste spoor. Hij verwijst hierin in verband met Honorius naar het recht van de gelovigen om weerstand te bieden aan de paus die zijn plicht verzaakt, en herinnert eraan dat het ondergeschikten “toegelaten” is verzet te bieden tegen richtlijnen van hun oversten en hun dwalingen te verwerpen, maar uitsluitend in het geval van ketterij. Hij voegt eraan toe dat niettemin geen enkele patriarch en geen enkele bisschop in dat geval het recht zou hebben om een banvloek uit te spreken zonder de voorafgaandelijke goedkeuring van de H. Vader zelf. »

Natuurlijk dacht Hadrianus II aan een postuum oordeel: een paus die zijn voorganger in de ban slaat, zoals Leo II deed met Honorius. Maar precies op dit punt vindt de stichter van de Katholieke Contrareformatie het begin van een oplossing: waarom immers wachten op de dood van een ketterse paus om een oordeel uit te spreken over een kwestie die van levensbelang is voor het geheel van de Kerk? « Waarom niet de mogelijkheid onder ogen zien dat een paus die zijn plicht verzuimt tijdens zijn leven zelf nog én met zijn toelating een proces zou krijgen? Waarom op de dood wachten om het kwaad in te dijken? »

HET BEROEP OP DE PAUSELIJKE ONFEILBAARHEID

Men heeft met abbé de Nantes de draak gestoken omdat hij de Paus vroeg om zichzelf te oordelen en zich dus in zekere zin te ontdubbelen. Nochtans is dat de enige houdbare oplossing: de H. Vader, vertegenwoordiger van Christus op aarde, die soeverein oordeelt over zichzelf als privé-persoon, een privé-persoon die verdacht wordt van ketterij. Met andere woorden: Paulus VI die een oordeel uitspreekt over Giovanni Battista Montini, Joannes-Paulus II die oordeelt over Karol Wojtyla. Sint-Bernardus sprak over een beroep van de Paus op de Paus, en die formule is helemaal niet ridicuul of onrespectvol. Ze veronderstelt gewoon dat men gelooft in de onfeilbaarheid van het kerkelijk Leergezag, zoals het 130 jaar geleden gedefinieerd werd op het eerste Concilie van het Vaticaan. « Alleen deze definitie maakt het mogelijk om de moeilijkheid op te lossen en een werkbare oplossing voor te stellen voor het geval van een ketterse, schismatieke en schandaalverwek-kende paus. »

Deze derde weg is tegelijkertijd traditioneel en modern, en vult een theologische leegte. Zelfs kardinaal Journet in zijn Summa over het mysterie van “De Kerk van het mensgeworden Woord” besteedt aan de netelige kwestie van de “ketterse paus” slechts twee korte bladzijden. De oplossing van abbé de Nantes rechtvaardigt niet alleen veertig jaar Contrareformatie maar bereidt ook de toekomst voor.

Onnadenkende mensen herhalen om het luidst: het Eerste Vaticaans Concilie heeft verklaard dat de Paus onfeilbaar is, dus moet men altijd naar de Paus luisteren en hem gehoorzamen, op straffe van eeuwige vervloeking. Daarmee lijkt ons lot als opposanten van de Paus bezegeld! Laten we echter eens nuchter de redenering van de Concilievaders van toen beschouwen.

Zij hebben de volgende redenering gemaakt: Sinds het prille begin stelt de Kerk dat men zijn ziel alleen kan redden als men verbonden is met de Bisschop van Rome en onderworpen aan diens gezag. Elke goede katholiek moet dus een liefdevolle en onderdanige zoon van de H. Vader zijn: hij weet dat dit een voorwaarde voor zijn redding is. Daaruit hebben zij vervolgens afgeleid dat de Paus noch zichzelf noch ons kon doen dwalen in de uitoefening van zijn apostolische opdracht: want als het tegenovergestelde zich zou voordoen, zouden de gelovigen gedwongen zijn hem te volgen tot in zijn dwalingen, om gered te worden! Maar aan het kwaad is niemand gehouden. Dat is een onaantastbaar moreel beginsel.

Op dat punt aanbeland en in het bewustzijn van het mogelijke dwalen van de Paus, hebben de Concilievaders er zich op toegelegd om het domein van de  pauselijke onfeilbaarheid strikt af te bakenen. Zij hebben een volledige lijst opgemaakt van de precieze en doorslaggevende voorwaarden van het onderricht “ex cathedra”, en wel om deze essentiële reden: « Het Concilie kon geen volledige gelijkschakeling afkondigen tussen de gehoorzaamheid aan de Paus, die slechts relatief onfeilbaar is, en de gehoorzaamheid aan God, de Enige die absoluut Heilig en Waarachtig is. »

Verering voor de Paus is niet hetzelfde als slaafse aanbidding! Het Eerste Vaticaans Concilie heeft een immense dienst aan de Kerk bewezen door een dogmatische definitie vast te leggen: de onfeilbaarheid van de Paus is heel nauwkeurig afgelijnd. Bijgevolg bakenen de grenzen van de onfeilbaarheid meteen ook de grenzen van de aan de Paus verschuldigde onderdanigheid af. Aan de andere kant van deze grenzen is de Paus niet meer onfeilbaar... en dus feilbaar! Deze waarheid van het gezond verstand wordt nochtans door heel wat brave gelovigen niet aanvaard.

Wanneer de Paus de lof zingt van de democratie, wanneer hij in zijn toespraken voortdurend het « Nooit meer oorlog! » herhaalt, wanneer hij de vereniging van alle godsdiensten preekt, dan treedt hij buiten de gewone kaders van het katholiek geloof en de katholieke moraal. Die standpunten vallen niet onder zijn gewoon leergezag – datgene wat de Kerk altijd en overal onderwezen heeft – en evenmin onder zijn buitengewoon leergezag. Men heeft het recht hem te zeggen: Neen, Heilige Vader, het is ons niet mogelijk dit te aanvaarden want het druist in tegen het uitdrukkelijk onderricht van uw voorgangers; en als u voorwendt dit op te leggen in naam van het gezag dat u van Christus gekregen hebt, dan zullen wij in de morele verplichting zijn onze gehoorzaamheid op te zeggen. Omwille van uw onfeilbaarheid zelf die door u met voeten getreden wordt!

« Het Concilie dat de onfeilbaarheid uitgevaardigd heeft, heeft even krachtig uitgevaardigd dat buiten deze voorwaarden de Paus onderhevig is aan de mogelijkheid om te dwalen, en dus niet blindelings kan gevolgd worden. Er zouden zeer veel tegenwerpingen tegen het pausdom ontkracht worden als de Paus nederig zijn grenzen zou erkennen... »

EEN MISLEIDENDE SUPER-ONFEILBAARHEID

Abbé de Nantes heeft er vaak op gewezen dat de Concilievaders van Vaticanum II zich eerst losgemaakt hebben van de traditionele, canonieke regels van hun onfeilbaarheid, om zich vervolgens te bekleden met een soort van super-onfeilbaarheid. Hun voorgangers hebben daar nooit aanspraak op gemaakt, maar zij stelt hen wel in staat om hun aanvechtbare nieuwlichterijen op autoritaire wijze door te drukken, tot op vandaag. Door zo te handelen hebben zij eerst te hoog gegrepen, om nadien ellendig te falen in de uitoefening van hun functie. Eens te meer wordt daardoor aangetoond dat het met de voeten treden van de eeuwenoude katholieke orde tot de ergerlijkste wanorde leidt. De stichter van de Katholieke Contrareformatie heeft dit alles in drie punten uitgewerkt in zijn Lettre à mes amis nr. 212 van 15 september 1965:

1. « Vanaf de eerste dag heeft het Concilie zich “bevrijd” van de enge ondergeschiktheid waaraan het Leergezag gebonden leek in verhouding tot de kerke- lijke traditie. Het Concilie heeft in het spoor van Joannes XXIII vrijwillig afstand gedaan van de onfeilbare uitoefening van zijn leergezag, en sindsdien heeft niemand nog kunnen zeggen onder welke autoriteit de debatten en de decreten precies vielen. [...] Voor de eerste keer in de geschiedenis was het opperste Leergezag in plechtige conciliaire zitting niet bij machte om zijn onfeilbaar gezag uit te oefenen, omdat de zoektocht naar de ene goddelijke Waarheid niet langer centraal stond...

« Onmiddellijk staken allerlei misbruiken de kop op. Kwam er in de conciliaire akten of in de beslissingen van de hiërarchie iets voor dat de modernisten niet aanstond? Ze stelden het gezag ervan in vraag! [...] Was er omgekeerd een punt van hun nieuwe theologie dat erbij won? Onmiddellijk verplichtten ze ons ertoe het te aanvaarden in naam van het... onfeilbaar Leergezag van diezelfde akten! »

2. De Concilievaders hebben een onfeilbaarheid van een andere aard en een andere oorsprong opgeëist: zogezegd handelden zij uitsluitend “onder impuls van de H. Geest”, zonder naar iets anders te luisteren dan hun “Evangelische ervaring”. Het leek wel alsof zij begenadigd waren met een bijzondere openbaring van het Woord Gods, op gelijke hoogte met de heilige apostelen, om de Kerk te vernieuwen, haar open te stellen voor de wereld en haar met geweld te verplichten samen te werken met de andere godsdiensten voor de vestiging van de vrede in de wereld. « Deze profeten hebben zichzelf de volledige vrijheid toegemeten om ons voor te stellen als Geest van God wat in hen slechts de Geest van de wereld was, en als Woord van Christus wat slechts gebazel was voor het plezier van hedendaagse oren. »

3. Het resultaat van dit alles was en is een reusachtige mislukking, « één grote ruïne » zoals in het Derde Geheim van Fatima staat. De les die eruit moet getrokken worden voor de toekomende eeuwen is de volgende: « Al de verschrikkelijke crises die in de loop van de eeuwen de Kerk door elkaar geschud hebben, kunnen heel eenvoudig verklaard worden: de schuld ligt bij de feilbaarheid van de menselijke geesten en de zwakheid van de menselijke harten, opdat niemand zich vóór de Heer zou kunnen beroemen op zijn persoonlijke onfeilbaarheid of onwankelbaarheid!»

DE OVERWINNING VAN ONS GELOOF

In september 1965 schreef abbé de Nantes volgende woorden gericht aan de Concilievaders: « Ons bovennatuurlijk geloof in u en in uw Leergezag stelt ons gerust: nooit zal u op onfeilbare wijze, in naam van de Heer Jezus, de dwaling kunnen onderwijzen die nochtans in uw midden al gemeengoed geworden is, hoe groot uw menselijke wilskracht ook is en hoe krachtig ook uw geloof in die dwaalleer. Door deze kwesties aan de voet van de Troon van Petrus te brengen hebt u zichzelf ertoe verplicht ofwel de Waarheid van het Evangelie te verkondigen, ofwel deze Waarheid te verraden en uzelf in het verderf te storten... » Inderdaad is het al zeven-endertig jaar lang niet gelukt ook maar één conciliaire nieuwlichterij op onfeilbare wijze te definiëren!

Abbé de Nantes vervolgt: « Over elk nieuwsoortig evangelie dat in tegenspraak is met de trouwe overlevering van het ware Evangelie door de Kerk wordt de banvloek uitgesproken. In de ban dus zij die verkondigen dat de tijd van de universele vrede en de verzoening van alle mensen in religieuze neutraliteit en onverschilligheid aangebroken is! In de ban dus zij die louter menselijke beginselen voor de redding van de wereld verkondigen, beginselen die Christus en zijn Ene Kerk vreemd zijn! In de ban dus zij die de wetenschappelijke en sociale vooruitgang van de moderne tijden beschouwen als de realisatie van het Rijk Gods op aarde, en die de Kerk oproepen om van zichzelf, in overeenstemming met de andere godsdiensten, de dienstmaagd van de Wereld te maken! [...] Zonder fout zal ooit de dag komen waarop de H. Geest en de Kerk de geweldige ketterij zullen aanklagen die woekert in het binnenste zelf van de Stad Gods » (Lettre à mes amis nr. 212).

Zeker, de dageraad van de onfeilbare Waarheid zal aanbreken. Deze Waarheid zal oordelen tussen twee religies: de religie van God die mens geworden is en de religie van de Mens die zichzelf tot God maakt. Zij zal uitmaken welk van deze twee het stevig fundament van de Kerk is, en welk de geleidelijke verwoesting ervan.

broeder Thomas van O. L. Vrouw van Altijddurende Bijstand
Hij is verrezen ! nr. 10, juli-augustus 2002