De sacramenten

De ziekenzalving

DE Kerk is onze geestelijke moeder en voor ons de bron van alle genaden in Christus. In de loop van ons aards bestaan, bij elke belangrijke stap, op het moment van de grote, beslissende oriëntaties van onze roeping en onze bovennatuurlijke keuzes, maar ook tijdens het leven van alledag, buigt zij zich over ons om in onze ziel de goddelijke genade te verspreiden : remedies voor de zonden, voedsel en kracht voor onze vooruitgang. 

Zij doet dat door aangepaste gebaren en woorden : de zeven sacramenten en het grote geheel van de sacramentaliën (zegeningen, wijdingen, bezweringen enz.) die ze begeleiden. Er zijn er voor de geboorte, voor de kindertijd, voor de volwassenheid ; er moeten er dus ook zijn voor de ouderdom en de dood. Het zevende sacrament is dan ook op een heel natuurlijke manier het sacrament van de zieken of van het Laatste Oliesel.

Toch is er sprake van een zekere onduidelijkheid, van dubbelzinnigheid zelfs. Gaat het om het sacrament van de stervenden of om de zalving van de zieken ? De naam zelf van het sacrament staat niet vast. Het Oosten duidt het aan door te verwijzen naar de materie ervan : het sacrament van de heilige olie. In het Westen varieert de benaming in functie van de opeenvolgende theologische accenten. In de eerste eeuwen van het christendom spreekt men over de ziekenzalving, een benaming die Vaticanum II zal herstellen. De middeleeuwen hebben het over het sacramentum exeuntium, het “ sacrament van de vertrekkenden ”, dat wil zeggen de stervenden. De H. Thomas van Aquino voert de term laatste oliesel in, die bekrachtigd wordt door het Concilie van Trente – al behoudt die kerkvergadering ook de antieke benaming van ziekenzalving.

In deze studie baseren we ons op een cursus gegeven door de theoloog Bernard Sesboüé, S.J. : De ziekenzalving, om achtereenvolgens te handelen over de menselijke toestand waarin deze hulp van de Kerk tussenbeide komt, vervolgens de ritus van de steun of de christelijke troost en uiteindelijk het eigen effect ervan.

DE TOESTAND VAN EEN ZIEKE VROEGER EN NU

Vroeger was ziekte meestal het teken van een gezondheidscrisis waarvan de ontknoping niet lang op zich liet wachten. Er waren toen weinig invaliden of ongeneeslijk zieken. Ofwel genas men, ofwel ging men dood. De ziekte werd niet gediagnosticeerd of wetenschappelijk geanalyseerd : de zieke voorvoelde dat hij ging sterven, alsof hij door een of andere hogere Geest gewaarschuwd werd ; we denken hier aan de uitdrukking “ hij voelde zijn einde naderen ”. De overpeinzing van de dood, het zoeken naar de zin ervan maakten deel uit van het patrimonium van die oude generaties waarin iedereen in de dagelijkse nabijheid van ziekte en dood leefde. Men wist hoe men daar moest op antwoorden en wat men moest doen als het moment aangebroken was : men “ stelde orde op zaken ”, voor het tijdelijke met de notaris, voor het geestelijke met de pastoor.

Er heerste geen angst, integendeel zelfs. « De dood speelde zich op een zeer plechtige manier af en ten overstaan van een uitgebreid publiek », schrijft Sesboüé die Philippe Ariès citeert : « De stervende mocht niet beroofd worden van zijn dood. Hij moest ze zelfs voorzitten. Zoals men publiekelijk geboren werd, zo stierf men ook in het openbaar – niet alleen de koning, maar gelijk wie. Tal van schilderijen en gravures tonen ons het toneel. Van zodra iemand op zijn sterfbed lag, vulde de kamer zich met volk : verwanten, kinderen, vrienden, buren, leden van broederschappen. Vensters en luiken werden gesloten, kaarsen aangestoken... De nadering van de dood vormde de kamer van de stervende om tot een soort van publieke plaats » ( La mort inversée, 1970, p. 61 ). In die tijd was de stervende niet moederziel alleen

In onze moderne wetenschappelijke en medische wereld is alles bewust anders. De ziekte wordt ontcijferd door methodische analyses en behandeld volgens objectieve normen. De psychologische situatie van de zieke verandert totaal : van onderwerp wordt hij voorwerp, van iemand die verantwoordelijk is voor zichzelf wordt hij onderworpen patiënt... De geneeskunde volgt de zieken van dichtbij op en doet hun aantal bijgevolg toenemen. Zij banaliseert de beproeving en dedramatiseert ze zoveel mogelijk. Daardoor doet zij het einde, in alle betekenissen van het woord, uit het oog verliezen.

De zieke moet voor een goede behandeling overgebracht worden naar een kliniek ; hij verlaat de hem vertrouwde omgeving en komt terecht in het universum van de zieken, waar de dictatuur van de “ witte jassen ” heerst : dokters en verplegers weten alles, regelen alles. De schrik voor de dood is verschoven naar schrik voor de ziekte. De ziekenhuiswereld, zonder ziel en zonder God, roept de grootste angst op. De ziekte wordt spiritueel gesteriliseerd om geen andere vragen toe te laten dan alleen die van medische aard. Verbod op vragen van existentiële, morele of godsdienstige aard ! De wetenschap controleert alles, de priester komt er niet meer aan te pas.

Het lijdt geen twijfel dat de moderne methode in veel gevallen volledige voldoening geeft. Men geneest zonder enige ongerustheid gevoeld te hebben... maar ook zonder over zichzelf nagedacht te hebben en zonder iets geleerd te hebben over het immense menselijke drama dat de dood is.

Hoe dan ook, het gebeurt dat men sterft. Die realiteit doet heel het mooie bouwwerk in elkaar storten. De ziekenhuiswereld kent slechts zieken-in-behandeling ; wie ongeneeslijk is of verloren, wordt aan het gezicht onttrokken, genegeerd. En de euthanasie maakt het mogelijk om de bladzijde vliegensvlug om te slagen.

Onze moderne maatschappij haat de dood omdat de dood vragen stelt waarop zij niets kan antwoorden. De dood ontsnapt volkomen aan de almacht van de ziekenhuiswereld en legt de onvolkomenheid ervan bloot. Daarom vindt men dat tegen de zieke zonder verpinken mag gelogen worden om de ernst van zijn toestand voor hem te verbergen. Sesboüé erkent dat zonder ertegen in opstand te komen :   « De naastenliefde vereist tegen de zieke te liegen. » Het taboe is zo verankerd dat de stervende zelf zeer vaak onwetendheid veinst, om zijn verwanten niet ongelukkig te maken... 

DE MENSELIJKE VERWACHTING VAN HET SACRAMENT

Als een maatschappij het verbiedt aan ziekte, dood en scheiding een ZIN toe te kennen, dan kunnen deze grote realiteiten geen voorwerp meer uitmaken van welke riten ook. De voorvaderlijke gebruiken, de christelijke sacramenten vervallen tot het domein van culturele zaken en folkloristische uitingen. Er is geen enkele communicatie van goddelijke genade meer als riten geen betekenis meer hebben omdat er geen menselijk drama meer is, geen zoektocht naar troost, geen smeken om goddelijke vergeving, geen geschenk van het eeuwig leven.

Hoe meer de mens het drama vlucht, hoe meer hij als individu verplicht is om moederziel alleen te vechten, in stilte en duisternis, met zijn demonen. Zijn verdriet, zijn schrik, zijn doodsangst verscheuren hem omdat hij ze niet mag toegeven. Gevolg : zenuwinzinkingen, depressies, zelfmoord... De moderne mens is veel kwetsbaarder en weerlozer dan die van vroegere generaties. Meer dan ooit heeft hij behoefte aan steun en troost.

Het uur van de Kerk is daarom niet voorbij, integendeel, het luidt als de alarmklok. In de ijskoude en onmenselijke ziekenhuiswereld waarvan hij de gevangene is en waarin hij zich verloren voelt, smeekt de ernstig zieke om echt-menselijke en geestelijke vertroosting. In zijn ellende en eenzaamheid vraagt hij met aandrang om een geschenk van leven.

DE RITUS VAN DE CHRISTELIJKE VERTROOSTING

In de wereld van de zieken is de grote nieuwigheid van Christus dat met Hem de ziekte en de dood reeds overwonnen zijn. Jezus, de bevrijder van de mensen uit hun slaafse onderwerping aan ziekte en zonde, is de perfecte vriend van de lijdende mens. Jezus wordt aangegrepen door medelijden ( Mt 20, 34 ), Hij voelt mee met het menselijk lijden en zijn mirakels verkondigen dat Hij op de dag van Jahweh, op het einde van de tijden, voor allen die Hij liefheeft de totale overwinnaar zal zijn.

Daarom ook zendt Jezus zijn apostelen uit om de zieken te genezen : « Ze dreven vele duivels uit, zalfden vele zieken met olie en genazen ze » ( Mc 6, 13 ). Het enige verschil tussen Hem en hen is dat zij van hun Meester de opdracht krijgen de zieken met olie te zalven – olie was in die tijd een soort van algemene remedie – om hun charismatische macht te relativeren en niet de indruk te wekken dat zij thaumaturgen (wonderdoeners) waren. Die gave van genezing maakt deel uit van een breder Evangelie, waarin veel meer sprake is van eeuwig leven dan van lichamelijk leven en van intrede in het Koninkrijk eerder dan van behoud van de gezondheid.

Na Christus ging die praktijk verder, en gedurende een bepaalde tijd met dezelfde miraculeuze macht. De apostelen genazen de zieken « in de naam van Jezus Christus » ( Hd 3, 6 ; 8, 6-7 ; 14, 8-10 ). Zelfs zonder uitdrukkelijke vermelding van de goddelijke Naam zijn de wonderen te danken aan Christus, van wie de apostelen slechts de woordvoerders zijn : « Petrus zei tot hem : “ Eneas, het is Jezus, de Christus, die u geneest ” » ( Hd 9, 34 ).

De christelijke naastenliefde ten aanzien van de zieken heeft allicht altijd menselijke hoop verbonden gehouden met hoop op de Hemel, al primeerde die laatste steeds meer. Het is in dat licht dat men de enige tekst in het Nieuwe Testament moet lezen die ons de nieuwe ritus van het bezoek aan de zieken en de christelijke vertroosting doet kennen :

« Is iemand van u ziek, hij roepe de priesters van de Kerk ; laat hen dan over hem bidden en hem zalven met olie in de naam des Heren. En het gelovig gebed zal de zieke behouden, de Heer zal hem opbeuren. En mocht hij zonden hebben begaan, dan zullen ze hem vergeven worden. Belijdt dus elkander uw zonden en bidt voor elkaar, opdat gij genezen moogt worden » ( Brief van de H. Jacobus, 5, 14-16 )

We hebben hier te maken, exact zoals het Leergezag van de Kerk het betuigt, met de onbetwijfelbare en apostolische instelling van de christelijke ritus van het ziekenbezoek : het sacrament van de christelijke vertroosting. Het geldt voor al wie ernstig ziek is, in alle omstandigheden en voor altijd. De geestelijke redding en de verrijzenis in de eindtijd zijn zeker, maar dat er ook miraculeuze genezing en onmiddellijk lichamelijk herstel kan zijn, daarover beslist God.

DE PRAKTIJK VAN DE KERK

De christenen pratikeerden vanaf het begin het bezoek aan de zieken om hen geestelijke en materiële bijstand te schenken. Zij wisten dat zij in de zieke, zoals in de arme, Jezus zelf ter hulp kwamen en troostten ( Mt 25 ). Teksten van de kerkvaders, van Sint-Athanasius en Sint-Augustinus, roepen dit ziekenbezoek op, waarvan de ritus toen vaak leek te bestaan in de handoplegging ; maar er is ook sprake van « het water van het gebed » en van « de olie van het gebed ». Uiteindelijk haalt de zalving met olie de bovenhand.

Een brief van paus Innocentius I aan Decentius van Gubbio ( 416 ) toont aan dat de discipline van het sacrament in de vijfde eeuw al stevig vastlag. Het is alleen de bisschop ( toch in het Westen) die de heilige olie vervaardigt door een plechtige zegening. Hij kan ze uiteraard zelf aan de zieken toedienen, maar hij doet afstand van dat dienstbetoon dat te veel tijd zou opslorpen en vertrouwt het toe aan de priesters. De mogelijkheid blijft open voor de gelovigen om er zelf gebruik van te maken in geval van nood, voor hun eigen genezing of die van hun broeders.

In het Oosten is de traditie tot op de dag van vandaag ongewijzigd gebleven. De onafgebroken tendens – afgekeurd door Rome – is het toedienen van de heilige olie voor alle ziekten, ook die van lichte aard, met het oog op de genezing en zelfs tegen geestelijke bekoringen, als een soort van exorcisme. De H. Stoel heeft de katholieken van de oosterse ritus (de Uniaten) altijd gewaarschuwd en eraan herinnerd dat het sacrament niet mocht toegediend worden aan wie het goed stelde, maar enkel aan de stervenden.

In het Westen is de geschiedenis van het sacrament ingewikkelder. In de eerste eeuwen verzochten de gelovigen om de heilige olie voor hun genezing of voor hun vertroosting in de ziekte. Daarna wordt de zalving systematisch verschoven naar het ogenblik van de dood. Voor de scholastieke theologen wordt het sacrament dat van het laatste oliesel ; het verandert van betekenis en wordt hoofdzakelijk een ritus tot ultieme vergeving van de zonden op de drempel van de dood. Het wordt steeds minder toegediend en het is verrassend én triest dat we van de historici moeten vernemen dat het sacrament eeuwenlang algemeen verwaarloosd werd. Om nog te zwijgen van het schandaal dat voor de toedie
ning een prijs gevraagd werd : verschillende priesters maakten tegelijkertijd hun opwachting in het huis van de stervende en gaven samen het sacrament, tegen betaling in geld of in natura. Alleen de rijken konden zich op de duur het sacrament nog veroorloven !

Bovendien bleef het laatste oliesel een band behouden met de engagementen van de publieke boetedoening : hoewel de Kerk de idee altijd bestreden heeft, dachten veel mensen dat het sacrament hen verplichtte om religieuze geloften af te leggen, waardoor ze dus, in geval van genezing, verplicht zouden zijn zich te onthouden van echtelijke betrekkingen, het eten van vlees enz.

Het Oosten heeft daar altijd een van zijn meest gewettigde grieven tegen de Latijnse Kerk van gemaakt. « Het verwijt dat de Grieken sinds Simeon van Thessaloniki ( 1430 ) aan de Roomse Kerk maken, nl. dat zij het geloof aangetast heeft door van wat slechts het sacrament van de genezing van zieken was een zalving van de stervenden te maken, dat verwijt is ongerechtvaardigd. Deze beschuldiging heeft betrekking op een onloochenbaar misbruik, maar staat los van de leer van de Kerk en het door haar goedgekeurde gebruik » ( Bernhard Poschmann, Busse und Letzte Oelung, 1951 ). Dat neemt niet weg dat het hierboven aangehaalde misbruik toch wel erg algemeen was...

Omgekeerd zou het Westen de Grieken kunnen verwijten dat het sacrament bij hen in hoge mate gedevalueerd is, vermits ze het aan iedereen geven voor de genezing van het lichaam en daarbij de uiterst noodzakelijke voorbereiding op de dood uit het oog verliezen.

VAN HET ENE CONCILIE NAAR HET ANDERE

Ten dele wegens de misbruiken, maar vooral omdat zij de sacramenten en de werken in het algemeen verwierpen, maakten de hervormers van de 16de eeuw korte metten met dit sacrament.

Het Concilie van Trente redde het echter van de protestantse ontkenning : het Laatste Oliesel is een echt sacrament, aldus de concilievaders, geen ritus of een menselijk uitvindsel ; het schenkt genade, vergeving van zonden, vertroosting van de zieken en soms hun genezing ; de gewone bedienaar is de priester. Op een discrete manier neemt het Concilie ook afstand van de scholastieke traditie : het gaat niet meer verplicht om de zieke op het moment van zijn sterven ( “ in articulo mortis ” ), maar om elke zieke die het risico loopt te sterven. Zo wordt een heilzame opening gemaakt.

Het Tweede Vaticaans Concilie, meer bekommerd om “ vreugde en hoop ” ( Gaudium et Spes) dan om “ droefheid en angst ”, heeft niet veel aandacht besteed aan deze kwestie. Het wou de pastoraal van de Kerk aanpassen aan de moderne cultuur en dus vermijden om angst aan te jagen aan de mensen, voor wie de dood het grootste kwaad is geworden. Daarom heeft Vaticanum II het sacrament opengesteld voor alle zieken en zelfs gewoon voor alle bejaarden, om het weg te trekken van sombere gedachten, van dood, oordeel en eeuwigheid !

De nieuwe begrafenisliturgie maakt abstractie van wat bij wijze van spreken de gewelfsleutel is van heel het christelijk systeem, het enige dat echt belangrijk is voor onze redding : het oordeel van God en de uitersten – hemel, hel of vagevuur. Vandaag de dag is iedereen voorbeeldig en goed en wordt iedereen dus gered. We zullen allemaal eeuwig leven, gelukkig en voldaan, in de hemel of ergens anders, waar precies weten we niet ! De post-conciliaire begrafenisliturgie, waarin geen woord meer gezegd wordt dat ongerust zou kunnen maken met betrekking tot het eeuwig heil, is een zoveelste uiting van de eredienst van de mens. Zij is ronduit choquerend en zelfs fundamenteel onchristelijk en het spreekt voor zich dat een Derde Vaticaans Concilie daarin grondig verandering moet brengen.

Het laatste oliesel (of beter : de ziekenzalving, want dat is nu de algemeen gebruikte term) is een sacrament geworden om de moraal van de zieken op te beuren, waarbij alle schrik voor de dood en voor God onder de mat geveegd wordt. Het wordt collectief toegediend, aan bejaarden of pelgrims in Lourdes, tijdens vieringen die zeer ontspannen zijn, bijna feestelijk zelfs. Capitulatie voor onze materialistische, humanistische, atheïstische wereld...

VIER DENKPISTES

Pater Sesboüé stelt op het einde van zijn cursus een aantal aanpassingen van het sacrament voor die we graag willen overlopen.

1° « De zalving dient normaal gesproken gegeven te worden aan zieken die nog niet onomkeerbaar aan de rand van de dood staan. »

Akkoord. Dat zij “ onder voorwaarden ” gegeven wordt aan personen in comateuze toestand of binnen de twee uren die volgen op de dood, mag niet de regel worden, want het komt neer op een devaluatie van het sacrament. Gelovigen die zo handelen, spotten met God ; priesters die er in meegaan, dreigen zich schuldig te maken aan bedrog. Maar men mag ook niet in het andere uiterste vervallen en elk bijzonder verband tussen dit sacrament en de dood afwijzen. De dood is een realiteit !

2° « De zalving moet aanleiding zijn tot de broederlijke en liefdevolle tussenkomst van de christengemeenschap. » Ja ! « Het is wenselijk dat de naaste omgeving van de zieke ( familie, vrienden, verzorgers, ziekenbezoekers...) deelneemt aan het ritueel, uitdrukking geeft aan het gebed van heel de Kerk en op een sobere manier toch een enigszins feestelijk karakter aan het sacrament schenkt. Zo zal de ziekenzalving haar tragische aard verliezen. » Akkoord ook met die broederlijke aanwezigheid. Maar denken dat de tragiek daardoor zal uitgebannen worden... Waarom moet toch altijd de tragiek uit het menselijk bestaan geschrapt worden ? Hij maakt er juist de grootheid van uit !

Laten we nog verder gaan. We moeten durven ingaan tegen de hatelijke en onmenselijke secularisering van de moderne ziekenhuiswereld en de officiële erkenning eisen van de godsdienst en het christelijk kader waarin de zieken verblijven. Het kruisbeeld in de ziekenzalen behoort tot de sacramentaliën en is onmisbaar voor de christelijke vertroosting en de broederlijke communicatie. Waarom is het laïcisme toch zo onaanraakbaar ?

3° « De zalving moet verkondigen dat de christelijke redding betrekking heeft op héél de mens, want “ het vlees is de scharnier van het heil ”, zegt Tertullianus. Alle sacramenten drukken een “ lichamelijke band met God ” ( Mallet-Joris) uit, maar aan de ziekenzalving is het gegeven een bijzonder reliëf te schenken aan de liefde van God voor ons lichaam, waarvan Hij de genezing en de Verrijzenis wil. »

Ja, dat is waar en het is mooi. Maar laten we toch niet overdrijven. We mogen de bedoeling van het sacrament, de wil van God, niet onder de mat vegen en alles overbrengen van de Hemel naar de aarde en van de Verrijzenis naar de genezing hier beneden. « Hij wil de genezing en de Verrijzenis », wat betekent dat ? Gaat het hier ook niet om het demagogisch verdoezelen van de dood ? Want uiteindelijk kan niemand aan de dood ontsnappen.

4° « Pleidooi voor een sacrament van de bekering tot het willen-leven. » Hier is het de bedoeling om rekening te houden met de huidige mentaliteit en die zachtjes te doen evolueren. « Elke aanvaarding van de dood wordt beschouwd als een capitulatie en een kwaad ; het is daarom dat de aalmoezenier zo vaak een verrader lijkt van de zaak van het leven. »

Sesboüé aanvaardt die beschuldiging al te gemakkelijk vanuit het schuldcomplex van de hedendaagse Kerk. Zo verdwalen zijn beschouwingen in de woestijn van het ongeloof van de wereld en het gebrek aan geloof van de post-conciliaire Kerk.

DE DUBBELZINNIGHEID OVERSTEGEN

« De dokters zullen je niet genezen, want op het einde zal je sterven. Maar Ik ben het die je genees en het lichaam onsterfelijk maak » ( Pascal, Het mysterie van Jezus). Er is een tijd om te hopen op genezing, maar er is voor iedereen ook een moment waarop men moet aanvaarden dat er menselijk gesproken geen hoop meer is. Terwijl de menselijke bezoekers nog slechts ijdele woorden kunnen stamelen en hun aanwezigheid geleidelijk aan op de achtergrond treedt, is er de moederlijke Kerk die de arme zieke in haar armen sluit. De stervende behoort haar nu toe, omdat zij weet waar hij heen gaat en het op haar neemt hem voor te bereiden op die nieuwe wereld.

Christus en de Kerk gaan meteen naar de essentie : het is goed om te sterven om binnen te gaan in de Glorie. De zieke, door hen op een hoger niveau getild, legt zijn leven en zijn ziel in de handen van de Vader en reeds begint in hem het verlangen te ontkiemen om zijn Gelaat te zien. De familie zelf wordt gegrepen door die bovennatuurlijke atmosfeer, zij aanvaardt het onvermijdelijke, zij bidt vurig voor de christen die zijn leven beëindigt.

Het is het uur van de initiatie in het hemels leven. Alles moet plechtig verlopen, zoals de christelijke initiatie het begin van het aards bestaan gekenmerkt heeft : doopsel, vormsel, Eucharistie. De priester komt het huis binnen, bidt en sprenkelt wijwater. Hij schenkt de zieke vergiffenis van zonde door het sacrament van de biecht. Als hij het antieke verloop volgt, door Vaticanum II gerestaureerd (wat een goede zaak is), dient hij vervolgens het laatste oliesel toe, als een repliek van het vormsel : de gave van kracht tegen de zonde, van een laatste zuivering van ziel en lichaam. Tenslotte volgt dan het viaticum, de Eucharistie voor de overgang van het aardse naar het hemelse leven, zoals de eerste communie de aanvang betekende van een kameraadschap met Christus voor de oversteek van de woestijn hier beneden.

Laatste oliesel of ziekenzalving ? Een oplossing voor de “ dubbelzinnigheid ” die het sacrament kenmerkt, zou kunnen zijn dat het een uiteenlopend effect heeft op elke zieke naargelang de graad van christelijk leven die de zijne is.

Toen ik als dorpspastoor het sacrament toediende aan een stervende die blijkbaar grote zonden op zijn geweten had, was mijn indruk dat al die zalvingen bijdroegen tot zijn absolutie, dat zij als resultaat hadden dat die persoon goddelijke vergeving verkreeg.

Bij anderen was mijn indruk dat het er op aankwam hen te versterken door een bijzondere goddelijke genade, om de beproeving te dragen en, als God het wou, hen de gezondheid terug te schenken of de kracht om verder te gaan op hun zware weg.

Tenslotte gebeurde het dat ik het sacrament gaf aan vurige zielen, aan uitmuntende gelovigen die er op ingesteld waren de hogere gaven te ontvangen door het dagelijks nuttigen van de H. Eucharistie, die geheiligd waren door lange maanden van lijden en beproeving. Ik kreeg toen de overtuiging dat het sacrament voor hen was als de zalving van Christus door Maria Magdalena : een glorievol “ toilet ” met het oog op hun intrede in de hemel, de “ opmaak ” van hun ziel om te kunnen deelnemen aan de vreugdevolle Bruiloft van het Lam zoals beschreven in het boek van de Apocalyps.

Het is schoon om christen te zijn, in het uur van de dood, en in te slapen in de armen van de hoop en de liefde, de moederlijke armen van de H. Rooms-katholieke Kerk ! 

Abbé Georges de Nantes
Hij is verrezen ! nr. 105, mei-juni 2020

GEBEDSWAKE BIJ DE H. LIJKWADE

Op Stille Zaterdag 11 april ging een liturgische dienst door in de kapel van de dom van Turijn waar de H. Lijkwade bewaard wordt. Het gebeuren werd live uitgezonden via internet, wat een primeur is.

Aartsbisschop Cesare Nosiglia had het initiatief als volgt aangekondigd : « Wij willen op paaszaterdag in een wake vanaf 17 uur, in de zijkapel van de kathedraal waar de Lijkwade bewaard wordt, tot God bidden opdat Hij de mensheid zou helpen om de kwaal van het coronavirus te overwinnen. » Hij voegde eraan toe : « Aan de gestorven en verrezen Christus, die de H. Lijkwade ons op zo’n waarachtige en concrete manier toont, vragen wij de genade om het kwaad te overwinnen zoals Hij dat zelf gedaan heeft, vertrouwend op de goedheid en het erbarmen van God. »

De aartsbisschop gaf aan dat hij « duizenden en duizenden » aanvragen van gelovigen had gekregen om de kostbare relikwie uit te stallen nu Italië, en meer bepaald het noorden van het land waar de stad Turijn zich bevindt, in het middelpunt van de coronastorm was terechtgekomen.

De sobere plechtigheid van gebed, meditatie en aanbidding ging door aan de voet van het reliekschrijn in de Capella della Sacra Sindone, maar de Lijkwade zelf werd niet getoond omdat ze te fragiel is en slechts hoogst uitzonderlijk uit haar omhulsel wordt gehaald. Daarom toonde men op tv slechts vroeger opgenomen beelden ervan. « De Lijkwade is de icoon van Stille Zaterdag », zei Mgr. Nosiglia, « het is de icoon van deze dag van absolute stilte waarop de Kerk waakt bij het graf van haar Heer in afwachting van zijn Verrijzenis. Laten we het Gelaat van de Heer beschouwen met in ons hart de hoop dat we weldra, vanavond al, het bericht zullen krijgen van zijn overwinning op de dood. »

Onvermijdelijk moeten alle kijkers zich de vraag hebben gesteld : is de Lijkwade nu echt of is het een vervalsing ? De aartsbisschop, die custos ( bewaker) van de relikwie is, sprak zich daar niet onomwonden over uit. Hij kan dat ook niet, want hij is aan handen en voeten gebonden door het sceptisch standpunt van het Vaticaan. Dat had de supervisie over de datering met de koolstof-14-methode in 1988 toevertrouwd aan de universiteit van Oxford, die zoals iedereen weet niet kan verdacht worden van pro-katholieke sympathieën... De Britse “ specialisten ” verkondigden achteraf triomfantelijk dat de Lijkwade een middeleeuwse vervalsing was ( herinner u het spottende uitroepteken op het schoolbord : “ 1260-1390 ! ” ). En de Kerk legde zich daarbij neer bij monde van kardinaal Ballestrero, de toenmalige aartsbisschop van Turijn.

En al de spectaculaire ontdekkingen die wetenschappers van verschillende disciplines tevoren gedaan hadden ? « Van twee mogelijkheden één : ofwel waren alle wetenschappelijke bevindingen die wezen in de richting van de authenticiteit op de een of andere wijze fout... ofwel klopte er iets niet met de koolstofdatering » ( broeder Bruno).

 

Meer weten ? Surf dan naar onze website nl.crc-resurrection.org en lees de artikels onder de hoofding : Speciale studies, De H. Lijkwade van Turijn