« SPLENDOR VERITATIS »: een nieuwe kijk op het leven 

1. De gesluierde schoonheid

TIJDENS het Pinksterweekeinde van 1992 hield abbé de Nantes een sessie voor de jeugd onder de titel : Splendor veritatis, « de schittering van de Waarheid ». Wat hij toen uiteenzette, is vandaag nog even actueel.

« Waarom die titel ? Omdat onze H. Vader de paus [Joannes-Paulus II] zich momenteel ernstig bezighoudt met het verval dat overal in de wereld heerst. Om te verhelpen aan de zedeloosheid probeert hij de fundamentele principes van de moraal te bepalen in een encycliek uit 1987 met de schitterende titel : Splendor veritatis. De paus streeft ernaar de universele moraal te grondvesten op overwegingen die ook zeer universeel zijn : de waardigheid van de Mens, de rechten van de Mens, de menselijke verantwoordelijkheid... Hij doet dat opdat alle mensen van gelijk welke godsdienst of filosofie, maar ook ongelovigen en atheïsten, zouden kunnen meestappen in het spoor dat hij wil trekken. »

Abbé de Nantes merkt vervolgens op dat kardinaal Ratzinger (in die tijd prefect van de Congregatie voor de geloofsleer) suggereert om die universele moraal “ theonomisch ” te maken, dat wil zeggen met als norm God, maar dan een God die voor zoveel mogelijk mensen aanvaardbaar is.

De Venus van Botticelli
De Venus van Botticelli :
« De vrouw oog in oog met de verleider.
Wie zal in haar de bovenhand halen, de engel of de duivel ? »

« Persoonlijk geloof ik daar niet in. Ik geloof niet dat men een algemene God, de god van alle religies, de god van de filosofen, kan inroepen om de menselijke zeden te veranderen. Die kille en transcendente God, die nooit tot iemand gesproken heeft, die men niet kent, de God die we allemaal gemeenschappelijk hebben als een soort grootste gemene deler, maar die niet precies kan gedefinieerd worden en die uiteraard geen liefde en geen relatie met de mensen heeft : zo’n God heeft nog nooit iemand gebracht tot offervaardigheid of zelfverloochening.

« Wat wij voorstellen is de christelijke openbaring : Christus, het mysterie van de Drie-ene God, Vader, Zoon en H. Geest. Het is onze katholieke godsdienst. »

Wat gaat er dan niet goed in de wereld dat de paus en samen met hem alle bisschoppen en kardinalen zich zo ongerust maken ?

« Gewoonlijk zegt men dat het om het verval van de zeden gaat : erotiek, drugs, diefstal, geweld... Als men de lijst van obsceniteiten ziet die zich in de wereld verspreiden als een besmetting, dan walgt men. Maar het is niet door een lijst op te maken en daar van de ochtend tot de avond over te klagen dat er iets wordt opgelost. De hierboven opgesomde zaken zijn slechts de secundaire gevolgen van een dieper kwaad.

« Wat is dat dieper kwaad dat wij moeten bestrijden ? Het is de decadentie van wat men de “ cultuur ” noemt. We worden barbaren. Breder en dieper gezien gaat het om de beschaving. Onze beschaving is door voortdurende revoluties en invraagstellingen zozeer ten gronde gericht dat er geen sprake meer is van een echt menselijke beschaving. En bovendien heeft het laïcisme, de secularisering van de christenen, ertoe geleid dat de ware godsdienst verdwenen is. Geen geloof, geen hoop en geen naastenliefde meer... »

Wat is het resultaat ? « Dat we allemaal slachtoffers worden van een maatschappij die eerder door de duivel geregeerd wordt dan door de goede God, zoals jullie maar al te goed weten. »

Vervolgens zet abbé de Nantes een « ambitieus plan » uiteen in drie delen :

« Allereerst wil ik jullie opnieuw de liefde voor de menselijke schoonheid geven. Ik wil jullie de deugden doen liefhebben die het tegenovergestelde zijn van de ondeugden die de wereld overwoekeren. De cultus van de menselijke schoonheid is kuis, ze ontplooit zich in liefde en vruchtbaarheid, in tederheid en geluk – allemaal beminnenswaardige zaken waarnaar wij streven met al het verlangen van ons onvoldaan hart.

« Ten tweede zal ik spreken over de liefde voor de menselijke orde, iets waarvan men de jonge generaties een afkeer heeft doen krijgen. Ik wil jullie de bewondering daarvoor bijbrengen omdat de menselijke orde gebouwd is op naastenliefde, het is een vorm van welwillendheid en broederlijke goedheid : vreedzaam samenleven binnen het gezin, in de gemeente, het beroep, de natie. Die goedheid reikt tot het opofferen van het eigen welzijn voor het goed van de anderen.

« Tenslotte is er de liefde voor de goddelijke Waarheid : de cultus van de “ schitterende Waarheid ” die ons geloof en ons mystiek leven vervult en die aanbidding van God betekent. Wanneer wij ons in de volmaakte Waarheid bevinden, zijn wij toch zo gelukkig ! Zelfs de boerenmensen in mijn plattelandsparochies van vroeger, die helemaal geen bevlogen mystici waren, zeiden me vaak na een mooie hoogmis : “ Meneer pastoor, we waanden ons al in de Hemel ! ” Onze geest en ons verstand zijn gemaakt voor de Waarheid, de levende, als een hart kloppende Waarheid, die ons boven onszelf uittilt.

« En hoe wil ik dat plan realiseren ? Door jullie een nieuwe kijk op het leven te geven. Ja, want ik wil niet weten van de oude kijk. Die was wel juist en katholiek, maar is in jullie geesten door teveel kwaadaardige laster besmeurd. Als men voor jullie terug de oude moraal opdiept, de antieke moraal van de Tien Geboden, de moraal van de rechten van God, dan is het alsof men jullie een domper opzet : het dringt niet door. Daarom willen we iets nieuws. En we hebben gelijk ! Die nieuwe blik willen we zuiveren van al het vuil dat jullie in onze moderne tijd opgedrongen is : schaamteloosheid, brutaliteit, goddeloosheid. »

Dat zijn precies de thema’s van de hierna volgende drie hoofdstukken waarin we abbé de Nantes volledig zelf aan het woord laten.

EERSTE DEEL : DE GESLUIERDE SCHOONHEID

DE SCHAAMTELOOSHEID, SLAVERNIJ VAN HET VLEES

Als we voor onszelf het goede willen, dan willen we vrij zijn. Niet vrij in revolutionaire zin, om gelijk wat te kunnen doen en onze instincten te volgen, maar vrij om het goede te doen zonder uitwendige dwang, zonder dreiging van bestraffing : we willen in onszelf de nodige kracht vinden en een voldoende beheersing tegen het kwaad. Dat is de definitie van de vrijheid volgens Sint-Augustinus, de H. Thomas van Aquino en alle kerkvaders, maar wat de moderne denkers absoluut niet meer begrijpen.

De vrijheid is de innerlijke kracht om het goede te doen niet uit mechanische noodzaak, zoals het opkomen van de zon en de maan, maar uit vrije wil : de wil die in staat is om de aantrekking van het goede te volgen.

HET MENSELIJK LICHAAM IS EEN MYSTERIE

We zullen beginnen met wat de theologen de begeerte noemen, de eerste innerlijke slavernij van de mens. We bekijken het menselijk lichaam : het is een mysterie. Het is een organisme samengesteld uit een aantal organen, maar van een magnifieke complexiteit. Het menselijk lichaam is iets heel bijzonders en heel dat mechanisme is gericht op een specifiek doel. Als men een lichaam opensnijdt en de ingewanden ziet, lijkt het wel een afschuwelijke beenhouwerij. Maar al die organen zijn omwikkeld met een huid en die huid volgt hun contouren ; het resultaat is een bewonderenswaardige vorm. De mens is in zijn oorspronkelijke naaktheid iets prachtigs. Van binnen is het een machine, maar de carrosserie is de moeite waard.

Die realiteit maakt deel uit van het plan van God. De zonde heeft dat geprofaneerd en sinds de zondeval is de naaktheid “ schaamte ” geworden. Waarom ? Omdat zij herinnert aan de zonde en uitdaagt tot het kwaad. Het is een grote onvoorzichtigheid het lichaam te ontbloten om het zelf te bewonderen en door anderen te laten bewonderen, omdat de schoonheid ervan – en het is gemaakt om mooi te zijn, God heeft gewild dat het menselijk lichaam mooi is – bij de persoon zelf en bij de ander een schuldig verlangen opwekt : niet het verlangen om zich in het huwelijk te verenigen en kinderen te krijgen, maar de hoogmoed van de schaamteloosheid, de begeerte om bewonderd te worden, de passie om te kennen en te bezitten.

Sint-Franciscus van Sales zegt in zijn Traité de l’amour de Dieu, een werk dat ik in deze uiteenzetting van nabij volg, dat men van zijn lichaam moet houden, maar dat men er op een gepaste manier moet van houden. Het komt er dan op aan te weten wat gepast is en wat niet.

Op dit punt gekomen moeten we er wat filosofie bijhalen. De Griekse filosofie – die door de Kerk gevolgd werd – maakt een onderscheid tussen het lichaam en de ziel (of de geest). Het leven van het lichaam is grotendeels onbewust, denken we bv. aan de ademhaling of de spijsvertering, terwijl de geest zich meestal bewust is van wat hij doet. Beide hebben hun eigen functie, waarbij de een ondergeschikt is aan de ander of ondergeschikt moet zijn.

Ofwel is het lichaam ondergeschikt aan de geest, die zijn gelukzaligheid zoekt in zijn eigenschappen zoals de intelligentie, de wil, het geheugen, de affectie... Het lichaam is dan voor de geest een onderworpen werktuig. De ogen bv. zijn meestal gemaakt opdat de geest zou kunnen kennis nemen van boeken en andere zaken (en niet alleen voor het plezier om naar mooie meisjes te kijken !). Het lichaam neemt deel aan de vreugde van de ziel, maar de ziel heeft hem stevig vast, aan de leiband, en laat hem niet doen wat hij wil.

Ofwel zoekt het lichaam zijn eigen finaliteit. Het is vermoeid, het heeft zin om te slapen en het valt in slaap. De ziel heeft dat niet graag, maar het lichaam dringt zich op. Het lichaam vindt genoegen in zijn pleziertjes en gebruikt de geest als instrument, bv. om iets lekkers te koken. In die activiteit is de geest de medewerker, om niet te zeggen de slaaf van de passies van het lichaam. Het scheelt niet veel of de geest wordt de computer, de robot die ten dienste van het lichaam staat. Op dat moment droogt het geestelijk leven op, de ziel dooft uit. Dat is het geval met een groot deel van onze tijdgenoten.

Sint-Paulus zegt dat de werken van het lichaam tegengesteld zijn aan die van de geest. Plato heeft dat voor hem al gezegd en na hem zullen Sint-Augustinus en Sint-Thomas het beamen. Wij mensen zijn verscheurd.

Zijn wij dan slecht in elkaar gestoken ? Helemaal niet. Onze constructie was niet noodzakelijk fataal. Aristoteles dacht dat het geluk (eudaimonia) kon gevonden worden in de harmonie tussen het geestelijk en het lichamelijk leven : voldoende lichamelijke genietingen om het lichaam rustig te houden en voldoende geestelijk elan, tijd voor meditatie en contemplatie, als tegengewicht. Dat neemt niet weg dat de mensen er nooit in geslaagd zijn om die harmonie in stand te houden. Vroeg of laat valt het kaartenhuisje in elkaar.

WAT WAS DE ERFZONDE WERKELIJK ?

Waarom valt het in elkaar ? Waarom zijn die harmonie en dat geluk onmogelijk ? Omdat ze een herinnering zijn aan het verloren paradijs. Onze voorouders hebben het paradijs verloren omdat ze een zware fout begaan hebben : de erfzonde. Thomas van Aquino zegt ons dat de erfzonde een zonde van hoogmoed was.

De hoogmoed is een natuurlijke beweging die echter ophoudt grootmoedigheid te zijn wanneer ze afgeleid wordt van haar bovennatuurlijk doel. Wij willen slagen in het leven, wij willen grootse dingen doen, maar wij overschatten onze middelen : daar begint de hoogmoed. Er is een hoogmoed van het vlees, een hoogmoed van het hart en een hoogmoed van de geest en ze zijn alle drie even schadelijk.

Wat was de hoogmoed van Eva, de hoogmoed van de eerste zonde ? Ze werd verleid door de slang, de duivel, en was geflatteerd van hem te vernemen dat zij kon uitbreken uit de toestand die God voor haar voorzien had. Ik zie die eerste vrouw, voortgekomen uit de handen van de Schepper in een staat van natuurlijke volmaaktheid. Ik zie hoe zij dialogeert met de slang, die intelligente ogen heeft omdat een duivelse geest hem bewoont. De slang verleidt haar. Zij is gevleid uitgenodigd te worden tot iets ongehoords.

De vreselijke erfzonde bestond uit een copulatie van Eva met het dier dat door Satan bewoond werd. De medeplichtigheid van de eerste vrouw met de verleider, met een geest, werd gematerialiseerd door de vereniging van hun lichamen. Zij heeft zich geëmancipeerd van God, zij is de schepper geworden van haar eigen lot. Haar welwillendheid tegenover de duivel heeft een materiële vorm aangenomen door Satan in haar lichaam te ontvangen, door een tegennatuurlijke vereniging van mens en dier, wat men bestialiteit noemt.

Het verhaal van de appel is een verhaal voor kinderen of een eufemistische verwoording voor preutse volwassenen. Ik kan niet geloven dat de erfzonde draait om een verboden vrucht waarvan men gegeten heeft. Als het dat is, dan staat de erfzonde in geen enkele verhouding tot de afgrijselijke praktijken die de mensheid uitgevonden heeft en generatie na generatie uitgevoerd, over heel de aarde. De appel die Adam en Eva gegeten hebben verdient de kruisdood van Jezus niet of de verdoeming van al die massa’s mensen.

Als men mijn theorie volgt, is het onbegrijpelijk dat een menselijk wezen aan zo’n daad heeft kunnen toegeven en dat God zoiets heeft kunnen vergeven, dat God zijn Zoon gezonden heeft om een dergelijk miserabel schepsel te redden. Maar men ziet wel heel goed in hoe de mensheid in haar hoogmoed generatie na generatie altijd maar afschuwelijker en afstotelijker misdaden uitvindt. Het is de onverbiddelijke slavernij van het vlees dat overgeleverd wordt aan het zintuiglijk genot. Sint-Franciscus van Sales wijst op die macht in ons die in staat is om de liefde te vervormen tot wat hij bestiale liefde noemt, het gedrag van dieren. Erger dan dieren, want een dier volgt zijn instinct en overtreedt dat niet, terwijl de mens zijn geest heeft om altijd maar nieuwe, degraderende illusies op te roepen waarvan hij altijd maar groter genot verwacht, hoewel hij meestal keer op keer ontgoocheld wordt.

Ik sta stil bij de blik die tussen Eva en de duivel uitgewisseld werd. Eén ogenblik tevoren was zij nog een zuiver schepsel van God. In een fractie van een seconde gaat zij over van de grootste zuiverheid naar de grootste schande. Denk aan de prachtige Venus van Botticelli. Is zij zuiver ? Neen, zij is niet zuiver. Zij heeft ogen die even rechtschapen als pervers zijn. Dat schitterende schepsel kijkt in de ogen van de slang en ziet daar een vlam dansen die een geestelijke gedachte is : hij wil haar verleiden en veroveren om haar in het verderf te storten. Een vrouw die op het punt staat in de armen van een of andere verleider te vallen, zou zich dat moeten herinneren : « Die blik die hij op mij richt, is schijnbaar een blik van liefde, maar diep in zijn ogen zie ik de ogen van Satan. » Ik denk dat dit inzicht haar zal beletten haar doodzonde te verrichten.

DE NAAKTHEID IS DE UITSTALLING VAN
HET VLEES GEWORDEN

Van dat ogenblik af is de naaktheid de uitstalling van het vlees. Op zich is er aan de naaktheid niets misdadigs, maar na die ontmoeting waarbij Eva zo trots geweest is op de vormen van haar lichaam dat zij aan de slang aanbood, kan zij haar lichaam niet meer bekijken zonder een zekere beschaamde voldoening. En hetzelfde geldt voor Adam. Zo is de naaktheid altijd een uitnodiging om een misdaad te begaan.

Als we onze Bijbel openen, stellen we vast dat hij ons de mensen toont zoals ze werkelijk zijn...

David, de heilige koning die de voorafbeelding van Christus is, ziet een naakte vrouw en komt daardoor ten val : « Nu gebeurde het dat David, van zijn rustbed opgestaan en rondwandelend op het dak van het koninklijk paleis, van het dak af een vrouw zag die een bad nam ; het was een zeer mooie vrouw. David liet onderzoeken wie zij was. Men zei hem : “ Het is Betsabe, de dochter van Eliam, de vrouw van Urias de Hittiet. ” Toen liet David haar halen. Zij kwam bij hem en hij had gemeenschap met haar » (2 Sm 11, 2-4).

Als hij had geweten hoeveel bloed hij daarmee zou afroepen over de komende generaties en over heel zijn ras... dan zou hij toch niet teruggedeinsd zijn, want hij had die vrouw in haar naaktheid gezien. Ik stel een indiscrete vraag : wist Betsabe dat zij bekeken werd ? Natuurlijk ! De Bijbel zegt er niets over, want hij wil enkel de schuld in het licht stellen van David, de koning, de drager van de messiaanse verwachting.

Amnon overweldigt Tamar.
Amnon overweldigt Tamar.
Schilderij uit 1520 door Jan Van Doornik,
een renaissanceschilder werkzaam in Antwerpen.
« De naaktheid is altijd een uitnodiging om een misdaad te begaan. »

In hoofdstuk 13 van hetzelfde boek gaat het over een zoon van David : « Absalom, een zoon van David, had een zuster, een knap meisje dat Tamar heette en op wie Amnon, een andere zoon van David, verliefd werd » (2 Sm 13, 1). Het waren halfbroers en halfzussen, want David mocht volgens de Wet meerdere echtgenotes hebben. Amnon wordt ziek van verlangen naar haar, maar kan niets doen omdat zij als maagd streng bewaakt wordt. Hij heeft echter een vriend, Jonadab, « een geslepen man », die de rol van de slang zal spelen : « Ge moet op bed blijven en u ziek houden ; en als uw vader u komt bezoeken, zeg dan tegen hem : “ Kon mijn zuster Tamar maar komen en me iets te eten geven. ” » Het is onvoorstelbaar dat de H. Schrift, geïnspireerd door de H. Geest, ons de zaken zo “ cru ” vertelt. Het is gewoon de waarheid.

David gaat in op het verzoek van Amnon en stuurt Tamar om koeken voor haar halfbroer te bakken, die ze « vóór zijn ogen » bereidt. Hij bekijkt haar, hij verslindt haar met zijn ogen. Hij stuurt iedereen weg uit de kamer en wanneer Tamar hem de koeken aanreikt, grijpt hij haar vast. « “ Zuster, kom bij me liggen. ” – “ Neen, broer, onteer me niet ; zoiets doet men in Israël niet. Doe toch niet zoiets schandelijks ! ” [...] Maar hij overmande en verkrachtte haar en had gemeenschap met haar. » Het volgende vers toont ons de man zoals hij helaas is : « Maar nu kreeg Amnon plotseling een geweldige afkeer van haar. Ja, de afkeer die hij van haar kreeg, was nog sterker dan de liefde waarmee hij haar had bemind. Hij riep zijn oppasser en beval : “ Zet dat schepsel op straat en doe de deur achter haar dicht ! ” » Zij is alleen nog maar de herinnering aan zijn zonde.

Later zal Absalom Amnon doden, met als gevolg oorlog onder de broeders, opstand en bloed over de familie van David. Dat is waartoe passie in staat is. De wetgeving in Israël was heel streng en heeft toch niets kunnen voorkomen. En bij de heidense volkeren was het nog honderd keer erger. Vandaag is de uitstalling van het vlees een wereldwijde ramp geworden. De machthebbers steunen die decadentie die gewild is door de volgelingen van de duivel : ze willen de mensheid letterlijk ontbloten, om zeker te zijn van haar degradatie en haar verval. Het is zoals koeien en stieren die bij elkaar op de wei gezet worden.

Zijn wij dan allemaal pervers ? Neen : wij zijn zoals de Venus van Botticelli, wij zijn in staat tot het ene of het andere, naargelang het de engel of de duivel is die in ons de bovenhand haalt.

DE HEILIGE SCHROOM, EERSTE STAP NAAR DE BEVRIJDING

Alle termen die ik gebruik, zijn nogal mysterieus, maar we hebben een nieuwe kijk op het leven nodig, een nieuwe kijk op wat men met de brutale term “ seksualiteit ” aanduidt.

HET BELANG VAN DE KLEDIJ

Wat me opvalt in de eerste bladzijden van de Bijbel is dat Adam en Eva er zich na de zondeval rekenschap van geven dat ze naakt zijn (Gn 3, 6-7). Ze maken voor zichzelf « een schaamgordel » en verbergen zich als ze God naderbij horen komen. « Wie heeft u verteld dat ge naakt zijt ? Hebt ge soms van de boom gegeten waarvan Ik u verboden heb te eten ? »

De H. Vincentius a Paulo ( 1581-1660 ).
De H. Vincentius a Paulo ( 1581-1660 ).
Schilderij door een anonieme kunstenaar.
« Gelaat en blik van een heilige drukken de zaken van hierboven uit en trekken ons aan tot de geestelijke dingen. »

Daarop spreekt God de straf voor Eva uit : « De lasten van uw zwangerschap zal Ik verzwaren, in smarten zult ge kinderen baren. Toch zult ge naar uw man verlangen en hij zal over u heersen. » Eva was vol hoogmoed, maar ze zal zich moeten onderwerpen aan haar man en als het ware zijn slavin zijn. Dat was helemaal niet voorzien in het oorspronkelijk concept van God ! Adams straf zal zijn dat hij levenslang moet zwoegen om de aarde iets vruchtbaars te laten voortbrengen en dat hij zal sterven.

Dan volgt iets vreemds : « Jahweh God maakte kleren van dierenhuiden voor de mens en zijn vrouw en bekleedde hen daarmee. » Vanaf dat ogenblik wordt de naaktheid niet meer geminacht, maar gerespecteerd als iets heiligs. In het verhaal van Noë zien we hoe zijn zoon Cham vervloekt wordt omdat hij zijn vader, die wijn gedronken heeft zonder de kracht ervan te kennen, in zijn naaktheid ziet liggen en hem bespot. Het is niet Noë die schuldig is, maar Cham, wegens dat gebrek aan respect.

Op dezelfde manier draagt de vrouw een sluier in tegenwoordigheid van een man. Wanneer Rebecca door de woestijn getrokken is en Izaäk ziet verschijnen, de man aan wie zij beloofd is, « nam zij haar sluier en bedekte zich » (Gn 24, 65). De sluier is het middel waarmee de vrouw haar waardigheid bewaart. Christelijke mannen en vrouwen moeten een heilig respect voor hun lichaam hebben en elke “ profanerende ” blik vermijden. Hun eerste verdediging is de sluier, de kledij. Natuurlijk niet de kledij die helemaal verbergt en lelijk maakt, maar de kledij die het vlees vergeestelijkt, die de ogen naar de onzichtbare spirituele en religieuze natuur van een wezen voert. Dat is iets helemaal anders dan wat de manicheeërs zeiden, die geloofden in een goede en een slechte god ; het vlees en de vrouw komen bij hen voort van de slechte god. Totaal verkeerd ! Het lichaam van een vrouw is iets heiligs, het is door God geschapen om haar deugden, haar geestelijke volmaaktheid uit te stralen.

EEN « NEEN »
DAT EEN « JA » IS

Een beetje fenomenologie nu. De naaktheid is dodelijk voor het respect. Hoe kan men leven zonder te respecteren ? Ook de uitstalling van de ziel, iemand die in zijn biografie al zijn smeerlapperijen uit de doeken doet, is een dodelijke schok voor de bewondering die we voor elkaar zouden moeten hebben.

De schroom van de gesluierde vrouw daarentegen is een uitnodiging tot wat vroeger hoofse liefde genoemd werd. De kleding is een obstakel tegen de brutale passies en tegelijkertijd een teken dat een beroep doet op de nobele gevoelens. Elke vrouw dient te begrijpen dat zij door de wijze waarop ze zich kleedt zelf bepaalt waar de lat ligt van het respect dat ze van anderen eist. Als je jezelf niet respecteert door je zomaar te ontbloten, zullen de anderen je niet respecteren. Een vrouw die zich goed en verzorgd kleedt, die mooi wil zijn maar niet op een uitdagende manier, beantwoordt aan de liefde van God voor haar. God wil dat ze mooi is, Hij heeft haar mooi gemaakt, maar Hij wil dat die schoonheid de man optilt tot een geestelijke blik op haar wezen en geen dierlijke blik.

De deugd van een man wordt gemeten aan het respect dat hij heeft voor een vrouw die zich aan zijn blik onttrekt. Zij onttrekt zich aan zijn blik niet omdat ze niet van hem houdt, maar omdat ze hoopt op een hoger verlangen, het verlangen om op een hoger vlak bemind te worden. Het neen is dus een ja, het neen op een of andere vraag of uiting van nieuwsgierigheid is een neen dat méér vraagt en dat de ander wil herinneren aan de waardigheid die God voor ons gewild heeft.

In sommige primitieve samenlevingen waar men zonder kleren leeft om reden van het klimaat, bestaan er toch taboes, rituele verboden die de mannen aanleren tijdens hun initiatie. Die taboes zijn absoluut en op het overtreden ervan staat de doodstraf. Het is verbazingwekkend te zien hoe precies die regels nageleefd worden om seksuele uitspattingen te verhinderen. Ook bij ons begrepen de Kerk en de burgerlijke samenleving vroeger dat er paal en perk moest gesteld worden aan het seksueel exhibitionisme, voor het behoud van de gezinnen en de vrede. Vandaag wordt daar niet meer naar omgekeken, met als resultaat complete promiscuïteit : men amuseert zich met gelijk wie, men scheidt uit de echt voor een bagatel, men heeft de ene vrouw na de andere... Dat is allemaal het gevolg van de permanente seksuele aantrekkingskracht van de vrouw en het feit dat de wet alles toelaat. Om de openbare orde en de zielen zelf te beschermen, moet de naaktheid bedekt worden.

Dat voert ons tot de discussie over de chador. Ik ga niet de lof spreken van de islam die wegens zijn fanatisme wil dat de moslimvrouwen de Europese kledij afzweren en zich van kop tot teen bedekken. Maar we moeten ons wel realiseren dat de invoering van de chador in Iran, na de omverwerping van de sjah [in 1979], gebeurd is omdat de westerse beschaving een verschrikkelijk schandaal was voor de plaatselijke bevolking, die mohammedaans was én erfgenaam van een zeer oude beschaving. De manier waarop de Europese vrouwen in Teheran rondliepen en het soort films dat men er draaide, maakten dat de mensen er volkomen van overtuigd waren dat zij geconfronteerd werden met de duivel. En ze hadden het bij het rechte eind ! Dat geeft echter geen gelijk aan de islam tegen de katholieke Kerk, het geeft gelijk aan mensen van een oude beschavingstraditie tegen de verdorvenheid van het Westen, waarin wij vandaag zo ondergedompeld zijn dat wij er aan meedoen, in de waan dat we “ geëmancipeerd ” zijn.

Wat voor de kledij geldt, geldt ook voor de handelwijze, de manier van doen, de woorden en gebaren. God heeft dat allemaal op magnifieke wijze georganiseerd om ons te inspireren tot een hoger elan. Op schilderijen van mannelijke of vrouwelijke heiligen zien we wezens van een menselijke schoonheid die recht uit de handen van de Schepper lijken te komen. Hun gelaat en hun blik zijn door de kunstenaars zo weergegeven dat zij de zaken van hierboven uitdrukken en ons aantrekken tot de geestelijke dingen. Gelukkig is er die lichamelijke sokkel voor de geestelijke zaken ! Dat is precies de reden waarom het lichaam nooit een voortdurend schandaal mag worden, want anders zouden we niets meer hebben dat de spirituele schoonheid kan uitbeelden.

HET GOED GEBRUIK VAN HET LICHAAM

Het seksueel instinct bestaat en het is machtig. Zij die dat ontkennen, maken zich schuldig aan een soort van hypocrisie tegenover zichzelf en tegenover de anderen die gevaarlijk is en die vroeg of laat tot catastrofes leidt. Men vraagt zich af : waarom is er in iedere mens die tirannie van de begeerte die een passionele stortvloed kan worden en die elke maagdelijke persoon – man of vrouw – bang moet doen zijn voor het ontwaken van die dierlijke kracht ?

Maar toch mag ik geen enkel stuk van mijn vlees, geen enkel orgaan van mijn lichaam veroordelen door te denken dat het een gelegenheid tot zondigen is. God heeft niemand van ons geschapen op een zodanige manier dat hij enkel gelegenheid tot zonde is. Dat was de fout van de Albigenzen, de manicheeërs : « Het lichaam is enkel en alleen gelegenheid tot zonde, de geest daarentegen gelegenheid tot deugdzaamheid. » Neen, het lichaam kan evengoed leiden tot zonde als tot deugd, tot inspiratie voor deugdzaamheid.

Wat het lichaam in ere herstelt, is de overtuiging dat niet het gebruik ervan slecht is, maar het misbruik. Al onze lichamelijke functies kunnen het voorwerp zijn van slecht gebruik, waarover wij nadien snel spijt hebben, en van goed gebruik, dat de ziel een vorm van volmaaktheid en deugd schenkt die ze zonder het lichamelijke niet zou gehad hebben. Men kan van zijn lichaam gebruik maken om tederheid, liefde, toewijding, edelmoedigheid te tonen, om te troosten en te sterken. Omgekeerd leidt het niet gebruiken van het lichaam vaak tot een vorm van kilte en terughoudendheid die geen deugd is, een overdreven schroomvalligheid die werkelijk ontmoedigend is. Op die manier verhindert men elke sociale relatie.

Een van de belangrijkste menselijke relaties is natuurlijk het huwelijk. Het houdt in dat men de natuurlijke seksuele aantrekking tot in haar volheid beleeft : volkomen wederzijdse gave, voortvloeiend uit een goed overwogen en publiek uitgedrukte wilsuiting. Als een man en een vrouw ontdekken dat ze voor elkaar bestemd zijn, is het alsof een vliegtuig opstijgt vanaf het vliegveld : het neemt steeds meer vaart, het stijgt omhoog en men weet dat het recht op de echtelijke vereniging afstevent – perfect ! Zolang een man nog geen vaste vrouw gevonden heeft, ben ik altijd wat ongerust. Het Bijbelse Boek van de Wijsheid waarschuwt de vrouwen trouwens voor de man die ronddwaalt, die nog geen keuze heeft gemaakt, die links en rechts op zoek is : hij vormt een gevaar.

« Ik ken echtgenoten die heel hun leven hebben doorgebracht in een perfecte voornaamheid, zodat ze elkaar na zeventig jaar nog altijd teder liefhebben en niets hun oorspronkelijke bewondering voor elkaar heeft kunnen teniet doen. »

De vereniging van twee geesten, harten en lichamen die in het huwelijk plaatsvindt, houdt echt bewonderenswaardige dingen in ! En dus begrijpt men de woede van God tegenover alle misdaden tegen de natuur. Ik ken een meisje dat lesbisch is. Ze heeft zich aan de haak laten slaan door een twintig jaar oudere vrouw, ze leven samen en zijn dol op elkaar. Het is gewoon verschrikkelijk. Dat meisje doet niets met haar leven, ze was gemaakt om een man lief te hebben, met hem een gezin te stichten en kinderen te krijgen. En zo’n tegennatuurlijke relatie wil men nu in een wettelijk kader gieten analoog aan het huwelijk... Ten eerste is het een zware belediging aan het adres van God, die het lichaam van beide vrouwen gemaakt heeft om kinderen op de wereld te zetten. Ten tweede is het een karikatuur van de liefde, want twee vrouwen kunnen voor elkaar niet de liefde hebben die een man voor een vrouw heeft en een vrouw voor een man. God heeft de geslachten verschillend en complementair geschapen.

Een man en een vrouw die van elkaar houden, hebben daarentegen alles vóór zich liggen : de vruchtbaarheid, het gezin, werk, eigendom, leven in gemeenschap, dus het leven zonder begrenzing tot aan de dood en tot voorbij de dood. Een schitterend perspectief ! Men heeft mekaar bekeken, mekaar beginnen liefhebben en er is diepe vriendschap uit voortgekomen. Alles is daaruit voortgevloeid en heel het leven zal er het gevolg van zijn. Maar over het algemeen begint zo’n geslaagd verhaal niet met een zonnebad ergens op een strand en een jongeman die passeert en aangetrokken wordt door je fysieke schoonheid...

DE UNIVERSELE ROEPING TOT TEDERHEID

Een zekere pater Guindon, een Canadees, heeft een thesis gepubliceerd die op één essentieel punt verkeerd is, maar waarmee ik het wat de algemene gedachte betreft volledig eens ben. Hij zegt dat de tederheid het grote wonder is dat ontstaat uit het naar elkaar toe groeien van twee menselijke wezens : er is een tederheid van de man voor de vrouw en een tederheid van de vrouw voor de man. De term “ tederheid ” drukt een bepaalde kwaliteit van affectie uit die gekenmerkt wordt door het verschil in geslacht. Wat verkeerd is in zijn stelling, is zijn bewering dat in het kader van de tederheid alles geoorloofd is, dat er dan geen wetten meer gelden. Maar zijn algemene visie is zeker juist en is de toepassing van het eudemonisme van Aristoteles.

De grote Griekse filosoof heeft gezegd dat de mens hier op aarde gemaakt is om gelukkig (eudaimoon) te zijn. Hoe ? Door de bevrediging van al zijn verlangens, zowel de geestelijke als de lichamelijke, maar in een hiërarchische orde. Ik wil gelukkig zijn in mijn lichaam, mijn hart, mijn geest ; ik wil volledig gelukkig zijn. Er zal echter sprake zijn van een hiërarchie, er zullen keuzes moeten gemaakt worden, sommige vormen van plezier zal ik moeten opzij laten voor hogere vreugden, om een harmonie te scheppen. Aristoteles verzet zich dus terecht tegen de gedachte dat het lichaam enkel zou dienen om ons te doen afzien en de ziel om ons te doen genieten. Zijn evenwichtige leer noemt men het eudemonisme.

De theorie van de tederheid sluit voor mij, in tegenstelling tot Guindon, de ascese en de mystiek niet uit. Sterker nog, de tederheid heeft nood aan ascese, want zo wordt het menselijk wezen schoner. De ascese maakt het lichaam mooier en verheft het, eerst en vooral door het te kleden, verder door het op te voeden tot beschaafdheid, gevoeligheid, hoffelijkheid, gereserveerdheid. Het is duidelijk dat er tussen een slecht opgevoed persoon en iemand die goed opgevoed is een ontzaglijk verschil bestaat in de kwaliteit van de relaties van die persoon met zijn naasten.

Die ascese is heel verschillend van de verdringing waarover Sigmund Freud het heeft. Hij spreekt erover om ze te veroordelen ; ik erken dat ze inderdaad bestaat, maar dat ze net iets heel goed is. Wat Freud zo gevaarlijk maakt, is dat hij bepaalde realiteiten juist onderscheidt, maar dat hij slecht noemt wat goed is en goed wat slecht is. De Oostenrijkse psychoanalist zegt : er komen twee ziekten voor in het menselijk wezen, namelijk de verdringing en de sublimatie. Ik daarentegen zeg : er zijn in de mens twee gelukkig makende zaken, enerzijds de verdringing – die ik niet met die idiote term aanduid, maar ascese noem – en anderzijds de mystiek (bij hem de sublimatie, waarmee hij spot).

Als je wil dat je liefde vervuld is van tederheid en dat je bron van tederheid bent voor al degenen die je omringen, dan moet je eerst en vooral ascetisch zijn. Hoe wil je een vrouw voor altijd beminnen, en zij jou, als jullie niet voortdurend op je hoede zijn om het lage dat in elk individu huist de weg te versperren ? Er is in ons altijd een deel dat een verleiding tot het laag-bij-de-grondse inhoudt. Ik ken echtgenoten die heel hun leven hebben doorgebracht in een perfecte voornaamheid, elk ogenblik van de dag en de nacht, zodat ze elkaar na zeventig jaar nog altijd teder liefhebben en niets hun oorspronkelijke bewondering voor elkaar heeft kunnen teniet doen. Zoiets moet je maar kunnen !

Wat de mystiek betreft, die leidt werkelijk tot een vereniging met God en vreugde voor de ziel. Wanneer iemand een echte godsvrucht heeft, een waarachtige liefde voor Christus, de Maagd Maria en de heiligen waarin hij reële wezens ziet, dan is dat helemaal geen sublimatie à la Freud. Als ik denk aan een of andere perfecte eigenschap van Onze-Lieve-Vrouw en daardoor meegesleept word, dan weet ik dat zij echt bestaat, daarboven, en daar ga ik haar zoeken. Ik vind haar in het geloof en voor mij is dat zeer zeker een bron van vreugde, vrede, kracht en genade. Hoe zou dat een illusie zijn ?

EEN RIJKDOM AAN RELATIES

Om te eindigen wil ik de verschillende relaties bekijken waarin de tederheid zich uitdrukt. Ik wil aantonen dat het vrouwelijk en het mannelijk wezen gekenmerkt worden door hun geslachtelijke aard en dat hun respectievelijke tederheid verschillend is. Ze vullen elkaar schitterend aan doorheen de jaren en de functies van het leven. Als wij het plan van God volgen en alles wat hierboven gezegd is, dan zullen wij affecties hebben die volledig gekleurd zijn door het verschil in geslacht.

Ten eerste zijn er de relaties met de kinderen. Vader en moeder zijn opgetogen over het spektakel van hun kinderen. En ze krijgen van de jongens en de meisjes helemaal niet hetzelfde soort tederheid. Het is een bijzondere rijkdom voor een gezin niet alleen jongens of alleen meisjes te hebben. Jullie weten dat uit eigen ervaring, maar wij priesters ook door onze grote ervaring met de zielen en de verhalen die ze ons vertellen over hun leven.

Het is een zekere zaak dat een jongen vaak een vertrouwelinge vindt in zijn moeder, maar helemaal niet in zijn vader. Ik wil absoluut niet meegaan in de smerige theorieën van Freud en zijn leerlingen, die helemaal niet kloppen, maar de jongen vindt in zijn moeder op gevoelsvlak de aanvulling van een goed uitgebalanceerde tederheid. Het meisje heeft voor haar vader dikwijls een affectie en een tederheid die uitgaat naar de man die haar meester is ; zij heeft daar behoefte aan, terwijl ze geen contact heeft met haar moeder omdat ze te veel op elkaar lijken. Iedereen kan dat vaststellen, God heeft het zo gemaakt.

Men moet de tederheid dus geen stokken in de wielen steken, men mag de gebaren van tederheid van de ouders voor hun kinderen niet verbieden onder het voorwendsel dat er zich afschuwelijke zaken onder zouden verbergen : God heeft het zo gemaakt en het betekent een groot geluk. De vader houdt van de vrouwelijke schoonheid van zijn dochter, dat is geen reden om van een schandaal te spreken. En de jongen is fier op zijn moeder en vindt haar mooi. Dat geeft hem een soort gewoonte in de omgang met een vrouw, die voor hem later zeer kostbaar zal zijn om een beter overwogen keuze te maken. Als zijn moeder een heilige is, zal zijn keuze heilig zijn. Alles telt mee in het levensavontuur van ieder van ons, want wij moeten een perfect geluk van lichaam en ziel vinden in al onze relaties.

Vervolgens zijn er de relaties tussen broers en zussen onderling. Natuurlijk kan het er tussen de jongens van hetzelfde gezin vaak heel onstuimig aan toegaan... Maar tussen een broer en een zus, of tussen twee zussen, bestaan vaak vriendschappen die heel het leven meegaan. De H. Théophane Vénard, missionaris en martelaar in Indochina, koesterde een diepe vriendschap voor zijn zus en zij voor hem. Ik kan massa’s voorbeelden noemen, maar ik vermeld hem omdat ik de prachtige brieven gelezen heb die hij haar schreef. Zijn zus was voor hem als een tweede moeder, wat vaak voorkomt. Het geluk mekaar te kunnen zien zowel als het verdriet van het afscheid vergrootten nog hun wederzijdse tederheid. Beiden spoorden elkaar aan in een heilig streven naar verbetering, om zuiverder te zijn, vuriger in hun gebeden en tenslotte om zich volledig aan God te wijden tot het martelaarschap toe.

Wanneer de ouders al eens zuchten over hun groot aantal kinderen, zeg ik hen : « Zet kinderen op de wereld voor jullie eigen geluk én voor hun eigen onderling geluk. »

BESLUIT

We moeten een tussenweg bewandelen tussen twee uitersten, aan de ene kant de laksheid die de naaktheid etaleert en de mens degradeert, aan de andere kant de te grote striktheid die de natuur zelf veroordeelt om er zeker van te zijn toch maar niet in zonde en ondeugd te belanden. Tussen beide in ligt de volmaaktheid. God is vertoornd op de twee uitersten omdat hij de menselijke natuur daarvoor niet gemaakt heeft.

De gesluierde schoonheid voert ons naar het goddelijk mysterie en laat ons doordringen tot het mysterie van de tederheid tussen de drie goddelijke Personen onderling en tussen Hen en ons. Jezus Christus heeft een woord gesproken dat geniaal is en dat bewijst dat het Evangelie het werk van God moet zijn, want die uitspraak bevat zo’n oneindige wijsheid en kennis van de menselijke en goddelijke zaken dat Sint-Jan het onmogelijk zelf had kunnen uitdenken : « Het vlees dient tot niets, het is de geest die leven brengt » (Jo 6, 63). Als er alleen had gestaan : « Het vlees dient tot niets », dan zouden we strenge zedenmeesters zijn die het lichaam veroordelen om verloren te lopen in de dwaasheden van de zuivere geest. Maar « het is de geest die leven geeft » aan het lichamelijk wezen : hij geeft zijn leven aan het vlees opdat wij, in het vlees, toegang zouden krijgen tot de zaken van de geest.

abbé Georges de Nantes
Pinksteren 1992
Hij is verrezen ! nr. 110, maart-april 2021