Georges de Nantes, martelaar van de gehoorzaamheid aan het geloof
VANAF het jaar 1958, toen hij in het bisdom Troyes werd verwelkomd door Mgr. Julien Le Couëdic om een gemeenschap van missionaire monniken te stichten in de geest van de H. Charles de Foucauld, verdedigde abbé Georges de Nantes (1924-2010) de Kerk tegen een deel van de Franse geestelijkheid dat gevaarlijk afgleed naar de progressistische ketterij.
Deze oppositie tegen een progressistische partij binnen de Kerk van Frankrijk zou abbé de Nantes ertoe brengen zijn stem te verheffen tegen een concilie, Vaticanum II, dat met een overweldigende meerderheid de nieuwe wetten van een hervormde Kerk aannam, bestemd om op te gaan in een groter geheel, namelijk de “ Beweging voor Geestelijke Animatie van de Universele Democratie ” (door onze vader in het Frans MASDU gedoopt). En van verzet tegen het Concilie moest hij vervolgens komen tot de dramatische strijd van een zoon tegen zijn vader, van een eenvoudige priester tegen paus Paulus VI.
In naam van welke autoriteit handelde abbé de Nantes ?
Heel eenvoudig in naam van het gezag van de hele Kerk, die deze verplichting oplegt aan haar kinderen : « De gelovigen van Christus zijn verplicht hun geloof openlijk te belijden in alle omstandigheden waarin hun stilzwijgen, hun aarzeling of hun houding zou neerkomen op een impliciete ontkenning van het geloof, minachting van de godsdienst, een belediging van God of een schandaal voor hun naaste » (can. 1325 § 1 CIC / 1917).
Uiteraard had niemand kunnen vermoeden dat deze plicht om het geloof te belijden op een dag zou moeten uitgeoefend worden tegen de herders zelf, de « ware leraren » en « ware meesters van de gelovigen die aan hun zorg zijn toevertrouwd ».
En dat is wat onze vader trouw gedaan heeft tijdens heel zijn priesterleven. In een geest van ongehoorzaamheid ? Vanuit zijn eigen grote gelijk ? Uit hoogmoed ?
Helemaal niet : gewoon uit gehoorzaamheid, gehoorzaamheid aan het geloof dat hij als een gave bij zijn doopsel ontvangen had en dat hem werd bijgebracht door zijn ouders, priesters en leraren aan het seminarie, tot op het punt waarop hij er, door een heel bijzondere genade, volledig van doordrongen was. Het was deze gehoorzaamheid aan het geloof die hem ertoe bracht het te belijden volgens een bijzondere zending, die van monnik-missionaris, hem toegewezen door de Goede God.
Zo bleek hij helemaal alleen te staan in een woestenij, die van een vernietigde christenheid, te midden van een goddeloze en afvallige generatie. Het was zo’n beetje zoals Onze-Lieve-Heer tegenover Kajafas, de hogepriesters, de Farizeeën en de Sadduceeën stond, allemaal verharde opstandelingen tegen zijn Blijde Boodschap. Er is geen andere verklaring mogelijk voor het feit dat één priester alleen, zonder enige berekening of ambitie, zichzelf tot erfgenaam heeft gemaakt van de hele Traditie van de Kerk. Met welke bedoeling ? Om te pas en te onpas te prediken tegen de valse broeders, om niet slechts één, maar een veelheid aan leerstellige dwalingen te bestrijden – dwalingen die niet alleen meer door één partij werden aangehangen, maar door heel de geestelijkheid van Frankrijk, door een volledig concilie en uiteindelijk door de paus zelf.
In het licht van heel deze Traditie van de Kerk, waarvan onze vader een kennis had die men volledig, communicatief en mystiek mag noemen, doorzag en begreep hij, in de diepgang en in de gevolgen ervan voor de redding van de zielen van massa’s gelovigen, de dwalingen van hun herders, die hen in de steek lieten of meesleurden in hun ketterse hartstochten.
Door zijn bovenmenselijke kennis en begrip van deze dwalingen, die de kudde teisterden en nog altijd teisteren, werd abbé de Nantes ervan weerhouden om op enigerlei wijze medeplichtig te zijn door zijn stilzwijgen. Hij moest spreken om de Waarheid van het katholieke geloof in al zijn volheid te verkondigen. Hij is niet opgehouden met spreken om de zielen te onderwijzen en de dwalingen van de valse profeten aan de kaak te stellen, zelfs al ging het om de Opperherder zelf.
En nooit heeft iemand hem in het ongelijk kunnen stellen. In dat opzicht is de kennisgeving die op 9 augustus 1969 door de Congregatie voor de Geloofsleer werd gepubliceerd van kapitaal belang.
We herinneren even aan de context. In april 1968 werd abbé de Nantes naar Rome geroepen voor een grondig onderzoek van zijn geschriften door de Congregatie voor de Geloofsleer (opvolger van het H. Officie). Hij werd langdurig ondervraagd door twee dominicanen en een jezuïet. Later schreef hij daarover in de Franse CRC : « Het kwam er op neer dat de idee zelf van een “ katholieke Contrareformatie in de 20ste eeuw ” in vraag werd gesteld. Vermits de hiërarchie de Hervorming van de Kerk afgekondigd had, kon men dan een leerstellige onderbouw geven aan een traditionalisme dat volledig gekant was tegen deze Hervorming ? [...] Mijn standpunt kwam hierop neer : de katholieke en apostolische Traditie sluit het principe zelf van een algemene en permanente hervorming van de Kerk uit ; zij is er volkomen tegengesteld aan. »
Het onderzoek kon geen enkele leerstellige fout vaststellen in de geschriften van onze vader, zelfs niet in zijn ernstige beschuldigingen van ketterij met betrekking tot de Akten van het Concilie en de uitspraken van paus Paulus VI. Bijgevolg kon de Congregatie voor de Geloofsleer ook geen enkele canonieke sanctie tegen hem uitspreken. Het enige resultaat was een perscommuniqué waarin werd gesteld dat abbé de Nantes zichzelf « gediskwalificeerd » had – een term uit de sportwereld die een complete aanfluiting van het kerkelijke recht is !
Onze vader trok er twee besluiten uit : « Het proces dat zojuist is geëindigd [...] bewijst dat er vandaag de dag in één en dezelfde Kerk twee onverzoenlijke systemen bestaan, twee tradities waarvan het samenvloeiende water zich niet vermengt. De rechters van het H. Officie dachten dat ze me in naam van ons gemeenschappelijke katholieke geloof konden onderwerpen aan de Hervorming of, als ik weigerde, konden aantonen dat ik schismatiek en ketters was. Ze moesten in de loop van het proces erkennen dat dit praktisch en doctrinair onmogelijk was. Onze Contrareformatie was in overeenstemming met de katholieke traditie, terwijl hun Reformatie buiten het geloof viel, in de lijn van een ketterse traditie » (Pour l’Église, vol. 2, p. 361).
En het tweede besluit : « Het vonnis van mijn rechters accepteert dat ik behoor tot de Kerk van Jezus Christus : ik ben geen ketter en geen scheurmaker. [...] Het staat vast dat er niets misdadigs is aan de Contrareformatie met betrekking tot de H. Kerk. Het gaat om een doctrine en een actie die niet veroordeeld zijn. In alle waarheid en in alle rechtvaardigheid kunnen wij, die van de Contrareformatie zijn (en die zelfs dagelijks aantonen dat het in feite de conciliaire Hervorming is die tegen de Kerk is !), in alle gemoedsrust deel blijven uitmaken van de Kerk. Wij, gevangenen van Christus, maar vrij van elke vorm van menselijke slavernij, wij blijven in de Kerk – onderdrukt, getergd, belasterd ongetwijfeld, maar de essentie is veiliggesteld. We hoeven alleen maar tot God te bidden dat Hij onze beproeving zou verkorten, terwijl we ze ondertussen met geduld aanvaarden, volgens zijn heilige wil » (Pour l’Église, vol. 2, pp. 360-361).
Na 1969 was er vierentwintig jaar lang geen sprake meer van enige sanctie tegen abbé de Nantes. Er waren valse insinuaties en hatelijke verdachtmakingen, dat wel, maar vooral een oorverdovende stilte vanwege een hiërarchie die behoorlijk in verlegenheid was gebracht en duidelijk verveeld zat met de hele situatie. Het bood onze vader de mogelijkheid om helemaal alleen, met een indrukwekkend gezag en met de soevereine vrijheid die hem door de wet van de Kerk gegeven was, een gigantische strijd van Contrareformatie te voeren. Hij deed dat door in de eerste plaats de Waarheid in al haar volheid te belijden om de welmenende gelovigen inzicht te verschaffen ; en vervolgens nam hij het op zich hen te beschermen tegen de leerstellige dwalingen vervat in de Akten van het Tweede Vaticaans Concilie en het daaruit voortvloeiende pauselijke onderricht.
Maar daar bleef het niet bij. « In plaats van te jammeren en ons te beperken tot het preken van een terugkeer naar het verleden of een “ gematigde ” hervorming van Vaticanum II, moeten we de toekomst voorbereiden ! » zei hij op 13 mei 1971. Na het analyseren van de conciliaire documenten met al hun kiemen van ketterij, schisma en schandaal formuleerde hij tegenvoorstellen voor schema’s die op een toekomstig Derde Vaticaans Concilie bediscussieerd zouden moeten worden. « Wij willen niet terugkeren naar Vaticanum I, het Concilie van Trente of dat van Nicea. Wat wij willen is dat Vaticanum III het vergif dat Vaticanum II bevat isoleert en elimineert » om zo de basis te leggen voor een echte wederopstanding van de Kerk !
broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 134, maart-april 2025
« Als de Kerk, volgens de Traditie, gedefinieerd wordt als de gemeenschap van hen die het geloof en het doopsel ontvangen hebben van een hiërarchie waarvan de paus het hoofd is, dan komt alle macht van Boven. Maar als de Kerk, volgens de conciliaire nieuwlichters, het volk van God is bezield door de Geest en op mysterieuze wijze bestaande uit uitverkorenen uit alle hoeken van de wereld, dan komt de macht van beneden. De enen halen hun gezag uit de God van Jezus Christus en van de Kerk ; de anderen stellen daartegenover een gezag dat komt van het Volk, het Volk Gods waarin de Geest spreekt...
« Van zodra men zich ook maar een fractie verwijdert van de onveranderlijke traditionele leer, van zodra de hiërarchie zich niet meer uitsluitend wijdt aan haar opdracht van gezagsuitoefening, van zodra de gelovigen beweren te kunnen ontsnappen aan de gehoorzaamheid van het geloof, valt de Kerk uiteen en gaat ze verloren... » (Brief aan mijn vrienden nr. 204, 13 mei 1965).