Wat het betekent vader te zijn
in het goddelijk Verbond

VOOR de Griekse filosoof Aristoteles is het vaderschap voor de man slechts een accident, een attribuut dat geen invloed heeft op de essentie van het man-zijn. Vergelijk het met een zwarte kat : “ zwart ” is slechts de accidentele vorm, want de essentie van een kat is zijn “ katheid ”, niet de kleur van zijn vacht die evengoed bruin, ros of zwart kan zijn.

Denken wij er ooit aan hoeveel het de Vader moet gekost hebben aan zijn Zoon te vragen dat Hij zichzelf zou opofferen om het mensdom te redden ? Altaarstuk door Sandro Botticelli voor het Florentijnse klooster Santa Elisabetta delle Convertite, ca. 1491.

Voor ons daarentegen, die aanhangers zijn van het relationisme – de overtuiging dat de mens in wezen bepaald wordt door zijn betrekkingen met God en met de anderen – is het vaderschap een essentiële relatie. Vader worden is een onvergetelijke gebeurtenis, een rijke ervaring die een diepe indruk nalaat : een nieuw leven is uit mij voortgekomen, dit wezentje is van mij, het is mijn zoon of dochter en zal dit voor altijd zijn. In de relatie met mijn kind herken ik het beeld en de gelijkenis met het scheppende vaderschap van God. En diezelfde relatie doet mijn kind, als het tot de jaren van verstand gekomen is, zeggen : zonder mijn vader zou ik niet bestaan.

Het vaderschap kan tot twee verschillende en zelfs onderling volkomen tegengestelde gevoelens leiden. Ofwel zal het resultaat bewondering en schroom zijn, in de intuïtie dat het om een gave van God gaat, dat ik als vader deel heb aan de scheppende kracht van God : Hij heeft mij een kind gegeven opdat ik Hem zou dienen door het goed op te voeden. Ofwel leidt het vaderschap tot menselijke hoogmoed : ik ben trots op mezelf en zie in dat vaderschap enkel een vergroting van mijn gezag en mijn macht ; ik verwerp de goddelijke oorsprong van het nieuwe leven : dit kind is er vandaag en in de toekomst enkel voor mijn eigen glorie.

Het moreel goede bestaat er vanzelfsprekend in dat de man zich als een zoon onderwerpt aan God, ons aller Vader. De man die vader wordt, moet zich realiseren dat hij door God gezegend is en dat het zijn plicht is erkentelijk te zijn. Hij zal zijn vaderschap met gezag uitoefenen, maar in afhankelijkheid tegenover het goddelijke vaderschap. Hij zal ook tot het besef komen dat deze relatie met iemand anders (zijn kind) zijn eigen roeping definieert : zij primeert op zijn ei- gen ontplooiing als individu. Het vaderschap wordt zo een dienst aan God.

Het moreel kwade ligt in de goddeloosheid van de vader die blijft stilstaan bij de beschouwing van zijn eigen vaderschap zonder het te betrekken op God als bron ervan : geen enkele erkentelijkheid, geen enkele vorm van afhankelijkheid in de uitoefening ervan. De menselijke vader noemt zichzelf schepper, de macht die hij wil uitoefenen over zijn nageslacht is absoluut, arbitrair en onbegrensd. Bovendien zal die verkeerd begrepen vaderlijke macht ondergeschikt blijven aan zijn eigenbelang en slechts een nieuw middel tot overheersing zijn.

Dat zijn de twee fundamentele opties van het vaderschap. De ene is gericht op de eredienst van God, de andere op de eredienst van de mens. Sint-Augustinus heeft het zo prachtig verwoord : aan de ene kant is er de liefde voor God die gaat tot misprijzen voor jezelf ; aan de andere kant is er de liefde voor jezelf die leidt tot misprijzen voor God. Die laatste is de moderne mentaliteit : geen woord over plichten, enkel rechten van de mens, rechten van de vrouw, rechten van het kind...

ROBOTFOTO VAN EEN SLECHTE VADER

Hieronder proberen we te typeren hoe de slechte vader er uitziet, de man die God negeert en zichzelf in het middelpunt van alle dingen plaatst.

In zijn gezin spreekt hij niet over de godsdienst, maar zeker van zichzelf etaleert hij grote filosofische principes. Zonder tegenspraak te dulden oordeelt hij over Jezus Christus, over de paus, over alles, zonder er iets van te kennen. Maar hij is de vader, hij is sterk en hij domineert.

Van opvattingen is hij liberaal of socialist. Hij is lid van de Rotary Club of van de Loge. Hij heeft zijn eigen ideeën over de politiek of zegt ostentatief dat hij er geen mening over heeft. In beide gevallen gaat het om dezelfde fundamentele ingesteldheid : hij heeft geen liefde, respect of toewijding met betrekking tot de natie, het vaderland, het patrimonium.

Hij is een aanhanger van de democratie, omdat het een regime is dat de cultus van de individuele mens aanmoedigt, wat hem toelaat zich op de voorgrond te werken. Hij maakt duidelijk dat hij onafhankelijk wil zijn en weigert iemands onderdaan te zijn. Daarom is hij gekant tegen alle leidinggevenden : patroons, rechters, professoren, het leger en de geestelijkheid, allemaal gezagsdragers die zijn eigen autoriteit overstijgen. Hij ziet zichzelf niet als erfgenaam of behoeder van de familiegoederen, neen, hij is de eigenaar die baas is over zijn eigen zaken.

Hij is ambitieus en achterbaks en iemand die zich overdreven vastbijt in zijn werk. Het bewijs van zijn waarde ligt volgens hem in zijn kennis en zijn macht, die tot uiting komen in zijn werk. Op zondag werkt hij voor zijn beroep, de gemeente, het syndicaat of in zijn huis. Hij zit achter het stuur van de wagen en niemand anders in het gezin moet het in zijn hoofd halen te chaufferen ! Hij wordt helemaal opgeslorpt door zijn computer. Zijn vrouw en kinderen houdt hij niet op de hoogte van zijn werk. De gezinsfinancies vormen zijn exclusieve bevoegdheid en hij houdt niemand van zijn zaken op de hoogte.

In de echtelijke liefde is hij sensueel en dominant. Hij is vol passie voor het lichaam van zijn vrouw, maar zij weet helemaal niets over de geest, de ziel of het hart van haar man. Ook in bed is zijn eigen genot de enige wet : zijn vrouw is zijn slavin. Hij is het die bepaalt of er kinderen komen of niet ; zij moet dan maar zorgen voor de manier waarop. Als er toch kinderen mogen komen, dan liefst twee of bij hoge uitzondering drie !

Hij is dan wel trots dat hij kinderen heeft, maar hij interesseert zich niet voor hen en terroriseert hen naar hartenlust. Later zal hij van hen profiteren en proberen hen te onderwerpen. Hij heeft een lievelingsdochter die hij buitensporig overlaadt met cadeaus. In zijn oudste zoon herkent hij zich in al zijn hoogmoed. Wanneer zijn kinderen hem dan ontsnappen, zullen ze op hun beurt de cyclus van opstandigheid, hoogmoed en “ vadermoord ” herbeginnen. En ze zullen dat met des te meer gemak doen naarmate ze hun goddeloze, dominante, sensuele en wrede vader meer en meer zien als wat hij objectief gesproken is : een egocentrische en domme sukkelaar, een nul. Helaas zullen zij op hun beurt hetzelfde doen, of nog slechter, in de overtuiging het beter te doen !

Het is zeer erg dat dit soort mensen het product is van onze klassieke moraal en zelfs van de moderne kerkelijke moraal. Het zijn niet per sé grote zondaars of criminelen, maar mensen die misvormd zijn in en door een revolutionaire, seculiere, individualistische maatschappij. Heel de filosofie van die maatschappij draait rond de autonomie van de mens en dus de opstand tegen God en de onverschilligheid tegenover de naaste. Wat te denken van een recente tekst van kardinaal Ratzinger, prefect van de Congregatie voor de geloofsleer, die het heeft over « vrijheid en bevrijding » en daarin zelfs beweert dat « de mens oorzaak is van zichzelf »? Dat komt er op neer te zeggen dat de mens God is en dat hij niemand iets verschuldigd is !

EEN VADER NAAR HET BEELD VAN GOD

Alle vaderschap komt van God, zegt Sint-Paulus in de Brief aan de Efesiërs (3, 15). In de volheid van het christelijke Verbond is de man vader naar het beeld van God de Vader : hij neemt deel aan het goddelijke Vaderschap. Die relatie maakt van hem waarlijk een zoon van God en spoort hem aan tot een drievoudige verhouding, met God, de wereld en zijn nakomelingschap. Die drievoudige band zal hij eren door een man van gebed te zijn en van trouw aan God, in zijn werk, in zijn gezin en ten opzichte van zijn vaderland. Zijn gezag en zijn recht om te bevelen komen van God, die er de basis van is. Daarom moet hij vanaf het begin steunen op zijn Schepper.

De christelijke vader is zich ten zeerste bewust van de waardigheid van zijn staat, maar hij blijft er bescheiden, hartelijk en sociaal gezind onder. Hij moet een taak vervullen die hem overstijgt ; daarom dient zijn eerste gedachte te zijn God, die hij vereert en respecteert, ter hulp te roepen. Elk gezinshoofd die naam waardig begint ermee zich op zijn knieën te werpen om tot God te bidden, in aanwezigheid van zijn vrouw en kinderen.

De eerste morele wet van het vaderschap is daarom een integraal, vaststaand (want op bewijzen gestoeld) en in het publiek beleden geloof. Zijn gezag staat slechts onwrikbaar vast in de mate waarin het gegrondvest is op de goddelijke mysteries. Een vader verwerft een vorm van adel en waardigheid als zijn geloof hem in de ogen van zijn kinderen tot waarborg maakt van het bestaan van de bovennatuurlijke dingen. Hij geeft er zich rekenschap van dat hij, door vader te worden, in zekere zin door God bekleed is met een soort van priesterschap. Hij is de vertegenwoordiger van God in zijn gezin. Het is dan ook zijn plicht om de godsdienst in zijn familie te doen beleven en zijn huis dag in, dag uit in een godsdienstig klimaat te doen baden.

Dat begint met het in de praktijk brengen van de drie eerste geboden van God, die precies de eredienst van de Schepper op het oog hebben. Het komt de vader toe de zijnen in het openbaar te tonen dat hij een kind van God is, een liefhebbend, vererend en gehoorzaam kind. Omdat hij het religieuze hoofd van zijn gezin is, vecht hij tegen elke vorm van godslastering, kritiek op het geloof, opstandigheid tegen de wil van God of de Voorzienigheid. Hij draagt er zorg voor dat zijn gezin de vijf geboden van de Kerk opvolgt : het bijwonen van de H. Mis op zon- en feestdagen, het vasten en zich onthouden, de jaarlijkse biecht en het minstens eens per jaar ontvangen van de communie. Die verplichtingen maakt hij tot de normaalste zaak van de wereld door ze te integreren in het gezinsleven, zoals hij trouwens allerlei vormen van ontspanning organiseert om de kinderen kennis en kunde bij te brengen en ze levensvreugde te geven.

WERK, GEZIN, VADERLAND

Overeenkomstig het vierde gebod : « Vader, moeder zult gij eren », leert hij zijn kinderen dat zij zich moeten bekommeren om hun grootouders, hen de laatste sacramenten doen toedienen als de tijd gekomen is, eventueel al het nodige doen opdat zij zich zouden bekeren alvorens te sterven.

In de lijn van de trouw aan de voorouders zal het gezinshoofd zijn best doen om de liefde voor het vaderland en de wijsheid van een goed begrepen katholiek nationalisme door te geven aan zijn kinderen. Concreet betekent dat : het christelijke, nationale, menselijke verleden van ons land bestuderen, liefhebben en erover vertellen. Het wil ook zeggen : zorg dragen voor het eigen huis en de grond waarop het staat koesteren, want dat is belangrijk voor de vorming van ons nageslacht en de beschaving in het algemeen. Een vader moet zijn kinderen ook leren dat ze moeten deelnemen aan de grote dienst van de natie : het betalen van de “ belasting van het bloed ” tegen een mogelijke buitenlandse bedreiging – vroeger was dat de verplichte legerdienst – en de betaling van een geldelijke belasting om vrede, orde en de goede gang van het dagelijkse leven te verzekeren.

Een echt christelijke vader zet zich ook in voor het behoud [en vandaag : de terugkeer ! – red.] van een goede geest in de samenleving en engageert zich in het bestuur van de gemeenschap door bepaalde functies op te nemen. Als hij zijn eigen ouders eert, dan is dat ook om dat respect en die zorg uit te breiden tot alle tijdelijke en geestelijke gezagsdragers, want zij zijn de behoeders en beschermers van het gezin en het familieleven.

Het geschenk van het leven roept ander leven op. Het instinct en de roeping van de mens om zich te vermenigvuldigen, overeenkomstig de opdracht van de Schepper, komen op de eerste plaats en primeren dus op het seksuele instinct en de persoonlijke willekeur. Heel de waardigheid van een vader ligt in zijn verlangen om kinderen te hebben en die goed op te voeden. Kinderen verwekken is beantwoorden aan het grote plan van God en tegemoet komen aan de noden van het vaderland. Zo wordt de grootheid van het gezin gerealiseerd. De echtgenote wil het om andere redenen, maar de vader streeft het na voor het goed van de Kerk, de natie en de familie. Daaruit vloeien het zesde en het negende gebod voort : de trouw van de man aan zijn vrouw, zijn respect voor haar, de echtelijke kuisheid. Vóór het huwelijk moet hij zelfbeheersing nastreven, want er is niets beters voor een kuis en vruchtbaar huwelijksleven.

Het laatste luik van de roeping van een vader is de arbeid, de zorg om het dagelijkse brood. Daarom moet hij als jongeman zijn tijd niet verdoen, maar integendeel zijn best doen om goed te studeren, zodat hij kennis en vaardigheden verwerft en op die manier een beroep vindt waarmee hij zijn vrouw en kinderen kan onderhouden. Indien mogelijk kiest hij bij voorkeur een broodwinning die hem een zekere zelfstandigheid biedt, om in zijn gezin de christelijke wet te doen heersen.

Een beroep kunnen uitoefenen dat voldoende geld in het laatje brengt, is een goed verlangen indien het niet dient om alleen maar meer uit te geven aan materiële zaken die niet noodzakelijk zijn, maar integendeel om dienstbaar te zijn en meer te kunnen schenken. Want op die manier kan men zijn bijdrage aan de beschaving vergroten : steun aan de Kerk, bekommernis om haar missionaire expansie, verdediging van het katholieke onderwijs enz.

Het is geweldig om familievader te zijn ! Men zegt wel eens dat het de grote avonturiers van de moderne wereld zijn... Als dat is om het programma ten uitvoer te brengen dat ik hier geschetst heb, dan is dat magnifiek !

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit een conferentie gehouden op 17 april 1986
Hij is verrezen ! nr. 115, januari-februari 2022