HET SACRAMENT VAN HET HUWELIJK
IN dit artikel willen wij op een objectieve manier onderzoeken wat het huwelijk is en in welke zin het christelijk sacrament er iets aan toevoegt dat reëel en transcendent is. Het doel dat wij beogen is theologisch : wij willen het absolute verschil in het licht stellen dat bestaat tussen het natuurlijk huwelijk en het sacrament van het huwelijk, want dat zijn echt twee volkomen verschillende zaken. Maar wie weet dat nog ? Alleen de katholieke Kerk.
EEN NATUURLIJKE INSTELLING
Het is onweerlegbaar dat van alle relaties tussen personen het huwelijk het meest volmaakt is, in die zin dat het normaal gesproken de totaliteit van het menselijk wezen engageert en dat het dit wezen, in de intieme en stabiele vereniging van lichaam en ziel met een ander en complementair wezen, een ontplooiing schenkt die het nooit in zijn eentje aan zichzelf zou kunnen geven.
Het is door zijn natuur te volgen dat de mens naar de huwelijksstaat geleid wordt, volgens een instinctieve kracht die een van de diepste en meest universele wetten van de geschapen orde lijkt te zijn. De aantrekking tussen de geslachten beheerst de levende wereld. Deze lichamelijke zoektocht streeft door zichzelf, geleid door het eigen instinct, naar een welbepaalde volheid, een seksuele vereniging die de voortplantingsdaad is. « En God zag dat het goed was » (Gn 1, 31).
Maar het seksueel instinct is niet alleen gericht op het in stand houden van de menselijke soort. Het is allereerst de uitdrukking van een geestelijke liefde, waarbij de intelligentie en de wil het lichaam controleren en beheersen. Het seksueel genot is in de spirituele liefde tussen een man en een vrouw een soort van harmonische verklanking van hun meest verheven gevoelens. Dit genot is de vreugde van een persoon die bemint en zich bemind weet, die genot verschaft aan het wezen dat van hem houdt en een gelijkaardig genot ontvangt. Kortom, het gaat om de vereniging van twee zielen waarvan de instinctieve beweging van het vlees het middel en de uiting is. Hoe beperkt en leugenachtig is in vergelijking daarmee het lichamelijk genot dat losgekoppeld is van de ziel, dat ontdaan is van elke geestelijke dimensie !
In de menselijke liefde is het genot om zo te zeggen de lichamelijke verpakking van de vreugde van het hele wezen. Zo gaan liefde en genot normaal gesproken hand in hand. Ze volgen dezelfde weg, streven hetzelfde doel na : de totale vereniging van de lichamen die de uiting is van de volmaakte liefde. Man en vrouw hebben er zelfs geen behoefte aan te weten dat de daad die zij willen tegelijkertijd de voortplantingsdaad is.
Elke loskoppeling van liefde en seksualiteit komt dus voort uit een overdreven dualistische filosofie. Sommigen weiden uit over de liefde buiten de seksuele ervaring ; anderen isoleren de seksualiteit als een louter dierlijk instinct... De liefde bedrijven, zoals de uitdrukking heel terecht luidt, betekent een kind verwekken. In dit feitelijk samenkomen van twee radicaal verschillende bedoelingen – de liefdesdaad die slechts een moment duurt en de geboorte van een kind dat er het mogelijk gevolg van is en dat tot een opdracht voor een heel leven leidt – wordt de wanverhouding duidelijk, en meteen ook het risico van breuk, leugen, zonde.
Tussen de daad van lief te hebben en de daad van een kind op de wereld te zetten bestaat een breekbare band. In de gedachte en de wil van de mens kunnen beide echter gescheiden worden. Daarom moet de intellectuele en morele loyauteit van de geliefden op het voorplan treden en primeren. Omwille van de gevolgen, omwille van het kind dat in de liefde geconcipieerd kan worden, vereist het engagement van de man tegenover de vrouw een loyauteit die haar waarborgt dat hij het kind van zijn seksuele daad zal erkennen. Maar ook de vrouw moet een engagement aangaan tegenover de man, namelijk dat het kind in haar schoot van hem is. Het ver-bond, het contract van een exclusieve en blijvende vereniging vindt daarin zijn diepste bestaansreden.
Het is daarom dat de katholieke moralisten van de voortplanting het eerste doel van het huwelijk maken en van het wederzijds genot een tweede doel. Ze hebben volkomen gelijk, op voorwaarde dat ze niet de pretentie hebben de liefde te beschrijven zoals man en vrouw die in de praktijk ervaren, maar zich beperken tot het definiëren van de ultieme reden van het huwelijk en zijn essentiële vorm.
Wil dat zeggen dat de spontane beweging van het instinct een valstrik van de Natuur is, een net dat zich sluit om de geliefden die er zich onbezonnen door laten vangen ? Ten gronde is zo’n lichtzinnige voorstelling van de echtelijke liefde vals, want de instincten die er het een na het ander door in beweging gebracht worden, komen overeen met de verschillende stappen van de waarachtige ontplooiing van een menselijk wezen. De seksuele liefde doet in de fysiologie en de psychologie van de vrouw het moederinstinct ontwaken, en het moederschap op zijn beurt zorgt voor de ontluiking van alles wat verborgen is in haar diepste wezen : verlangen naar stabiliteit, gave van het leven, totale toewijding. Verre van een verlies van zichzelf te zijn, leidt deze instinctieve weg de vrouw naar een overtreffende trap van zijn waarnaar haar natuur verlangt.
Het vaderschap, dat abstracter en uiterlijker is, volgt fysiologisch niet onmiddellijk op de seksuele bevrediging. Maar bij het zien van zijn kind wordt bij de man de beweging van zijn liefde als het ware verlengd en verrijkt met nieuwe nuances. Een geheel van diepe instincten wordt daardoor vrijgemaakt : de behoefte om te voeden, te leiden, te beschermen, te verdedigen. De man die, soms onverwacht, vader wordt, voelt zich bekleed met een nieuwe waardigheid, een gezag, een opdracht die beantwoorden aan zijn onbewuste verwachting. Hem komt het toe de levensgemeenschap die voortkomt uit de liefde rechtszekerheid te geven en in stand te houden. Vaderschap en moederschap zijn geen bijkomstige fenomenen in de marge van de liefde, maar de ultieme vervulling ervan.
HET VERSCHIL IN DE GESLACHTEN
De plaats van het huwelijk is de schoot van de vrouw. In eenzelfde beweging gaan de meest nobele liefde en het minst berekenende instinct in de richting van dat verlangde en beoogde doel. Spreken over de vereniging van de seksen is geen eufemisme, maar een vals taalgebruik dat een dekmantel is voor alle soorten misvattingen en wangedrag. De echtelijke gemeenschap is duidelijk georiënteerd : het is het binnendringen van de man in de vrouw, zo diep mogelijk, om daar zijn zaad uit te storten. Dat is de enig juiste omschrijving van de echtelijke vereniging, en al de rest is slechts woordenkramerij, illusie of leugen. Het einddoel van de liefde en het hoogtepunt van het genot zijn heel precies en onlosmakelijk verbonden met het mogelijk beginpunt van het leven, met de mogelijke conceptie van een kind.
De anatomie en de fysiologie leggen de voorwaarden vast. Er is een complementariteit, een wederzijdse aanvulling van organen en functies. Het gaat om twee onafhankelijke systemen die niettemin strikt in overeenstemming zijn met elkaar, die in staat zijn tot synchronisatie en die perfect doelgericht zijn. Maar in de daad zelf is er asymmetrie : de man vervult de dominerende en actieve rol, de vrouw de passieve en onderworpen rol. Het bewijs daarvan is duidelijk genoeg, want de man bedrijft de liefde letterlijk op en in de vrouw. Op microscopische schaal zien we dit ook : de bewegingsloze eicel drijft passief in de richting van de uterus, terwijl de minuscule maar hyperactieve zaadcel haar achternasnelt, overvalt, in haar binnendringt en haar bevrucht. Ik herinner daar niet aan uit een soort van belachelijke mannelijke vooringenomenheid, maar om het verschil in de geslachten te onderstrepen, op alle niveaus : dat verschil gaat over van de anatomie op de fysiologie, en van daaruit op de psychologie en dus ook op de moraal, de sociale ethiek en de religie.
Binnen het koppel heeft de man de beslissingsmacht. Hij kan die keren tégen de liefde. Zijn natuurlijk gezag kan de grenzen overschrijden en ontaarden in hatelijke tirannie, brutaliteit en geweld. Het komt de moraal en het recht toe de natuur van deze superioriteit te definiëren. Maar de vraag blijft : wie of wat kan de man binnen de wettige grenzen van zijn kracht en gezag houden ?
De vrouw heeft als diepste natuur niet te weigeren of te controleren, maar alles te aanvaarden door zichzelf te geven. Een mooi gebaar, dat echter ook gevaarlijk is. Die volgzaamheid en die overgave moeten ook hun wetten hebben, morele en burgerlijke. Want anders bestaat het gevaar dat de onleefbare situatie van de vrouw van het ene uiterste in het andere omslaat, van de meest degraderende slavernij in weigering en rebellie, en daar tussen in de dubbelzinnige relatie van de verleiding.
HET NATUURLIJK HUWELIJK VEREIST
HET SACRAMENT VAN CHRISTUS
Wij moeten vaststellen dat de echtelijke relatie een gebrekkig karakter vertoont. Natuurlijk denken onze tijdgenoten daar anders over : zij vinden dat die relatie op en in zichzelf volstaat, dat de godsdienst of het sociale gezag er zich niet mee te moeien hebben ; en het kind wordt meer en meer als een spelbreker beschouwd...
Om het huwelijk beter te beschermen en een duurzamer karakter te geven, moet het gebouwd worden op een ander en steviger fundament, een basis die het al te kwetsbare koppel en zijn arbitraire wil overstijgt. Het onevenwicht is te groot. Tussen de sterke en actieve man, die vrij is van alle consequenties, en de vrouw die tot passiviteit gedwongen is en die alléén opdraait voor de lasten van de bevalling, moet een evenwicht tot stand komen. Er moet een andere kracht, een andere wijsheid tussenbeide komen – een andere liefde, die de zwakke ondersteunt en de sterke overheerst, om de gelijkheid van de volmaakte geestelijke liefde tot stand te brengen.
In het derde hoofdstuk van het boek Genesis wordt het onevenwicht van het menselijk koppel verklaard door de erfzonde : « Tot de vrouw zei God : Ik zal de lasten van uw zwangerschap zeer zwaar maken, in pijnen zult gij kinderen baren. Naar uw man zal uw begeerte uitgaan en hij zal over u heersen » (Gn 3, 16). Ook het huwelijk heeft dus nood aan verlossing, de natuur ervan vereist een bovennatuurlijk fundament. Het heeft een gewijde ritus nodig, een sacrament, opdat het niet meer de ondergang van de man en de vrouw zou betekenen, maar een middel voor hun redding.
DE HUWELIJKSRITUS
Het Nieuwe Geloofsboek (1976) formuleert een opmerking die volkomen tegengesteld is aan ons christelijk, katholiek geloof : « Het christelijk geloof en de Kerk kunnen niet anders dan erkennen dat het huwelijk uit zichzelf stabiel en stabiliserend is. Het heeft blijkbaar geen behoefte aan uiterlijke hulp of religieuze opwaardering waardoor het nieuwe krachten zou krijgen... » Het tegendeel is waar ! Alle volkeren hebben in religieuze riten, heilige wetten en taboes gezocht naar uiterlijke hulp, opwaardering, bovennatuurlijke kracht om het huwelijk te redden van de zwakheid die het fataal uitholt. Zij hebben gezocht, maar niet gevonden.
Het bewijs ? « Van alle burgerlijke of religieuze instellingen behoudt alleen de katholieke Kerk vandaag als basisbeginsel van de echtelijke verbintenis haar absolute onverbreekbaarheid. De enige voorwaarde is dat het huwelijk op een geldige manier gesloten is tussen gedoopten en dat het voltrokken werd » (Le mariage indissoluble, juni 1952). Als de Kerk als enige deze nochtans natuurlijke en fundamentele vereiste behouden heeft, dan betekent dit dat de huwelijkswet overal elders als verpletterend en ontoepasbaar ervaren werd, door het tekort schieten van de gewijde riten om de echtgenoten de noodzakelijke krachten te geven. Het christelijk huwelijk integendeel wordt door de Kerk beschouwd als sterk genoeg om die onverbreekbaarheid mogelijk en noodzakelijk te maken – wat zelfs niet het geval was in Israël in de tijd vóór Christus ! Mozes had het de Ouden immers niet voorgeschreven « wegens de hardheid van uw hart » (Mt 19, 8).
Als de katholieke Kerk als enige alle vereisten van het huwelijk behoudt, dan is dat omdat zij vindt dat die vereisten voor echte christenen niet onoverkomelijk zijn. Zij beschouwt de sacramentele ritus als een bron van nieuwe en overvloedige energieën, en veel meer nog als het teken van een bovennatuurlijke realiteit die heel het echtelijk leven omvormt. Daarom heeft de Kerk altijd geweigerd haar heilige ritus te beschouwen als iets dat enkel toegevoegd wordt aan de natuurlijke vereniging die de echtgenoten afsluiten. De zegen van de priester heeft niets met het sacrament te maken ! Het gemakkelijkste was nochtans te stellen dat het huwelijk een nieuwe waarde krijgt doordat een geestelijke er een bepaalde religieuze daad, een gebed of een ritueel aan toevoegt. Dat is inderdaad de grootste gemene deler van alle andere godsdiensten, van alle schisma’s (de oosterse orthodoxie) en alle ketterijen (protestantisme en modernisme).
De Kerk verzet zich tegen zo’n gemakkelijkheidsoplossing. Ze wil absoluut dat het sacrament niets anders is dan het contract dat bestaat uit de wil van de echtgenoten zich aan elkaar te geven. De bedienaar van het sacrament ? Niemand anders dan de echtgenoten zelf. « Wat het contract uitmaakt, is de wil van de contractanten. Door elkaar tot echtgenoot te willen en dat ten aanschouwe van de Kerk te verklaren, geven de toekomstige echtelieden elkaar het sacrament van het huwelijk » (pater Roguet, Les sacrements).
Als het contractgeformuleerd en ondertekend zou worden vóór het sacrament, dan zou het louter menselijk en dus krakkemikkig zijn, op maat van de ellendige en zondige mens. Geen enkele zegen die daaraan wordt toegevoegd zou in staat zijn om zo’n contract om te vormen tot een exclusief en onverbrekelijk verbond. De formule die lange tijd als noodzakelijk werd beschouwd voor de geldigheid van het sacrament, het Ego conjugo vos (« Ik verbind jullie in de echt ») dat de priester over bruid en bruidegom uitspreekt, is niet nodig en zelfs niet goed aangepast aan de strikte definitie van het huwelijk. Want het is niet de priester die huwt, het zijn bruid en bruidegom zelf die elkaar het sacrament toedienen. De H. Pius X bevestigt dat in zijn decreet Ne Temere van 2 augustus 1907, waarin hij de priester voorschrijft « de instemming van de echtgenoten te vragen en te ontvangen ».
DE MATERIE VAN HET SACRAMENTEEL HUWELIJK
Als we van de H. Thomas van Aquino het onderscheid tussen materie en vorm overnemen, dan is de materie van het huwelijk de schoot van de vrouw, of laten we zeggen haar lichaam, of beter nog : de levende vrouw die instemt en bereid is te ontvangen. Deze materie is dus openheid, verwelkoming, oproep. Zij is als zachte was in afwachting van een afdruk, vol verlangen naar een aanvulling van haar wezen waartoe zij zich geroepen voelt : de vruchtbaarheid. Die schoot, dat lichaam, die ziel die de belofte draagt van een toekomstig moederschap, wordt materie van het huwelijk vanaf het moment dat de vrouw vrij en in het publiek haar instemming uitdrukt ten aanzien van een welbepaalde man. Want van die vereniging verwacht zij haar geluk, haar persoonlijke ontplooiing.
Bovennatuurlijk gesproken is de materie van het huweljk datzelfde ja van de vrouw, maar een ja dat het instinct en de vreugde van de natuur overstijgt, het ja van een persoon in wie de genade woont, die weet dat ze zal moeten lijden, maar voorvoelt dat net daarin haar roeping, haar heil en de mysterieuze weg van haar vervulling liggen, volgens het woord van Sint-Paulus : « De vrouw zal gered worden door het moederschap, op voorwaarde dat zij nederig volhardt in het geloof, de naastenliefde en de heiligheid » (1 Tim 2, 15).
Christelijk gesproken moet het jawoord van de vrouw dus vereenzelvigd worden met het fiat van de Maagd Maria met het oog op het Kruis. Het houdt de bereidheid in haar leven te offeren met Chistus en voor Christus, die zij in haar echtgenoot ziet. Een christelijke vrouw vindt in het leven als gedoopte – mysterie van dood en verrijzenis, van offer en geestelijke vruchtbaarheid – de kracht om zichzelf te veranderen in een instemmende echtgenote, één en al gave, trouw en grenzeloze toewijding. Zij gehoorzaamt aan de Heer en volgens zijn woord : « Wie zijn leven wil redden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie zal het redden » (Mc 8, 35).
Op dat niveau van christelijk leven gelijkt de instemming van de bruid niet enkel op het ja van de Kerk aan Christus, het neemt er ook aan deel, het is er een vernieuwing van. De christelijke vrouw spreekt haar ja van liefde, vreugde en onbegrensde gave uit ter nagedachtenis aan en als hernieuwing van het ja van de Kerk. Zij is in het sacrament van het huwelijk als de Kerk.
DE VORM VAN HET SACRAMENTEEL HUWELIJK
Het actieve en bepalende element van het huwelijk is de mannelijke potentie, de viriele kracht ; daarom kan een eunuch geen sacramenteel huwelijk afsluiten. Deze viriele kracht is in de eerste plaats die van het lichaam, maar tegelijkertijd ook die van heel de man. Zij impliceert het initiatief, de beslissing, de verantwoordelijkheid. Het kan echter niet gaan om alleen maar de brutaliteit van het instinct. Ook het bewuste en beredeneerde engagement om vrouw, kinderen en gemeenschappelijke toekomst in handen te nemen is noodzakelijk.
De natuurlijke onafhankelijkheid van de man brengt hem in de verleiding alle regels naast zich neer te leggen. Bovennatuurlijk gesproken moet het dus gaan om het ja van een wezen dat zeker is van zichzelf, een toekomstig gezinshoofd dat een groot project vol moeilijkheden op de sporen wil zetten. Hij besluit daar niet toe voor zichzelf alleen en in zijn voordeel ; hij doet het om een gezin te stichten, een familie tot stand te brengen, leven te scheppen met de bedoeling dat het overvloedig zou zijn, zou slagen en God zou loven. Daarop zal hij zich volledig toeleggen, en als hij er op een dag zijn leven moet voor offeren stemt hij daarin al bij voorbaat toe.
Hoe kan een man, in zijn passie, zijn onervarenheid en het optimisme van de jeugd, die bovennatuurlijke zin voor het leven, de naastenliefde en de onschendbare trouw hebben als hij geen christelijke vorming gekregen heeft, als hij niet reeds in zich de genade van het doopsel en het vormsel heeft ? Daarom kan, een uitzondering niet te na gesproken, een echte en betrouwbare bruidegom alleen maar christelijk zijn.
Christelijk gesproken zijn de woorden « Ik wil » van de bruidegom verwant aan het « Ecce venio » dat Christus, volgens de Brief aan de Hebreeën (10, 7), uitsprak tijdens zijn menswording : « Vader, Ik kom om uw wil te volbrengen. » Het was de viering van zijn huwelijk met de mensheid, maar in het perspectief van het uur waarop Hij zou moeten lijden, van de kelk die Hij zou moeten drinken om zijn bruid eindelijk vrij te kopen en haar een schitterende en onuitputtelijke toekomst te schenken. Op dezelfde wijze formuleert de christelijke bruidegom zijn huwelijksbelofte in naam van Christus, met zijn hulp en zijn woorden indachtig : « Er is geen grotere liefde dan zijn leven te geven voor wie men liefheeft. »
Deze vaste wil, plechtig in het publiek bevestigd door de bruidegom in de huwelijksritus, is niet alleen analoog aan die van Christus, maar gaat verder. In het sacrament van het huwelijk, waarvan zij zelf de bedienaars zijn, stellen de echtgenoten hun christelijke deugd en de genade van hun doopsel in het werk. De bruidegom neemt actief deel aan de heiligheid van Christus. Het is in de naam van de Heer en als een andere Christus dat de christelijke bruidegom het mystieke huwelijk van zijn Heer met de Kerk op het Kruis hernieuwt.
EEN GROOT SACRAMENT
Het is echt te betreuren dat een zo groot sacrament, zoals de parels van het Evangelie, voor de zwijnen wordt geworpen, met de gevolgen die we allemaal kennen. Het huwelijk is een te mooie instelling en een te groot mysterie om het over te laten aan het initiatief en de willekeur van man en vrouw, aan hun lichamelijlke illusies en passies.
De Kerk heeft in haar wetgeving de noodzakelijke voorwaarden voor de geldigheid van de verbintenis en de ritus vastgelegd. Zij had daartoe niet enkel het recht, maar ook de plicht. Want alle voorwaarden en vereisten die zij formuleert zijn even zoveel barrières én steunpunten waarmee Christus in zijn H. Geest man en vrouw ter hulp komt op het meest kritieke ogenblik van hun bestaan, om hen te helpen de juiste levensgezel te kiezen. Hun verbintenis kan dan het sacrament van hun redding worden, geen lichamelijke slavernij of een valstrik of de oorzaak van hun eeuwige verdoeming.
Daarom protesteer ik met klem tegen de huidige [in 1977 al !] capitulatie van de Kerk op dit domein, ingegeven door de cultus van de Mens. Vandaag de dag emancipeert zij de individuen van elke bevoogding door hun familie, de staat of wie dan ook, om hen van jongsaf aan een volledige vrijheid toe te kennen in de levensbelangrijke kwestie van hun huwelijk. Zij is bereid om gelijk welke liefde, gelijk welke verbintenis als geldig te erkennen. En als ze dan geconfronteerd wordt met de catastrofe, neemt ze dan opnieuw haar gezag in handen ? Neen, ze laat alles schieten en tolereert de monsterlijke wetten van de staat : echtscheiding, contraceptie, abortus. Dat is geen demofilie, dat is demagogie, misprijzen en haat jegens het volk en teloorgang van de zielen. Mocht de Kerk zo vlug mogelijk haar mystiek en moreel onderricht terugvinden over de waardigheid en de grootsheid van het christelijk huwelijk !
abbé Georges de Nantes
juni 1977