De vrouw volgens Christus

Het Aards Paradijs
door Jan Brueghel de Jonge (ca. 1640 ) : « Het is niet goed voor de mens dat hij alleen blijft. »

« Volgens een recent onderzoek bij Finse vrouwen in opdracht van de Evangelische Kerk van Finland, keren vrouwen zich van hun kerkgemeenschap af omdat ze die associëren met patriarchale waarden. Het onderzoek boog zich onder meer over de verschillen tussen de generatie van vlak na de Eerste Wereldoorlog en de zogenaamde “ Generatie Z ”, die in de jaren 1990 werd geboren. Het meest opvallende verschil is de houding van de jonge Finse vrouwen tegenover religiositeit. De waargenomen associatie van religiositeit met het patriarchaat is een factor die vrouwen sterk vervreemdt van het christendom. De studie linkt dat fenomeen onder meer aan de verschuivingen die hebben plaatsgevonden op het vlak van gezinswaarden. Terwijl vroeger het geluk van het gezin centraal stond, is nu de nadruk heel sterk komen te liggen op de individuele ontplooiing. Volgens de leiding van de Finse lutherse Kerk dreigt dat ook op langere termijn ernstige gevolgen te hebben, omdat de christelijke tradities daardoor riskeren niet langer doorgegeven te worden aan toekomstige generaties » (Kerknet, 16 januari 2022).

Wat in Finland gaande is, bewijst dat abbé de Nantes gelijk had toen hij het feminisme « een moderne ketterij » noemde die de christelijke leer tot in zijn fundamenten aantast...

HET feminisme probeert ons wijs te maken dat  er geen fundamenteel verschil is tussen man en vrouw : het zou enkel de opvoeding zijn die de ongelijkheid doet voortbestaan.

De waarheid is heel anders. Het verschil tussen de geslachten is door God gewild in functie van hun complementariteit, want man en vrouw zijn verschillend geschapen om elkaar te kunnen aanvullen. De man heeft gezag, initiatief, uitwendige activiteit, rede en kracht. Hij uit zich in uiteenlopende bezigheden en interesses : hij is pluri-dimensioneel, hij wordt gekenmerkt door een veelheid van dimensies. De vrouw is liefde, verlangen, intieme passiviteit. Zij bezit schoonheid en goedheid en streeft naar het genot van een gedeelde liefde die haar geheel vervult en doet ontplooien in het moederschap : zij is één-dimensioneel.

Dit organisch, fysiologisch en psychologisch verschil is ook het teken van een “ ongelijkheid ” die duidt op verschil en complementariteit. Al deze termen kan men slechts ten volle doorgronden in het licht van de Openbaring. Zij houden in dat de moraal verschillend is voor man en vrouw.

Wat vanzelfsprekend is in de logica van onze relationele moraal, stoot de rationalistische moralisten tegen de borst. Zij schrappen het onderscheid tussen man en vrouw door één zelfde definitie van de universele menselijke natuur te huldigen. Als erfgenamen van de Franse Revolutie en dus opstandelingen tegen het plan van God eisen zij : Gelijkheid, Identificatie (vereenzelviging), Onafhankelijkheid. Zo bestrijdt het feminisme elk verschil tussen man en vrouw, maar komt het zo tot monsterachtigheden die de toekomst van onze menselijke soort op de helling zetten...

ALS HET BEELD VAN GOD

« En God schiep de mens als zijn beeld, als het beeld van God schiep Hij hem ; man en vrouw schiep Hij hen » (Gn 1, 27).

Het volstaat naar de biologie te kijken om de complementariteit en de onderlinge verhouding tussen de geslachten te ontdekken, zelfs tot in de details. Het feminisme baseert zich bv. op de ontdekking van de functionele gelijkenis tussen de geslachtelijke voortplantingscellen (gameten) van man en vrouw – hoewel enkel de mannelijke gameet het geslacht van de vrucht bepaalt – om te verklaren dat de eeuwenoude stelling van de superioriteit van de man (het actieve beginsel) op de vrouw (het passieve beginsel) voorbijgestreefd is. Het vergeet dan wel dat, los van de seksuele relatie waarbij de vrouw zich onderwerpt aan de man, de zaadcel en de eicel in het verlengde liggen van datzelfde structurele verschil : de eicel is onbeweeglijk en afwachtend, de zaadcel heeft een zweepstaartje waardoor zij als een pijl op zoek gaat naar haar doel en haar rustpunt.

Waarom moeten we hier op aandringen ? Omdat alles zuiver is voor de zuiveren en het hier gaat om het meest heilige mysterie van het menselijke leven. We moeten weten of het menselijke koppel de vereniging is van twee gelijke en autonome personen, dan wel dat man en vrouw in de onderwerping van de een aan de ander en van beiden aan de Schepper, het beeld en de gelijkenis van God zijn.

De anatomie suggereert het, de biologie toont het aan, maar de Openbaring plaatst het in het volle licht : God, de man en de vrouw onderhouden onder hen drieën een zeer diepgaande en mysterieuze eenheid van zowel complementariteit als onderworpenheid, die haast raakt aan gelijkheid.

God de Vader is de Bron, Hij is Alles. De man die uit Hem is voortgekomen gelijkt op God de Zoon, die kracht en wijsheid is en het Woord van God. Adam gelijkt op de tweede Persoon, hij is met God en in een bepaalde mate reeds zoals God. In de geschapen wereld is hij het hoofd, dat moet groeien, zich vermenigvuldigen en heersen. De vrouw, door God uit Adam genomen, is het beeld en de gelijkenis van de derde Persoon, de H. Geest, die liefde is en gave, die de uitstraling is van de goddelijke vreugde en het eindpunt van de beweging die in Hem terugkeert naar haar Beginsel. Eva is het eindpunt van de schepping, waarin de kracht tederheid wordt en de wijsheid ingetogenheid, blijdschap en liefde.

Uit deze leer vloeit een prachtige mystieke moraal voort die in staat is het seksuele leven van de mensheid terug op een hoger vlak te tillen. In plaats van “ de liefde te bedrijven ” ver van God, door zich voor Hem te verstoppen alsof Hij dat allemaal niet zou kennen of willen – Hij die het juist geschapen heeft ! – worden de man en de vrouw door Hem uitgenodigd om elkaar lief te hebben onder zijn blik, in zijn genade en met zijn sacramentele zegen.

De man is in zijn seksuele relatie geroepen om het beeld van de Zoon te zijn, om in de ogen van zijn vrouw sterk en wijs te zijn en een zoon van God te lijken, een beeld van God voor haar. Hij is haar hoofd, haar meester, maar in naam van de Enige die in absolute zin Hoofd en Meester is : God de Vader. De kracht, het gezag en het prestige van de man komen daarvan voort, maar ze zijn relatief : ze moeten in het perspectief van God gezien worden.

De vrouw, in haar situatie zelf van echtgenote, mag niet beschouwd worden als een voorwerp, iets minderwaardigs waarvan de man gebruik maakt, waarvan hij naar goeddunken profiteert en geniet. In haar onderdanigheid en zelfs ondergeschiktheid is zij zoals de derde goddelijke Persoon, de Liefde die alles ontvangt en die aan de man die haar huwt alles teruggeeft wat zij van hem krijgt. Alles gebeurt in de gelijkheid van natuur en in de gelijkheid van de uitwisseling, de wederkerigheid en de eenheid van liefde.

Omdat zij méér is dan de gezellin van de man, méér dan de “ helft ” van de man, is zij ook het einddoel van de goddelijke zegening. Zij is in de ogen van haar echtgenoot het onverwachte, onverdiende, prachtige en vurig verlangde geschenk zonder hetwelk zijn leven niet vervuld zou zijn. In de vrouw, beeld van de genade, vindt de man de ultieme reden voor zijn erkentelijkheid en dank ten aanzien van God.

De analogie met de H. Drie-eenheid is zonder meer schitterend. De drie goddelijke Personen hadden nochtans geen enkele behoefte aan die verlenging of uitbreiding van hun wezen in de mens die zij geschapen hebben. Hun volheid bereikten zij al in hun gelukzalige Drie-eenheid. Wat een oneindig mooie beslissing is dan die schepping waarvan wij het oneindig dankbare einddoel zijn ! De liefde tussen de Vader, de echtgenoot en zijn echtgenote verwekt nieuwe wezens, nieuwe levens naar de gelijkenis met de scheppende goddelijke vruchtbaarheid. Een heleboel zonen en dochters komen voort uit de moederschoot, maar niet zonder het mannelijk zaad en niet zonder de instorting van de ziel door God. Zo zien we hoe diep de schepping wortelt in de intieme natuur van een God die geheel en al liefde is !

HET IDEAAL VAN DE CHRISTELIJKE VROUW

Dit ideaal is dat van de vrouw die haar roeping volledig realiseert door de echtgenote te zijn van een man die ervoor zorgt dat zij zich kan ontplooien in het moederschap, dat zij ziet als medewerking aan zijn vaderschap. Naar het beeld en de gelijkenis van de H. Geest, die absoluut alles is voor Christus en voor de verdediging van zijn belangen, is zij voor haar man, haar kinderen, haar God geheel en al zelfgave uit liefde, in de liefde, voor de liefde. Het is in die hoogverheven zin dat wij haar één-dimensioneel noemen.

Zélie en Louis Martin,
de ouders van de H. Teresia van Lisieux, werden als een uitzonderlijk voorbeeld van een christelijk gehuwd koppel zalig verklaard in 2008 en heilig in 2015.

De schoonheid die haar roeping dient, is de schroom. Haar lichamelijke schoonheid trekt uiteraard de liefde van haar man aan, maar de effecten ervan zijn van een verschillende aard naargelang de vrouw zich uitdagend, vertederend of “ heiligend ” toont.

De uitdagende, obscene vrouw is barbaars, heidens en dierlijk. Zij daagt het brutale instinct van de man uit ; als hij dat bevredigd heeft, laat het nauwelijks een spoor bij hem na en is het slechts een voorbijgaande passie onderweg naar weer iets anders. Alleen de deugd van schroom kan een obstakel opwerpen tegen dat misbruik van de vrouw door de man als een instrument voor tijdelijk genot.

De vertederende vrouw wekt de liefde van de man en vervult volledig haar verlangen om bemind te worden en te genieten van de onderling gedeelde liefde. Maar toch komt dit er op neer dat de man slaaf wordt van de charmes van zijn vrouw, in een egoïsme dat tegengesteld is aan zijn mannelijke natuur en wil. De deugd van onderwerping vormt een hinderpaal voor deze reductie van de man tot iemand die slechts leeft voor de cultus van zijn vrouw. Zij is het die, in haar liefde, de man wil volgen, hem bewonderen, begrijpen en helpen in al zijn activiteiten, gedachten en interesses.

De “ heiligende ” vrouw herinnert de man door haar onderwerping dat hijzelf onderworpen is aan God, Schepper en Almachtige Vader. Dankzij haar mysterieuze schoonheid, die breekbaarheid, zwakheid en nederigheid is, biedt zij haar man een spektakel dat hem ontwapent en bij wijze van spreken zijn zeden verzacht. Van meester wordt hij op die manier iemand die zich bewust is van zijn verplichtingen en die respect heeft. De deugd van godsdienstigheid, die nederige en stille trouw, zelfvergetelheid en vergeving inhoudt, bezegelt definitief de huwelijksverbintenis in een liefdesoffer, waardoor zij onafhankelijk wordt van de wederwaardigheden van het leven.

Sint-Paulus onderstreept de wil van God : « Gij vrouwen, weest onderdanig aan uw mannen als aan de Heer. Gij mannen, hebt uw vrouwen lief zoals ook Christus de Kerk heeft liefgehad » (Ef 5, 22-25). Zolang de wil van de man verankerd blijft in de echtelijke, familiale, professionele en religieuze plichten, is deze trouwe onderwerping bron van wederzijdse vreugde. Maar wat als de echtgenoot niet onderworpen is aan Christus en zijn dominerende, natuurlijke tekorten behoudt : hoogmoed en egoïsme ? In zo’n situatie heeft de vrouw slechts één oplossing en dat is de deugd van godsdienstigheid ; zij moet verdergaan met onderworpen te zijn aan haar man alsof hij Christus is.

God heeft gewild dat het zo is. Omdat de man het beeld van God is, blijft hij het hoofd van het gezin, ook als hij ontspoort, ook als hij niet beantwoordt aan zijn roeping. Als de vrouw tegen hem in opstand komt, betekent dat de vernietiging van het gezin. Men moet van de nood een deugd maken. God heeft gewild dat de vrouw het toonbeeld is van die bijzondere deugd : de onderwerping tot het offer toe. In het geval van echtelijke ontrouw is het de enige handelwijze die de Kerk aanraadt.

Maar als de man zijn misdaden aan zijn vrouw wil opleggen, haar medeplichtig wil maken aan zijn leugens, zijn diefstallen, zijn overspel enz.? Zij zal weigeren wat tegen het gebod van God is, maar zich voor de rest onderwerpen. Zo belet zij dat hij zich van haar bevrijdt en redt zij het huwelijk en hun gezin. Die weg weigeren is onchristelijk ; hem aanvaarden is het pad naar de heiligheid.

DE SLECHTE VROUW

We gaan snel over de voor de hand liggende overtreding van de moraal door de hoogmoedige of sensuele vrouw. De eerste bezit veel mannelijke karaktereigenschappen : ze is intelligent, fysiek sterk en heeft een energieke wil. Zij is dominant en weigert de onderworpenheid die eigen is aan haar sekse ; integendeel, zij werkt zich op tot rivaal van haar man. Zoiets is verwerpelijk en onleefbaar. De tweede bezit een schoonheid zonder hart en een enorm egoïsme dat heel ver kan gaan, tot het afwijzen van het moederschap en zelfs tot overspel of prostitutie.

Heel wat vrouwen die men eerzaam acht en die zichzelf zo ook beoordelen, zijn niettemin slechte vrouwen, zonder dat het onmiddellijk in het oog springt. De zonde die aan de basis van zo’n slechte vrouw ligt, is de wrok. In de kern zelf van haar roeping als vrouw en echtgenote is op een bepaalde dag de ontgoocheling geslopen. Nochtans wist deze vrouw zich een hele tijd zo goed begrepen en zo gewild door haar man ! De roeping tot de liefde, die voor de vrouw haar voornaamste droom is, blijkt plots gebroken. Die breuk maakt dat de rebellie of de verbittering zich in haar hart nestelen, waardoor alles vergiftigd wordt.

Terecht of onterecht – maar wie zal dat uitmaken ? – leidt de wrok in een huishouden tot een ware catastrofe. De vrouw verheft zichzelf tot rechter ; als rechter én partij bepleit ze haar zaak op de toon van een procureur. De hoofdverantwoordelijkheid legt ze bij haar man, die ze er ook van beschuldigt alles verder op de spits gedreven te hebben. Haar eigen optreden stelt ze daarentegen voor als een vorm van zelfverdediging. Haar jaloezie, die van natuurlijke aard is in elke liefde van een vrouw, maakt haar verdriet groter, maar doet haar ook ronduit gemeen worden tegen haar man, tegen de vrouwen die zij verdenkt en in het algemeen tegen alle gelukkige huwelijken van familie of kennissen... Haar gekwetste hoogmoed produceert misprijzen voor haar man, haar ongeluk rechtvaardigt dat ze haar huishouden verwaarloost en soms zelfs dat ze de weg van de ontrouw opgaat.

Voor haar verdediging mobiliseert zij iedereen die zij voor haar kar kan spannen : haar kinderen, haar ouders, haar vriendinnen, priesters zelfs. Haar plotse gehechtheid aan de godsdienst doet vrezen dat zij daarin slechts een tribunaal zoekt dat haar zaak gunstig gezind is. Een dergelijke strijd is echter zo zwaar dat zij die niet kan volhouden en in veel gevallen in een depressie sukkelt ; zij veralgemeent vaak haar miserie door een universeel pessimisme aan te hangen.

Heel wat bewegingen en verenigingen staan bol van dergelijke vrouwen. Zij zoeken er een vorm van wraak in, een alibi of een afleiding voor hun echtelijke mislukking. Soms nemen zij revanche door bewust overspel te plegen, als contrast met hun eigen mislukte huwelijk. Of ze zetten alles op alles om op beroepsvlak te scoren, als bewijs van hun capaciteiten en hun superioriteit !

De enige echte remedie bestaat in een bijkomende inspanning van deugdzaamheid, die in de lijn ligt van de roeping van de vrouw : het vergeten van de aangedane beledigingen, vergeving, generositeit, grotere toewijding, stilzwijgen, geduld, liefde. Het kwaad beantwoorden met goedheid ! Het is een wijsheid die een haast bovenmenselijke inspanning vraagt en vooral een “ wedergeboorte ” van het hart...

DE GROOTMOEDIGHEID VAN DE VROUW : DIENARES EN KONINGIN

De grootmoedigheid van de man, beeld van de Vader, ligt in zijn vaderschap. Hij oefent dat uit met gezag en kracht, maar altijd als een aan God onderworpen zoon, op een religieuze manier dus. Zijn familiaal vaderschap kent verlengingen en uitbreidingen in een sociaal of beroepsmatig vaderschap, afhankelijk van de functie die hij bekleedt in de maatschappij en de initiatieven die hij neemt.

De grootmoedigheid van de vrouw, beeld van het schepsel in haar relatie met de man als schepper, ligt integendeel in een onderwerping waarmee zij instemt – soms noodgedwongen ! – en waarvan zij leert houden uit liefde voor haar echtgenoot. Het is heel verschillend, maar het is complementair.

Zij brengt zichzelf tot die staat van ondergeschiktheid en onderwerping om drie redenen : eerst en vooral om haar man “ alle plaats ” te laten, opdat hij zichzelf zou realiseren ; ten tweede om voor hem een aanwezigheid te zijn die hem onophoudelijk sterkt met haar schoonheid, intuïtie en affectie, met het genot en de vreugde die zij schenkt, met de goede verstandhouding die tussen hen heerst ; ten derde om het legitieme middel te zijn voor het grote plan van haar man, namelijk zijn vaderschap. Zonder er iets van te laten merken, kan de grootmoedigheid van de vrouw in de onderwerping gelijk zijn aan die van haar echtgenoot, als in een spiegelbeeld. Haar grootmoedigheid kan zelfs ruimer zijn : terwijl ze enerzijds zo efficiënt is op haar eigen domein, dient zij ook op een krachtige manier de loopbaan, de wijsheid, de kracht en het gezag van haar man, maar altijd op een discrete manier, nooit dominerend of concurrerend.

In de extreme gevallen van een zwakke echtgenoot die niet opgewassen is tegen zijn taken of die verzwakt is door de ouderdom, zal de volmaaktheid van de echtgenote tot uiting komen in de manier waarop zij toch nog altijd de tweede plaats blijft bekleden ; ook als zij het is die in de praktijk de touwtjes in handen heeft, zal ze haar man toch in alle oprechtheid het gevoelen geven dat zij handelt in volkomen trouw aan hem, omdat hij hoe dan ook haar hoofd is en blijft !

« Ik ben de dienstmaagd van de Heer », zei Onze-Lieve-Vrouw. Een vrouw zal zich niet degraderen door die woorden te herhalen op de dag van haar huwelijk en alle dagen van haar leven : « Ik ben de dienares van mijn heer, mijn echtgenoot. » Maar omdat de H. Maagd heeft gezegd : « Ik ben de dienstmaagd van de Heer », aanroept de Kerk haar met de woorden : « Wees gegroet, o hemelse Koningin ! » Omdat zij zich klein gemaakt heeft, heeft God haar verheven.

Mocht de Allerheiligste Maagd Maria onze moeders, vrouwen en echtgenotes helpen om een beet­je op haar te gelijken. Op die wijze zal de man, echtgenoot en vader, alleen maar meer geneigd zijn tot het goede, dat wil zeggen de vervulling van zijn roeping in de vreugde van een gedeelde liefde !

abbé Georges de Nantes
uittreksels uit een conferentie van 17 april 1986
Hij is verrezen ! nr. 116, maart-april 2022