Open brief aan Mgr. Aillet, 
bisschop van Bayonne

Aan de vooravond van de opening van de zomerkampen van de CRC, waarop de broeders zich in een katholieke geest ontfermen over honderden kinderen en adolescenten, maakte de bisschop van Bayonne (Baskenland) plots bekend dat hij zijn gelovigen waarschuwde tegen De Katholieke Contrareformatie in de 21ste Eeuw, waarbij hij het voorstelde alsof onze beweging buiten de Kerk zou staan. Als trouwe geestelijke zoon van de stichter nam broeder Bruno onmiddellijk de verdediging van abbé de Nantes op tegen de onwaarheden die Mgr. Aillet verspreidde. Wij vertalen het grootste deel van de open brief van broeder Bruno, gedateerd 13 juli 2025, om voor onze lezers duidelijkheid te scheppen over de positie van de CRC en over de strijd die wij voeren.

MONSEIGNEUR

U achtte het uw plicht om op 13 juni jl. een waarschuwing te publiceren over De Katholieke Contrareformatie, opgericht door abbé Georges de Nantes, van wie ik de opvolger ben als algemeen overste van de orde van de Kleine broeders en Kleine zusters van het H. Hart. Hij stichtte onze congregatie op 15 september 1958 in Villemaur-sur-Vannes, met toestemming van de bisschop van Troyes, Mgr. Julien Le Couëdic.

Het is juist dat deze voorlopige stichting nooit een definitieve canonieke erkenning kreeg, vanwege de ernstige leerstellige onenigheid tussen abbé de Nantes en het geheel van de kerkelijke hiërarchie vanaf 1965. Opmerkelijk genoeg zwijgt u echter grotendeels over dit meningsverschil, terwijl men zou verwachten dat dit juist het “ hoofdargument ” van uw veroordeling zou zijn. Niettemin permitteert u zich een algemene, publieke, kwetsende en beledigende maatregel tegenover de kleine groep van zijn geestelijke zonen en dochters in uw bisdom.

Broeder Bruno van Jezus-Maria
algemeen overste van de Kleine broeders en Kleine zusters van het H. Hart

Zij zijn nochtans allen toegewijd aan hun parochies, maar op uw bevel moeten de gelovigen en priesters hen nu beschouwen als ware paria’s : enerzijds mogen zij de vermeende dwalingen van De Katholieke Contrareformatie, die u overigens niet eens preciseert, niet verspreiden, en anderzijds mag hun geen enkele liturgische dienst of pastorale opdracht meer worden toevertrouwd.

Om een dergelijke beslissing te rechtvaardigen, neemt u verschillende onwaarheden over. Doet u dit in volle gewetensvrijheid ? Of uit zwakte ? Hoe dan ook, u verraadt de waarheid, u misleidt de kudde die u door de H. Vader is toevertrouwd en u belastert ons onder het mom van het gezag van de H. Geest.

Wat is nu dat leerstellige meningsverschil, dat u heel goed kent, maar nauwelijks noemt ?

Abbé de Nantes bekritiseerde al tijdens de discussies in de conciliaire aula de nieuwe leerstellige standpunten van het Tweede Vaticaans Concilie, waarvan sommige hem duidelijk ketters leken, in het bijzonder het sociale recht op godsdienstvrijheid. En van zodra deze leerstellingen waren aangenomen, wendde hij zich met zijn ernstige twijfels als een trouwe zoon tot de paus zelf. Hij ging zelfs zover dat hij drie officiële aanklachtenboeken indiende tegen de pausen Paulus VI en Joannes-Paulus II wegens ketterij, schisma en schandaal. Maar ondanks zijn publiek en krachtig verzet tegen deze nieuwe, feilbare en hervormbare leer, deed hij een beroep op het buitengewone Magisterium, opdat de Opperherder – dat wil zeggen de Kerk zelf – de eenheid en de vrede zou herstellen in naam van de Waarheid van het geloof.

Hoewel hij openlijk de rechtzinnigheid van de besluiten van Vaticanum II en die van Paulus VI en Joannes-Paulus II bekritiseerde, hoewel hij drie keer naar Rome ging (in 1973, 1983 en 1993) om te proberen een proces tegen deze pausen te openen, heeft abbé de Nantes nooit een formele aanwijzing gekregen dat er een leerstellige dwaling zou voorkomen in zijn bewijsvoeringen. Noch de bisschop van Troyes, noch de congregatie voor de Geloofsleer, noch de pausen zelf hebben hem ooit zo’n dwaling voor de voeten kunnen werpen. Geen enkel doctrinair oordeel werd tegen hem uitgesproken, ondanks zijn honderden publicaties in de Lettres à mes amis en La Contre-Réforme catholique, waarvan de oplage tot 38.000 exemplaren per maand bereikte.

U schrijft : « De gelovigen moeten weten dat abbé de Nantes sinds 1966 daadwerkelijk veroordeeld is tot suspensie “ a divinis ” en dat deze sanctie in 1969 bevestigd werd door de congregatie voor de Geloofsleer, samen met een hernieuwde eis tot herroeping, waaraan abbé de Nantes altijd geweigerd heeft te voldoen. »

Het klopt dat Mgr. Le Couëdic abbé de Nantes de canonieke straf van suspensie “ a divinis ” heeft opgelegd [waardoor hem het recht werd ontzegd om in het bisdom Troyes de aan zijn priesterambt verbonden functies uit te oefenen]. U zegt dat de gelovigen deze sanctie moeten kennen, maar u liegt – door weglating – omdat u de reden waarvoor ze werd uitgesproken bewust verzwijgt.

In december 1965 beval Mgr. Le Couëdic onze vader te stoppen met zijn kritiek op de nieuwe leerstellingen die door de concilievaders met overweldigende meerderheid waren aangenomen. Abbé de Nantes stelde toen voor dat al zijn Brieven aan mijn vrienden zouden worden onderworpen aan een grondige leerstellige toetsing, uitsluitend in het licht van het geloof van de Kerk, zodat eventuele fouten erin konden worden aangetoond en hij ze zo nodig kon herroepen. De bisschop stemde daarmee in. De zaak zou in onderling overleg worden voorgelegd aan de congregatie voor de Geloofsleer.

Maar toen onze vader het volledige dossier van de 220 Brieven aan Mgr. Le Couëdic presenteerde om het via de hiërarchische weg door te sturen, weigerde deze resoluut. De reden die hij opgaf : het verzoekschrift dat het dossier vergezelde, gericht aan kardinaal Ottaviani, toenmalig pro-prefect van de congregatie voor de Geloofsleer, zou zogezegd beledigend zijn voor de hooggeplaatste geadresseerde. De bisschop droeg abbé de Nantes op het dossier zelf onverwijld naar Rome te sturen – wat hij ook deed. En om zeker te zijn dat het dossier niet in de archieven van Rome zou verdwijnen, publiceerde hij zijn verzoekschrift in de Brief aan mijn vrienden nr. 231. Dit nam Mgr. Le Couëdic hem niet in dank af en hij legde hem op 25 augustus 1966 prompt de straf van suspensie “ a divinis ” op.

Het is dus enkel en alleen omdat onze vader een officieel verzoekschrift aan kardinaal Ottaviani openbaar maakte, dat hij levenslang, tot aan zijn laatste ademtocht, deze sanctie heeft moeten dragen. Is dat alles ? Ja, dat is alles ! Dat is de enige, belachelijke reden voor deze veroordeling, die u verzwijgt voor uw lezers om hen ertoe te brengen te geloven dat abbé de Nantes ernstige “ dwalingen ” zou begaan zou hebben, fouten die enkel in uw verbeelding bestaan. En van die eerste leugen gaat u naadloos over op een tweede.

U schrijft namelijk dat « deze sanctie in 1969 bevestigd werd door de congregatie voor de Geloofsleer, samen met een hernieuwde eis tot herroeping, waaraan abbé de Nantes altijd geweigerd heeft te voldoen. » Dat is volkomen onjuist. De bewuste sanctie werd noch bevestigd, noch ontkracht door de congregatie, om de eenvoudige reden dat deze kwestie daar nooit aan de orde is geweest, net zomin als het gevraagde leerstellige oordeel over zijn geschriften. Op 1 juli 1968, na meerdere weken van intensieve gesprekken met drie adviseurs van de congregatie over het principe zelf van een mogelijke Contrareformatie op het moment dat de Kerk de weg insloeg van een permanente en alomvattende hervorming – iets wat volgens de katholieke en apostolische Traditie per definitie onmogelijk is – kreeg onze vader, onder de nauwelijks verhulde dreiging van excommunicatie, het bevel om al zijn kritiek op de besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie en op paus Paulus VI in te trekken. Maar daarbij werd geen enkele fout in zijn geschriften aangetoond of zelfs maar benoemd.

Abbé de Nantes weigerde en de zaak bleef een jaar lang stil liggen. Toen herhaalde kardinaal Seper dezelfde eis tot een algemene herroeping, opnieuw zonder enig bewijs van fouten. Weer weigerde onze vader, ditmaal met een indrukwekkende geloofsbelijdenis. Daarop beschuldigde de congregatie voor de Geloofsleer hem van « een algemene opstand tegen elk kerkelijk gezag » en besloot dat hij zichzelf had « gediskwalificeerd » (?), zodat zij niet langer verplicht was eventuele fouten te onderzoeken die zij zelf niet had kunnen vinden. Is dat alles ? Ja, dat is alles !

De rechters van de congregatie voor de Geloofsleer hadden vóór zich de analyses liggen van een Franse priester die niet had geaarzeld om ernstige beschuldigingen te uiten « tegen de regerende Opperherder en het Tweede Vaticaans Concilie wegens hun zogenaamde pastorale en hervormingsgezinde daden, omdat deze mij, na grondige studie, strijdig leken met het katholieke geloof en omdat zij, zoals de ervaring duidelijk maakt, de oorzaak zijn van de algemene chaos en de huidige ondergang van de Kerk », aldus onze vader. En tegen deze analyses en betogen kon het tribunaal van het Geloof klaarblijkelijk niets inbrengen ; het liet abbé de Nantes uit Rome vertrekken zonder de minste canonieke sanctie.

Vanaf het jaar 1969 voerde hij dan ook gedurende 27 jaar een gigantische strijd voor de Contrareformatie, alleen, maar met een indrukwekkend gezag en een soevereine vrijheid die hem door het kerkelijk recht werd verleend.

Maar hoe kon men deze hervorming van de Kerk bestrijden zonder het risico te lopen de Kerk te verlaten en in schisma te vervallen ? « Door de persoon van de Opperherder zelf “ aan te vallen ”, als zijnde – en hij alleen – het scharnierpunt tussen twee werelden : orde en wanorde, Traditie en ondermijning, het Werk van Christus en de machinaties van Belial. » Dit was de betekenis van drie ondernomen stappen richting Rome, in 1973, 1983 en 1993, die u, Monseigneur, smalend aanduidt als « ophefmakende provocaties ».

Drie beroepen op de paus tegen de paus, niet om zelf te “ oordelen ”, maar om door het opperste en onfeilbare leergezag te laten oordelen over diegenen die hebben toegestaan dat catechismussen werden gepubliceerd die de zuivere ziel van talloze kinderen hebben bedorven en het geloof van de priesters zelf hebben aangetast, die talloze heiligschennissen hebben laten gebeuren tijdens de viering van het H. Misoffer waardoor bij velen onverschilligheid en minachting voor dit sacrament is ontstaan, die hebben toegelaten dat seksuele obsessie het geestelijke leven van clerus en religieuzen binnendrong en zo de christelijke samenleving hebben overgeleverd aan ontsporingen die levensbedreigend zijn voor de toekomst van godsdienst en beschaving. Enzovoort.

Drie beroepen op de paus tegen de paus, niet om Paulus VI en Joannes-Paulus II te “ veroordelen ”, maar om hen publiekelijk te beschuldigen van ketterij, schisma en schandaal.

Drie beroepen op de paus tegen de paus, niet om hen te “ excommuniceren ”, maar om van de Opperherders zelf, en van niemand anders, de hoogste uitoefening van hun plechtige en onfeilbare leergezag te verkrijgen. Voor een eenvoudige priester is de vraag aan de H. Vader om een plechtig en onfeilbaar oordeel over diens eigen leerstellingen uit te spreken een daad van geloof in de Kerk... en dus juist het tegenovergestelde van wat u, Monseigneur, ten onrechte bestempelt als een « vijandige houding tegenover het leergezag en de hiërarchie ».

U wendt voor dat « de congregatie voor de Geloofsleer er in 1983 aan herinnerde dat de H. Stoel van abbé de Nantes een herroeping van zijn dwalingen en beschuldigingen van ketterij tegen paus Paulus VI en het Tweede Vaticaans Concilie verwachtte ». Onze vader heeft zelf in een open brief van 31 mei 1983 geantwoord : « Hoe zou ik dwalingen kunnen en moeten terugtrekken die mij nooit zijn aangetoond en die ik niet heb erkend, aangezien niemand mij daar ooit van op de hoogte heeft gesteld ? Laat men ze mij vertellen, laat iemand ze formuleren, laat Rome ze publiceren en veroordelen, deze dwalingen waar iedereen het over heeft en die niemand echter wil of kan onder woorden brengen » (CRC nr. 190, juni 1983, p. 2).

Met het argument van verplichte gehoorzaamheid aan het “ authentieke ” leergezag maakt u, Monseigneur, uzelf medeplichtig aan een misleiding die sinds het Tweede Vaticaans Concilie binnen de Kerk zelf voortduurt : elke poging tot discussie die de rechtzinnigheid van dat concilie in twijfel trekt, wordt systematisch voorgesteld als een gebrek aan vertrouwen in de H. Geest... Bovendien heerst er binnen de hiërarchie een overweldigende unanimiteit, waarbij de enen de besluiten van het Concilie aanvaarden, maar vragen dat men zich houdt aan de teksten die zij in de zin van de Traditie interpreteren, terwijl de anderen diezelfde teksten gebruiken om altijd maar meer hervormingen te eisen ; beide partijen zijn echter solidair om het principe zelf van de conciliaire Reformatie nooit in twijfel te trekken.

In feite hebben de conciliebesluiten een etiket van onfeilbaarheid gekregen dat ze dogmatisch en canoniek gesproken helemaal niet hebben. « De aanhangers van de hervormingsgezinde groep beweerden hun vernieuwingen te voorzien van een soort charismatische superonfeilbaarheid, rechtstreeks ontvangen van de H. Geest als in een nieuw Pinksteren », legde onze vader in 1998 uit. Maar al deze “ geïnspireerde ” leerstellingen vallen buiten de traditionele categorieën van de katholieke dogmatiek, want de hervormers kunnen geen enkel verband aantonen tussen de geopenbaarde geloofsschat en hun conciliaire nieuwlichterijen.

Mag ik u eraan herinneren, Monseigneur, dat er alleen sprake kan zijn van het gewone en universele leergezag als aan vier voorwaarden is voldaan, namelijk : dat het altijd en overal is onderwezen ; dat het altijd en overal is geloofd ; dat het door God geopenbaard is of nauw verbonden met de geloofsschat ; en dat het naar behoren is bewezen en duidelijk is vastgesteld. Alles wat niet aan deze vier voorwaarden beantwoordt, is feilbaar ; het is volstrekt mogelijk dat een paus of een concilie zichzelf bedriegen en ons bedriegen.

Persoonlijk zie ik geen andere manier om deze open brief af te sluiten dan door te herhalen wat onze vader schreef naar aanleiding van de kennisgeving van 9 augustus 1969, gepubliceerd door de congregatie voor de Geloofsleer : « Het vonnis van mijn rechters erkent mijn lidmaatschap van de Kerk van Jezus Christus : ik ben noch ketters, noch schismatiek [...]. Het staat vast dat De Katholieke Contrareformatie niets crimineels heeft in de ogen van de H. Kerk. Het gaat om een leer en een actie die niet veroordeeld worden. In alle waarheid en rechtvaardigheid kunnen wij, die tot de Contrareformatie behoren, met een gerust geweten deel uitmaken van de Kerk en zelfs elke dag aantonen dat het de Reformatie van de Kerk is die tegen de Kerk is ! Wij, gevangenen van Christus, maar vrij van elke menselijke slavernij, blijven in de Kerk, al worden we onderdrukt, gekrenkt en belasterd. We hoeven alleen maar tot God te bidden om onze beproeving te verkorten en ze ondertussen met geduld te aanvaarden, volgens zijn heilige Wil. »

Ondertussen verblijf ik, Monseigneur, enz.

broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 137, september-oktober 2025