In de voetsporen van de Z. Edward Poppe 
bedevaart voor het eeuwfeest van zijn overlijden

In de maand mei van dit jaar organiseerden wij een grote driedaagse bedevaart waaraan, naast Vlamingen en Walen, ook talrijke Franse leden en sympathisanten van De katholieke Contrareformatie in de 21ste eeuw deelnamen. In het totaal waren we met 170 bedevaarders, onder wie heel veel kinderen en jongeren. Hieronder volgt het enthousiaste relaas van de twee broeders die de geestelijke leiding in handen hadden en de heiligheid van priester Poppe perfect verwoorden.

Broeder Edward aan het woord over zijn heilige patroon in de basiliek van Oostakker.

«HEBT Gij uw bloed voor niets vergoten ? Werd Gij voor niets gekruisigd ? Werd Gij voor niets gesmaad ? Waartoe uw allerheiligste Eucharistie ? [...] Gaat de wereld verdwijnen in een hellepoel van verdoemenis ? Ach, Heer, zoudt ge uw priesters zenden, de Uwe, de ware, de arme en heilige... die kleinen konden gered worden, die massa’s konden onder uw liefdetenten gebracht worden en U bewaard blijven voor eeuwig ! Gedenk dat Gij geleden hebt, gedenk uw eindeloze liefde en de onschuld der kleinen. Zend uw priesters ! Moeder, toon u Moeder ! » (12 juli 1917).

De Eerste Wereldoorlog was nog niet voorbij toen de jonge Vlaamse priester Edward Poppe (1890-1924) deze alarmkreet slaakte en zijn vurig gebed naar de Hemel deed opstijgen. Zijn voorbeeld en zijn ijver voor de redding van de arme zielen die in de hel terechtkomen door de schuld van slechte herders zijn bijzonder actueel.

Vanuit het kleine klooster van Moerzeke zag hij de verschrikkelijke geloofsafval aankomen die de Kerk zou verwoesten en haar gelijk zou maken aan « een grote stad die voor de helft in puin ligt » (derde Geheim van Fatima). Als leerling van de H. Pius X en van de H. Louis-Marie Grignion de Montfort had hij de oorzaken van de apostasie ingezien en de bovennatuurlijke remedies aangewezen. Hij bood zijn leven aan als brandoffer, « als een graankorrel om vermenigvuldigd te worden », in de hoop dat de hulpmiddelen die hij aanreikte zouden toegepast worden door zijn confraters, door de kinderen van de Eucharistische Kruistocht, door heel zijn Vlaamse volk. Tenslotte werd hem, als de vrucht van het gebed van de Allerheiligste Maagd en Middelares Maria, de verrijzenis beloofd van het mystieke Lichaam dat hij zo liefhad, de Kerk : « Mijn zoon, ik zal herleven. »

EEN VERGETEN HEILIGE

In de laatste brief aan zijn geestelijke leidsman schreef hij : « Moge het gehele priestercorps van Christus zijn aandacht besteden, ja zich verliezen aan het Rijk. Maar Jezus brandt niet in het priesterschap en daardoor brandt de vlam van het Rijk niet in de Kerk. Daarom smeek ik en spreek ik als het ware met de mond van Christus tot uw hart : “ Bedelaar Jezus is op bedeltocht ! En Hij bedelt datgene wat Hij zo graag verlangt te geven : Ik wil het vuur zenden... ” Pater, laat ons binnentreden in de NUBES LUCIDA [de lichtgevende wolk], laat ons binnentreden in MARIA. Daar zullen wij omgevormd worden tot licht... Zij is de haard van het vuur » (12 mei 1924).

Minder dan een maand later greep zijn dies natalis in de Hemel plaats. Het nieuws van zijn dood verspreidde zich razendsnel doorheen het land : « De apostel, de heilige is dood ! » Duizenden gelovigen snelden toe om neer te knielen aan de voeten van het opgebaarde lichaam. De uitvaart van deze nederige priester, die in een geest van radicale armoede had geleefd, was als die van een vorst. Toen de kist de parochiekerk van Moerzeke werd binnengedragen, werd ze gevolgd door een indrukwekkende processie. Achter een menigte priesters, seminaristen en vertegenwoordigers van allerlei religieuze orden en congregaties volgde een lange stoet van mannen en vrouwen, jeugdbewegingen en kinderen in de witte albe van hun onschuld. Boven deze compacte massa wapperden de veelkleurige vlaggen van de Eucharistische Kruistocht waarop de H. Hostie was afgebeeld in de schittering van zonnestralen. Een onvergetelijk schouwspel !

En toch haastte men zich om het onderricht en de waarschuwingen van deze heilige in de vergeethoek te stoppen. Kardinaal Mercier, primaat van België, die priester Poppe nochtans als een heilige beschouwde, vroeg aan Odilo Jacobs om een biografie van zijn goede vriend Edward te schrijven, maar met weglating van zijn engagement in de Vlaamse Beweging – nochtans een essentieel onderdeel van zijn persoonlijkheid.

Op het einde van de diocesane fase van het zaligverklaringsproces (1945-1952) aarzelde de postulator niet te stellen dat de zaak van priester Poppe « de vergelijking kon doorstaan met die van de heilige pastoor van Ars ». In juni 1964 ondertekenden de Belgische bisschoppen daarom een smeekschrift om hem zo vlug mogelijk zalig te verklaren. De Romeinse fase van het proces begon in september 1966. Het decreet vermeldde bovenaan als motto een uitspraak van de H. Johannes Chrysostomos : « Als een priester er enkel zou aan denken zijn eigen ziel te redden en de redding van de zielen van de anderen zou verwaarlozen, dan verdient hij opgeslokt te worden door de hel samen met de goddelozen ! »

Maar ondertussen had het Tweede Vaticaans Concilie plaatsgevonden en was de H. Maagd verbannen « naar een hoekje », zoals priester Poppe in zijn tijd al zei, en was haar « een ondergeschikte rol » toegewezen. In de jaren 1980 schreef Fernand Van de Velde, een overtuigd flamingant, een “ wetenschappelijke ” en zeer gedetailleerde biografie van Edward Poppe in vier delen die een echte goudmijn is. Maar de auteur is zo doordrongen van de moderne geest dat zijn analyse verraad pleegt aan de ware zienswijze van de heilige die hij wil rehabiliteren « in zijn historische en menselijke context ».

De zaak sleepte aan en pas op 3 oktober 1999 verklaarde paus Joannes-Paulus II Edward Poppe zalig, in een klimaat van algemene onverschilligheid voor de bewonderenswaardige Vlaamse priester. En sindsdien is het alleen maar erger geworden...

Om eerherstel te brengen, nodigden onze Vlaamse vrienden ons uit om samen met hen het eeuwfeest te vieren van het overlijden van “ de heilige van Vlaanderen ”. Drie dagen lang was het een genot voor onze ogen én ons hart om het rijke Vlaams-katholieke erfgoed te ontdekken en de plaatsen te bezoeken waar de Z. Edward Poppe leefde en arbeidde. Het was een onvergetelijke les voor ons, die dit jaar het eeuwfeest vieren van de geboorte van onze stichter, abbé Georges de Nantes, op 3 april 1924. Het lijkt ons vanzelfsprekend dat er in de plannen van de Voorzienigheid een soort “ overgang ” geweest is tussen beide geestelijken, van wie de zielen op eenzelfde wijze verteerd werden door de liefde voor de totale Waarheid, met het oog op de wereldwijde heerschappij van Jezus en Maria.

Al in september 1919 noteerde priester Poppe : « De tijden schreeuwen verloochening van God uit. Laten wij dan Gods barmhartigheid en Gods heiligheid uitbazuinen ! Dat Maria bazuine door ons ! Het schijnt me toe dat ik gaarne mijn leven zou geven opdat Onze-Lieve-Heer in zijn priesters zou vinden wat Hij van hen verwacht ; ik zou het willen geven opdat één enkele van hen zijn goddelijke plan ten volle zou realiseren. »

BRUGGE

De eerste dag, op het hoogfeest van Ons-Heer-Hemelvaart, trokken we naar Brugge voor de traditionele processie van het H. Bloed. Voor alle Fransen was deze publieke uiting van katholiek geloof een echte openbaring : in de Franse Republiek is zoiets absoluut ondenkbaar. Ondanks enkele (kleinere) toegevingen aan de moderne religiositeit met o.m. hier en daar een charismatisch accent blijft de processie een indrukwekkend godsdienstig gebeuren waarin scènes uit het Oude en het Nieuwe Testament overtuigend en in een prachtige vormgeving worden opgeroepen en nagespeeld.

Hoogtepunt is uiteraard de verering van de relikwie in haar schitterende reliekschrijn : het kostbare Bloed van Onze Heer Jezus Christus zelf, opgevangen door Jozef van Arimatea en meegebracht uit het H. Land door graaf Diederik van de Elzas... en niet uit Constantinopel in latere tijden, zoals men ons tegenwoordig wil doen geloven (zie het artikel Diederik van de Elzas en de Tweede Kruistocht in Hij is verrezen ! nr. 115 van januari-februari 2022).

OOSTAKKER

De Vlamingen hebben hun eigen kleine “ Lourdes ” in Oostakker, vlakbij Gent. In het begin van de jaren 1870 wilde de markiezin van Courtebourne een oude kluis op haar domein naar de mode van de tijd omvormen tot een aquarium. De ingang liet zij bekleden met kunstmatige rotsen. Haar pastoor deed toen de suggestie om er een beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes te plaatsen, dat hij in het bijzijn van zijn parochianen zegende op 29 juni 1873. Vanaf dat moment trokken veel bedevaarders naar Oostakker om er te bidden.

De miraculeuze genezing van Pieter De Rudder op 7 april 1875 betekende een keerpunt voor het bedevaartsoord. De Rudder was een landarbeider van wie het linkerbeen verbrijzeld was door een boom ; hij genas op wonderbare wijze nadat hij driemaal, met heel veel pijn en moeite, rond de grot gestrompeld was. Oostakker werd toen een van de belangrijkste mariale heiligdommen van België. De markiezin vroeg aan de bisschop van Gent de toelating om een kapel te bouwen. « Neen, mevrouw, » antwoordde hij, « wat we nodig hebben is geen kapel, maar een kerk. » Hij legde er de eerste steen van een maand na de genezing van Pieter De Rudder en twee jaar later was de enorme kerk klaar !

Eén van de priesters verantwoordelijk voor het heiligdom ontving ons hartelijk en stond broeder Edward toe om te preken. Edward Poppe is vaak naar Oostakker gegaan, om dank te betuigen op belangrijke ogenblikken in zijn leven en één keer om zijn toewijding aan de Maagd Maria te hernieuwen. Toen hij seminarist in Gent was of later onderpastoor kwam hij te voet en bad onderweg de vijftien mysteries van de Rozenkrans. Bij elk bezoek legde hij zijn voornemens neer aan de voeten van Maria, als een boeket, en vertrouwde zijn roeping toe aan haar moederlijke bescherming. Hij bleef altijd lange tijd neergeknield zitten bij de grot « want het is er warm en Moeder spreekt er graag aan het hart. »

Door onze toewijding aan de H. Maagd, zo zei hij, « erkennen wij onze volledige afhankelijkheid van Haar en, via Haar, van Jezus en de H. Drievuldigheid. » Alle genaden passeren langs de moederlijke handen van onze Middelares. En aan een confrater van de priesterbeweging de Filioli : « Broerke, hebt ge uzelf al volledig aan onze Moeder gegeven ? Neen ? Doe het ! Wees niet bang, ge kunt er alleen bij winnen. Ik heb met Maria een pact gesloten : dat Ze me lang genoeg laat leven opdat ik al het goede kan doen waarvan God wil dat ik het doe. »

Toen zijn opdracht van onderpastoor in Sint-Coleta te zwaar bleek voor zijn gezondheid, verplichtte zijn geestelijk directeur hem om een andere post aan te vragen. Edward vernam dat de plaats van rector in Oostakker vacant was en hij verlangde er erg naar daar benoemd te worden : het vooruitzicht om zo dicht bij zijn Moeder te kunnen leven verheugde hem. Maar de Voorzienigheid besliste er anders over. Edward aanvaardde dit offer moedig : « Ik breng graag het offer van deze benoeming en zie er de wil van God in. Moeder, ik geef me helemaal aan u opdat Gij mij helemaal aan God zoudt geven. » In die gesteltenis hernieuwde hij op 8 september 1918 in Oostakker zijn toewijding aan de H. Maagd.

We konden twee avonden logeren in het Sint-Jozef-Klein-Seminarie in Sint-Niklaas, waar Edward Poppe zijn middelbare studies deed en zijn priesterroeping bevestigd zag. Hij wijdde zich toe aan de Maagd Maria en begreep wat Onze-Lieve-Heer van hem verwachtte :

« Mijn zoon, Ik ben niet gekomen om u de vrede te geven, maar de strijd. Ik weet dat gij die lelijke wereld verfoeit en dat gij ze uit liefde tot Mij zoudt willen ontvluchten tussen de vredige muren van een klooster. Maar bezie eens die duizenden arme werklieden die, door onchristelijke voormannen bedrogen, Mij niet meer erkennen willen en de schaapstal hebben verlaten. Ge weet dat Ik de Goede Herder ben en dat Ik mijn leven gegeven heb voor mijn schapen. Ik wil dan dat gij die ongelukkige schaapjes gaat opzoeken, ze gaat ontrukken aan de wereld en ze terugbrengt naar de schaapstal. Gij zult mijn soldaat zijn, Christus’ soldaat, en ge zult de heilige oorlog voeren hier in uw eigen land. Ge zult in de wereld zijn, zonder er aan toe te behoren. Het klooster schenkt alleen vrede aan die Ik er naartoe roep. Gij, mijn zoon, zult alleen vrede vinden in de strijd » (31 januari 1910).

TEMSE : HET GEBOORTEHUIS

De tweede dag van onze bedevaart was helemaal gewijd aan de plaatsen waar de Z. Edward Poppe geleefd heeft. We begonnen in Temse, prachtig gelegen in een grote Scheldebocht in het Zoete Land van Waas. Het gezin Poppe woonde in een klein huis in het Vissersstraatje, vlakbij de stroom. Daar zag Wardje, zoals hij door iedereen genoemd zou worden, op 18 december 1890 het levenslicht. Het was een eerste genade voor hem om geboren te worden in een van die Vlaamse gezinnen waarin een rotsvast traditioneel geloof het fundament van het leven vormde en die heel veel roepingen voortbrachten. Van de elf kinderen van het gezin, waarvan er drie vroegtijdig stierven, werden de twee jongens priesters en gingen vijf meisjes naar het klooster.

Vader Desiré was bakker. Moeder Josefa verkocht het brood en ook allerlei soorten gebak. De kerk was vlakbij en ze woonde zoveel als mogelijk was de dagelijkse mis bij. Al op jonge leeftijd toonde Edward zich vroom, begaafd en oprecht. Hij was sociaal en aanstekelijk vrolijk, vol aandacht voor zijn ouders, broer en zussen, ook al kon hij het niet altijd laten om streken uit te halen of hen te plagen. Thuis slaagde Josefa Poppe er in de ziel van haar kleine Edward te doordrenken met devotie, met een kinderlijke voorliefde voor de H. Maagd. Elke dag begon en eindigde met het bidden van drie weesgegroetjes. In de maand mei werd een Mariabeeld op de schoorsteenmantel tussen twee kaarsen versierd met verse bloemen. Edward en zijn oudste zussen zorgden ervoor en baden elke avond tot hun hemelse Moeder.

« Weekdag, werkdag » was het motto van zijn vader. Toen Edward twaalf was, liet zijn vader hem kennismaken met het vak : de oven opwarmen, het deeg kneden, het brood in de oven schuiven. De bakkersleerling moest dit allemaal vóór schooltijd doen. Hij leerde zijn lessen vaak bij het licht van de oven. Na schooltijd deed Edward zijn ronde om het brood aan huis te bedelen. Hij zou later zeggen : « Toen ik naar het college ging, moest ik niet veel meer leren : door brood aan huis te brengen had ik meer dan genoeg gezien in de huishoudens, de cabarets en de afgelegen wegeltjes ! » Tegenover het slechte voorbeeld van zijn kameraden was zijn reactie kordaat : « Met die ga ik niet meer om », zei hij tegen zijn moeder, « hij doet dingen die niet passen. »

Toen hij opgroeide, voelde Edward dat Jezus hem tot een hogere dienst riep. « Heer, veertien jaar lang heb ik geen vermoeden gehad van uw speciale inzichten met mij. Maar plots ben ik gaan trillen van verwondering en vreugde als ik uw vinger en uw oog op mij gericht voelde en ik vol blijdschap mijn naam door U hoorde roepen. »

De directeur van de katholieke school van Temse, E.H. De Sutter, bespeurde een geestelijke roeping in de jongen en stelde de ouders voor om hem Latijn te leren zodat hij zou kunnen verder studeren. Voor vader, die met zijn gezondheid begon te sukkelen, was het een zwaar offer zijn oudste zoon zo te laten vertrekken. Hij boog het hoofd voor de wil van God, maar nam Edward apart en zei hem : « Als God u roept, zal uw vader daar gelukkig om zijn. Maar luister goed : ik wil niet dat ge als priester een beter leven zult hebben dat hetgeen ge hier zoudt hebben. Ik wil niet dat ge de vleier van de rijken wordt, maar de helper en de trooster van de ongelukkigen. Overtuiging en arbeid ! Zo niet kunt ge beter in de bakkerij blijven. »

In september 1905 ging Edward naar het kleinseminarie in Sint-Niklaas. Op de dagen dat er een grote “ sortie ” op het programma stond, vroeg hij om naar huis te mogen gaan om zijn vader te helpen. Hij werkte hard in de bakkerij zodat zijn verzwakte vader wat rust kon nemen. Toen Desiré Poppe begin 1907 bezweek, liet hij zijn vrouw alleen achter met acht kinderen tussen drie en twintig jaar oud. Voordat hij stierf, uitte hij zijn wens aan zijn rouwende vrouw : « Als het niet te veel moeite is, zou ik graag willen dat ge alles doet zodat Edward verder kan studeren. We zijn indertijd niet gehuwd om onze kinderen rijk te maken, maar om ze gelukkig te weten. » En zo keerde Edward terug naar het kleinseminarie.

TEMSE : DE KERK

Bij het monument voor priester Poppe in Temse.

Op het plein bij de kerk is een monument opgericht ter ere van Edward Poppe. Het beeldt de studenten van de bond Temse Voorwaarts uit, maar ook de arme mensen uit de achterstandswijken van Temse en Gent. Net als zijn vader leed Edward onder de ellende van de arbeiders en was hij vooral ongelukkig dat zij achter de rode vlag aanliepen, hun priesters de rug toekeerden en zich distantieerden van de Kerk. Het was zijn voortdurende zorg om zijn liefde voor de armen te verbinden met de bekommernis om zijn Vlaamse volk.

In het midden van het reliëf zien we priester Poppe met zijn fameuze sjaal ; hij verwelkomt de kinderen die hem om brood smeken, zowel materieel als geestelijk. « Als ik zie hoe de zielen van de kinderen in massa verloren gaan en ik ze zie wegkwijnen tot zelfs op de schoolbanken, als ik zo weinig liefde zie voor Jezus en Maria, dan zouden we in onze klaslokalen, onze patronaten, onze voordrachtzalen en zelfs in onze kerken met gouden letters moeten schrijven : “ Laten we onze kinderen te eten geven ! ” Laten we onze lieve kinderen verzamelen rond de H. Tafel waar Jezus zichzelf als voedsel geeft. » Voor dat doel stichtte hij de eucharistische en mariale Kruistocht.

In dit werk om de mensen te heiligen werd hij gesteund door religieuzen, te beginnen met zijn eigen zussen aan wie hij voortdurend gebeden en offers vroeg. Aan zuster Elizabeth van de Drievuldigheid van het karmelietessenklooster in Lokeren schreef hij : « In ons werk als catechisten worden kleine wonderen van genade geopenbaard : er zijn kinderen die in de achterstraatjes van Gent of in de hoeken van een socialistische mansarde worden opgepikt en die in echte heiligen veranderen... »

Wanneer in het midden van zelfs het meest spannende spel de kerkklok luidde, liet Edward alles achter om naar het lof te gaan ; en zijn kameraden volgden. In de Onze-Lieve-Vrouwekerk beëindigden we onze eerste bedevaartstatie.

Daar werd Wardje de dag na zijn geboorte boven de doopvont gehouden. In zijn andere twee doopnamen, Johannes en Maria, zag hij zijn speciale roeping als kind van de H. Maagd, want hij wilde voor altijd afhankelijk zijn van zijn hemelse Moeder. Zijn tweede genade was zijn eerste communie in deze kerk op 20 maart 1902. Op de eindtoets van de catechismuslessen presteerde hij beter dan al zijn klasgenoten en kreeg hij de eremedaille. Zijn concurrent begon te huilen over zijn mislukking ; Edward had medelijden met hem en bood hem de medaille aan. De derde genade tenslotte was om in zijn parochiekerk gevormd te worden en het scapulier van Onze-Lieve-Vrouw van de Berg Karmel te ontvangen. Verschillende van onze pelgrims volgden dit voorbeeld.

Voor priester Poppe baart de H. Maagd ons tot het genadeleven, geeft ze ons Jezus, bevestigt ze ons in onze roeping tot heiligheid. Op deze 10de mei herlazen we wat de Zalige exact een eeuw geleden schreef aan een karmelietes in Mechelen : « Dierbare zuster, help me te genezen, vooral innerlijk, want ik wil zijn zoals Jezus en Maria willen dat ik ben. Ik moet zo herboren en in Maria veranderd worden dat ik een tweede Jezus word. Ik moet een kind van Maria zijn om de blik van Jezus in mijn ogen te hebben, zijn vlam in mijn hart, zijn Geest in heel mijn leven. »

GENT : SINT-COLETA

Vervolgens trokken we naar Gent en meer bepaald naar de parochie van Sint-Coleta, waar Edward zijn eerste gewijde ambt vervulde. In zijn tijd zag deze arbeidersparochie « rood van het socialisme en zwart van de oorlogsmiserie ». Voor de ijver van de jonge onderpastoor was het een ideaal werkterrein. Had hij aan zijn geestelijk dagboek vlak voor zijn benoeming niet toevertrouwd : « Het priesterschap is kruis en martelaarschap, vrede en vreugde »?

In juni 1916 bracht hij het grootste deel van zijn tijd door aan de voet van het tabernakel. Gebed, offer, eucharistie, net als de engel van Fatima op hetzelfde moment. Naar het voorbeeld van pater Chevrier, de stichter van het Prado in Lyon, vroeg hij zijn pastoor om een Communiebond te mogen oprichten. « Er zijn maar heel weinig mensen die om Jezus geven. Laten we Hem dus vooral liefhebben door goed voorbereide communies en een heilig en voorbeeldig leven. »

Om de kinderen aan te trekken, hen dichter bij Jezus te brengen en hen aan te moedigen vaak te communie te gaan, creëerde hij het Catechistenwerk. Een van hen, Julia Ronse, getuigde : « Priester Poppe was de eerste priester die ik echt zag bidden : zijn houding en uitdrukking spraken van een intieme en liefdevolle relatie met God. Hem zien bidden deed u bidden... Op dezelfde manier was hij de eerste priester die ik echt hoorde preken. Het klonk echt, met de juiste woorden en gebaren, en het drong door in de ziel. Zijn woorden gingen als een zwaard door alle weerstand heen en bereikten de harten van de mensen. »

Hij mobiliseerde arme arbeidsters in een Liga om eerherstel te brengen voor de godslasteringen die in de fabriek plaatsvonden : « Alleen de nederigen, die alles van God en Maria verwachten, zullen volharden en goed doen. Wees troosters van de doorboorde Harten van Jezus en Maria. Ze zijn zo weinig geliefd. Blijf onderling verenigd als zussen in haar moederlijke Hart. »

In de voetsporen van de pastoor van Ars beoefende priester Poppe radicale armoede en gaf hij zoveel hij kon om de ellende in zijn parochie te verlichten. Maar hij putte zich uit en zijn pastoor raakte geïrriteerd door zijn “ onvoorzichtige ” initiatieven. In de kerk werd hij soms betrapt terwijl hij bad met zijn armen in kruisvorm. Hij was bereid om met offers te betalen voor de verlossing van de zielen die de goddelijke Voorzienigheid hem had toevertrouwd. In zijn geestelijk dagboek vinden we dit gebed : « Eucharistische Jezus, God die hier in uw eenzaam Tabernakel zijt en steeds met groot verlangen vandaar uitziet naar al de zielen van Sinte-Coleta en ze tot U trekt ! Gij trekt ze tot U, tot uw liefde ! [...] Zelfs de gesloten harten trekt Gij aan, voortdurend de redding verlangend van hen die verloren gaan... Wat een droeve eenzaamheid, wat een ijle liefdedorst ! Hoe doof zijn die harten, hoe koud die zielen ! Jezus, o zend mij uit met UW dorst, met UW verlangen, UW ijver, UW liefdebrand die al de zielen raakt, ontvlamt, verteert en samensmelt. O zend UW vuur : Gij wilt, dat het ontstoken wordt : ik zal het uitdragen, opdat het oplichte en al die droeve en koude zielen verwarme... »

Weldra namen zijn pastoor en zijn bisschop zelf hem de leiding van de Communiebond en het Catechistenwerk af. Uit gehoorzaamheid boog hij het hoofd... Hij was in deze parochie gekomen om in de zielen het vuur van het Evangelie aan te steken dat ook in hemzelf oplaaide. En de vlam was even opgelicht...

In mei 1918 schreef hij aan de seminaristen die zich voorbereidden op hun priesterwijding : « Ha ! Mogen wij er op gelijken, op die priesters van Maria ! Maria, heb medelijden met uw Kerk. Maria ! Maria ! Het ongeloof en het bederf sluipt door de straten der steden, langs kleine deuren en hoge poorten en brengt de plaag der zonde in duizenden zielen ; haat en onrecht heersen over de volkeren en landen ; wat gespaard bleef sedert eeuwen, gaat ten onder. Maria ! Maria ! Zal de duivel nu gebieden op de straat, in dorp, in school, in huis ? Zal hij het goddelijk Evangelie van uw Zoon mogen verdrijven uit de maatschappij en uit de geest der christenen zelf ? Zal hij de Mammon doen aanbidden in plaats van het goddelijk Kruis ? Maria ! Maria ! De wereld wordt gestraft. Vorm Gij de zielen die de straffen tegenhouden, met harten van vuur om de dorre, koude wereld te doen ontvlammen, en geef hun een nieuwe taal die recht naar het hart gaat en de meest versteende harten beweegt ! »

GENT : HET SEMINARIE

Na de mis en een door onze vrienden verzorgde picknick bezochten we het historische hart van Gent, van de Sint-Jacobskerk en de kaden van de Leie tot het voormalige seminarie en de Sint-Baafskathedraal. Herinneringen in overvloed aan de ijverige seminarist of jonge priester die in deze stad zijn geestelijk ambt vervulde ! Op een dag ging Edward te voet naar een parochie om catechismus te geven, vergezeld door een medepriester die hem bekende dat hij last had van menselijk opzicht. Edward antwoordde dat wanneer je een kind van Maria wordt, zij dan « als een goede Moeder voor ons een rokske van eenvoud en heiligheid breit » die ons helpt om ons geen zorgen meer te maken over wat mensen denken of zeggen. En zonder verder oponthoud bad hij luidop de litanieën van de H. Maagd.

In het grootseminarie in Gent, waar Edward veertien maanden doorbracht (van september 1913 tot juni 1916, onderbroken door de mobilisatie en de oorlog) oefende hij door zijn deugdzaamheid en intelligentie een sterke invloed uit op zijn medestudenten. « Wij junioren merkten onmiddellijk de lange, slanke seminarist op met zijn open en vriendelijk gezicht. Hij was punctueel in het naleven van de regels. Bovendien ontdekten we dat hij niet de eerste de beste was : hij kon levend water putten en ervan te drinken geven, omdat hij dapper was ondergedoken in de bronnen van het geloof. » Als zijn geestelijk leidsman en biechtvader had hij E.H.  Van Crombrugghe gekozen, die de beste theoloog van het land was, een overtuigde antimodernist en een vurige apostel van Maria Middelares.

Op het seminarie was er een groep seminaristen die een vrome broederschap hadden gevormd, de Filioli caritatis, gesticht door een van hen, Robrecht Messiaen. Edward sloot zich enthousiast aan en zijn mariale vurigheid verspreidde zich al snel over de hele groep. Zo vormde hij de kern van een klein “ leger ” dat hij bescheiden de Actie van Maria noemde, ondanks de kritiek die hij kreeg van zijn professoren en de geestelijkheid van Gent.

Op 29 mei 1915, het feest van Pinksteren, ontving hij het subdiaconaat, na het afleggen van de anti-modernistische eed die de H. Pius X verplicht had gesteld om de grote ketterij van de 20ste eeuw te bedwingen : « Het modernisme met zijn geest », schreef Edward, « dat zo traag is om het bovennatuurlijke te aanvaarden, van geen mirakels wil horen, de andersdenkenden bewondert en onze Moeder de Heilige Kerk wantrouwt, dat bloost over het geloof in het vagevuur en zwijgt over de hel, verfoei ik uit al mijn krachten. »

Zijn geestelijk directeur getuigde : « Voor hem was de Kerk werkelijk Christus die op aarde leefde. De luister van de Kerk was zijn trots, haar overwinning zijn vreugde. Haar strijd was zijn zorg en haar nederlaag zijn pijn. Hij onderwees en praktiseerde wat de Kerk aanbeval en verachtte met heel zijn hart wat de Kerk veroordeelde. Zij die hem ontmoetten, leerden de Kerk te koesteren. » Net zo deed abbé de Nantes, dertig jaar later, in het seminarie van Issy-les-Moulineaux.

Op 1 mei 1916 werd Edward tot priester gewijd in de Sint-Baafskathedraal. De dag ervoor had hij zijn akte van offergave geschreven, waarbij hij zichzelf als slachtoffer aan Jezus aanbood. Hij zou hostie zijn voor de Hostie : « Eucharistisch Hart van Jezus, hier ben ik als slachtoffer samen met U, voor de zondaars, voor altijd. » De H. Maagd was er ook, meer dan ooit. « Totus tuus sum : dat was Edwards vreugde, zijn vertrouwen, zijn strijdkreet. Hij schreef AVE MARIA op elke pagina van zijn schriften. »

MOERZEKE : HET KLOOSTER

Op 7 oktober 1918 kwam een totaal uitgeputte priester Poppe aan in het arme klooster van de zusters van Moerzeke, waar hij tot rector was benoemd. Hij werd er hartelijk ontvangen door een twaalftal religieuzen en evenveel wezen en bejaarden. Vanaf het begin veroverden het vriendelijke gezicht, de tedere glimlach en de zachte blik van de rector ieders hart. Het uitladen ging snel : twee of drie armzalige meubels, een veldbed, twee kisten, een paar boeken en een afbeelding van het H. Hart. « Kom eten, meneer de rector, u zult wel honger hebben. » Maar hij zat nog maar net of hij sprong overeind. « Mijn God ! Hoe kon ik dat vergeten ? Zuster, laat me eerst Onze-Lieve-Heer gaan begroeten. Wijst u me de weg naar de kapel ? » Dit vrome gebaar naar de Vriend in het tabernakel liet hij nooit meer achterwege.

Hij zou vier jaar in Moerzeke blijven, met een onderbreking van een jaar in Leopoldsburg. Na een maand kreeg moeder Poppe toestemming van de bisschop om met haar jongste dochter Suzanne naar Moerzeke te verhuizen. Het werk van de jonge rector nam niet te veel tijd in beslag : binnen het klooster pastoraal werk voor de zusters en de inwonenden, dagelijkse mis in de kloosterkapel, elke donderdagavond het heilig uur en enkele geestelijke voordrachten ; buiten de muren af en toe de pastoor helpen voor de diensten, de biecht en de catechismus. Niets bijzonders, en toch zou het vuur dat in zijn priesterhart brandde al snel andere zielen, duizenden zielen, voor zich winnen en heel België in vuur en vlam zetten.

Gelukkig was de jonge onderpastoor van Moerzeke, Leo De Keukelaere, lid van de Filioli. Er ontwikkelde zich een levendige geestelijke vriendschap tussen de twee priesters. Maar nog geen drie maanden later werd Leo ernstig ziek. Tijdens zijn lange doodstrijd riep hij plotseling uit tegen Edward, die bij hem waakte : « Het geheim van Maria... Maria is alles ! Maria liefhebben is alles. De liefde van Maria is als een vlam die ge aansteekt... Zij is de liefde zelf ! In haar hebben we alles... »

Een andere door de Voorzienigheid geregelde ontmoeting vond plaats op 17 november 1918, na de plechtige mis en het Te Deum voor de Wapenstilstand ; Edward maakte kennis met een jonge redemptorist geboortig uit Moerzeke, pater Van Haute, die zijn geestelijk leidsman zou worden. Deze twee vurige zielen begrepen elkaar meteen en deelden hetzelfde enthousiasme voor Maria’s genadebemiddeling en de dwaasheid van het Kruis. Voor priester Poppe was het zijn Duc in altum, de bevestiging van zijn streven naar een hogere volmaaktheid en zijn ijver voor de daadwerkelijke Heerschappij van Jezus en Maria. Want hij leed omdat hij zag dat « de vlam van het Rijk niet langer brandt in de Kerk. Jezus wordt verstikt in het priesterschap, terwijl Hij zich zou moeten verspreiden ! »

De Schipperskapel
in Moerzeke, waar Edward graag ging bidden en waar hij zelfs in een kruiwagen naartoe gereden werd toen zijn gezondheid tezeer verzwakt was.

Goed omringd en verzorgd kreeg Edward weer wat van zijn energie terug. Begin mei 1919 ging hij naar Leuven voor een bijeenkomst georganiseerd door de Filioli in de abdij van de Keizersberg. Een paar dagen eerder had hij de Dochters van het H. Hart in Berchem schriftelijk om hun gebed gevraagd. Hij voorzag dat deze drie dagen van vitaal belang zouden zijn om de ijver van de jonge priesters aan te wakkeren en de Filioli-beweging in het land nieuw leven in te blazen. « Als Jezus in ons, priesters, regeert dan zal Hij in onze noodlijdende parochies en instituten regeren, want Jezus is niet meer geliefd ! »

Ondanks de broederlijke vreugde die onder hen heerste, verloren de priesters zich tijdens het triduum in de dingen van de wereld en vertrouwden te veel op menselijke middelen. Op de laatste dag vroeg Edward het woord en zijn tussenkomst maakte diepe indruk. Hij schetste het beeld van een echt priesterlijk en mariaal leven. « Zijn woorden drongen door de zielen als een mes... Iedereen voelde de wind van de H. Geest. »

Maar er moest een prijs worden betaald. Enige tijd later vertrouwde Edward zijn nieuwe leidsman toe : « Toen het de verkeerde richting uitging op de Keizersberg, heb ik mezelf aangeboden en gezegd dat ik een lang martelaarschap door langzame uitputting aanvaardde. » Hij had begrepen dat, om apostel van de priesters te worden, Onze-Lieve-Heer hem om zijn totale opoffering vroeg, maar dat de Maagd Maria hem zou vergezellen op die kruisweg. Op 3 mei schreef hij aan een vriend : « Vandaag, de eerste zaterdag van de maand : een volle aflaat voor hen die te communie gaan als eerherstel aan Maria en die ter ere van haar een paar verstervingen doen. »

En Jezus nam hem op zijn woord. Op 11 mei kreeg Edward zijn eerste hartaanval, snel gevolgd door een tweede, die hem aan de voet van het graf bracht. Hij haalde zijn akte van toewijding, die hij altijd bij zich droeg, tevoorschijn en dateerde ze op 11 mei 1919 ; daarna ondertekende hij ze met de woorden : “ S(ervus) M(ariae) in aeternum ”.

De onderpastoor van een naburige parochie had zich naar het ziekbed gehaast. « Nooit zal ik die avond vergeten », schreef hij later. « Er leek iets hemels op zijn trekken te liggen en hij zei : “ Broerke, ik heb Onze-Lieve-Heer nooit gevraagd lang te mogen leven of gelukkig te zijn, zelfs niet om heilig te worden. Ik heb enkel gevraagd dat Hij veel bemind zou worden. ” »

Net toen hij veroordeeld was tot machteloosheid en gedwongen immobiliteit en op elk moment een fatale terugval kon krijgen, gaf priester Poppe het beste van zichzelf. Zijn apostolische activiteit leidde tot een prachtige eucharistische en mariale oogst over heel België. Vol geloof en grootmoedigheid schreef hij aan een geestelijke in Brugge : « Denkt ge niet dat in Vlaanderen de “ gouden eeuw ” weer moet opbloeien : de gouden eeuw van de mariale devotie ? Wat een belofte van kinderlijke onderwerping en eenvoudig innerlijk leven ! Op dit moment zou vooral de toepassing van de bemiddeling van de genaden van Maria het middel kunnen zijn om het religieuze leven te vernieuwen. »

Van overal kwamen mensen naar Moerzeke om zijn licht en troost te zoeken. « De eerste keer dat ik hem zag, » aldus kardinaal Mercier, « was ik ontroerd tot in het diepst van mijn ziel : er ging een stroom van genade van hem uit. » Pater Vanmaele van Averbode zei : « De goede God had hem een soort charisma gegeven. Praten met priester Poppe was een echte genade en ge verliet zijn huis verlicht, getroost en aangemoedigd om goed te doen. »

Zijn heiligheid was waarachtig en getekend door nederigheid, zoals die van de H. Teresia van Lisieux. « Priester Poppe », schreef zijn biograaf, « was de gelukkigste man, de meest beminnelijke ook, toegewijd tot heldhaftigheid toe en met een waar engelengeduld. Hij was ongelooflijk streng voor zichzelf. Hij weigerde alle pleziertjes. Zijn armoede was meer dan monastiek : een zo volledig mogelijk afsterven van de wereld. »

Zo straalde hij Jezus uit. Hij wilde heel eenvoudig een priester zijn volgens het Hart van God en het Hart van Maria, een “ andere Christus ”. Hij had, naast een zeer fijn psychologisch doorzicht, een perfect theologisch begrip van het genadeleven en doorgrondde de diepste betekenis van de teksten van de H. Schrift, in het bijzonder aangaande de Maagd Maria. Wanneer hij sprak over de onbegrensde mogelijkheden van het priesterschap, was hij onuitputtelijk. Een van zijn confraters getuigt :

« Ik luisterde naar hem, maar vond hem te idealistisch voor arme duivels zoals ik, die het goed bedoelen, maar laf zijn en zwak. Ik waagde deze ietwat ongelovige bedenking : “ Dat is allemaal goed en wel, Edward, voor een heilige zoals gij, maar het werkt niet voor een slenteraar zoals ik... ” Toen staarde hij me aan met zijn doordringende en tegelijk goedige ogen en zei, met een licht verwijt en tegelijkertijd onuitsprekelijk bemoedigend : “ Broerke, tussen u en mij is er maar één verschil, maar het is een groot verschil : ik geloof in de genade van mijn priesterschap, en gij aarzelt. Dat is uw zwakte. Geloof, en alles zal voor u mogelijk worden. ” »

Naast geestelijke gesprekken bestond zijn voornaamste apostolaat uit het schrijven van brieven en artikels, zittend in bed. Als schrijfblad gebruikte hij het deksel van een schoolbank, waarop hij een kelk had geschilderd met daarboven een hostie, tegen de achtergrond van een kruis en stralende vlammen. Daaronder had hij het woord “ ACCENDATUR ” geschreven. « Ik ben gekomen om vuur op de aarde te brengen ; en wat zou ik willen dat het al brandt » (Lc 12, 49). Dat was het enige doel van zijn enorme correspondentie : het vuur van de Blijde Boodschap van Jezus-Maria in de zielen doen branden.

MOERZEKE : DE GRAFKAPEL

Mis in de grafkapel van de Z. Edward Poppe te Moerzeke.

Begin 1920 werd in de abdij van Averbode de Eucharistische Kruistocht gesticht om, in de lijn van de H. Pius X, « het Rijk van Christus uit te breiden over heel de wereld en te versterken in de zielen van de leden ». Het kindertijdschrift dat in Vlaanderen de heraut van de beweging moest zijn heette “ ZONNELAND ”, het land van de eucharistische zon. Pater Vanmaele benaderde priester Poppe, die akkoord ging ; vier jaar lang werkten zij prachtig samen zodat de beweging ontelbare vruchten afwierp. Vanop zijn ziekbed schreef Edward zijn artikels, die de harten van de mensen deden ontvlammen. Het aantal “ kruisvaarders ” vertienvoudigde al snel tot tweehonderdduizend !

De Eucharistische Kruistocht werd zijn mooiste levenswerk. Het was niet gewoon maar een jeugdbeweging : het was een compleet opvoedingssysteem voor een eucharistisch en mariaal leven in heel Vlaanderen. Het had de Vlaamse Beweging een nieuwe adem moeten geven, maar daar stak de kerkelijke hiërarchie jammer genoeg een stokje voor...

Op de laatste dag van onze bedevaart wandelden we van Tielrode naar Moerzeke, terwijl we onderweg het rozenhoedje zongen. In de moderne grafkapel droeg de rector de hoogmis op ter ere van het Onbevlekte Hart van Maria, waarbij we alle genaden waaraan zowel de Kerk als België en Frankrijk zo dringend nood hebben toevertrouwden aan de tussenkomst van priester Poppe en abbé de Nantes.

broeder Thomas van OLV van Altijddurende Bijstand
& broeder Edward van OLV van Scherpenheuvel

Hij is verrezen ! nr. 131, september-oktober 2024