Paus Joannes-Paulus I :

de heilige die doodgezwegen wordt

EÉN enkele paus zou het echt verdienen om tot de eer van de altaren verheven te worden : Joannes-Paulus I, Albino Luciani, die in 1978 slechts 33 dagen Opperherder van de Kerk was.

Toen hij patriarch van Venetië was, waakte kardinaal Luciani – zoals een nieuwe H. Pius X zonder dat hij het zelf besefte, dixit abbé de Nantes – zo goed over de geestelijke leiding van zijn seminaristen dat al diegenen die hij wijdde trouw bleven aan hun engagement. De Zwitserse auteur Georges Huber schreef in 1979 : « Men heeft vastgesteld dat geen enkele priester van Venetië, onder zijn episcopaat gevormd, afgevallen is » (Jean-Paul Ier ou la vocation de Jean-Baptiste).

De Chinese kardinaal Zen, de moedige verdediger van de ondergrondse Kerk in China, zei over Joannes-Paulus I : « Zijn persoon zal blijven voortleven in de herinnering van velen die het jaar 1978 beleefd hebben, ook al ging het slechts om een kortstondige verschijning. Het meest kostbare voor ons is het vertrouwen in de goede God dat paus Luciani getoond heeft in zijn woorden en zijn onafgebroken glimlach ; voor ons is dat vandaag de enige gedachte die ons troost in de moeilijke situatie waarin de Kerk van China zich bevindt : God onze Vader is goed en Hij zorgt voor ons » (tijdschrift Humilitas, april 2012).

In 1962, toen hij bisschop van Vittorio Veneto was, moest Mgr. Luciani een zware beproeving ondergaan : hij kreeg te maken met een ernstig financieel schandaal waarin zijn clerus betrokken was – een voorafbeelding van de zaken waarmee hij in Venetië en later in het Vaticaan zou geconfronteerd worden.

Een gewetenloze zakenman, Carlo Luigi Antoniutti, had in de stad Treviso een financieel imperium opgebouwd dankzij een “ geheime bank ”, die zich bezighield met allerlei duistere trafieken en gewaagde speculaties. Twee geestelijken van Vittorio Veneto, die aangetrokken waren door het vooruitzicht van rendabele investeringen, hadden zich in zijn netten laten vangen : don Cescon, schatbewaarder van de Diocesane Administratieve Raad, en Mgr. Stefani, pastoor en lid van diezelfde Raad.

Op een dag vernamen zij het catastrofale nieuws : Antoniutti was bankroet. Zij probeerden hem er terug bovenop te helpen door te putten uit de fondsen van het bisdom, maar op 17 juni 1962 pleegde de bankier zelfmoord in het huis van een van zijn geldschieters...

Toen hij op de hoogte werd gebracht van de compromitterende betrokkenheid van twee leden van zijn diocesane curie, wou Mgr. Luciani snel reageren : het bisdom zat met een tekort van 283 miljoen lire en de antiklerikale pers had lucht gekregen van het schandaal. Hoe meer men de reacties, de houding en de gevoelens van de jonge bisschop in die dramatische omstandigheden bestudeert, des te meer bewondering men krijgt voor zijn rechtlijnigheid en kordaatheid. Hij zag klaar en duidelijk in wat zijn plicht was en hij was vastbesloten die te vervullen. « Tot tweemaal toe », aldus pater Jesús López Sáez, « verwittigde hij paus Joannes XXIII dat hij ontslag zou nemen als men hem de zaak niet zou laten afhandelen zoals hij van plan was » (Albino Luciani : un caso aperto).

Mgr. Luciani onthief de twee betrokken geestelijken uit hun functie en verwijderde hen uit Vittorio Veneto. Hij liet het Italiaans gerecht hun proces inleiden ; don Cescon werd uiteindelijk in 1965 veroordeeld tot zestien maanden gevangenis. Wat de materiële schade betreft die de kleine spaarders geleden hadden door het faillissement van Antoniutti, die wou de bisschop zelf herstellen. Daarvoor moest hij goederen van het bisdom verkopen, ondanks het afkeurend gemopper van bepaalde leden van zijn clerus. « Hij raadpleegde de canonieke teksten », vertelde zijn broer Edoardo, « en stelde vast dat het toekwam aan de ordinarius, dat wil zeggen de residerende bisschop, om de beslissing te nemen. Dus riep hij zijn priesters bijeen en zei hen : “ Het is aan mij om te beslissen. ” En hij besliste. »

Niettemin voelde Mgr. Luciani in zijn hart pijn omwille van de beproeving die de twee geestelijken die hij gesanctioneerd had, moesten ondergaan. Daarom schreef hij op 9 augustus 1962 een brief aan zijn gelovigen om hen aan te sporen tot christelijke naastenliefde :

« Er zijn tegenwoordig veel personen die spreken of schrijven over gebeurtenissen die betrekking hebben op dit bisdom. Ik denk dat ik er ook zelf mag over spreken, vermits ik aan het hoofd sta van het diocees.

« Twee van mijn priesters hebben een fout begaan – niet in de proporties en volgens de overdreven cijfers die sommigen naar voren geschoven hebben, niet door zich schuldig te maken aan trafiek van drugs, wapens of andere zaken, maar zij hebben wel degelijk een fout begaan. Die fout is des te zwaarder omdat de kerkelijke wetten die zij overtreden hebben precies ingesteld waren voor het heil van hun ziel, de waardigheid van hun geestelijke zending en het goede voorbeeld dat zij aan het christenvolk moesten geven.

« Geconfronteerd met een dergelijke ongehoorzaamheid, heb ik hun zaak moeten verwijzen naar de H. Stoel en heb ik hen onmiddellijk van hun opdracht moeten ontslaan. Het is met een grote pijn dat ik vandaag het kwaad overweeg dat aan de zielen toegebracht is, de vernedering en het verdriet van brave mensen, en ik zou de eerste moeten zijn om te zeggen hoezeer mijn eigen priesters mij gekwetst en beledigd hebben. Toch heb ik medelijden met die geestelijken ! Geen enkele slag blijft hen tegenwoordig bespaard. Er wordt heel veel kabaal gemaakt over hun fout, ze wordt opgeblazen en overdreven, er wordt van alles bij gefantaseerd en er wordt gespot... Mgr. Stefani verblijft in het klooster van Follina. Laat hem daar dan in vrede zolang jullie niets nieuws over hem te vertellen hebben ! »

Het warme hart van Mgr. Luciani kwam altijd opnieuw tot uiting in gelijkaardige omstandigheden. Zijn vicaris-generaal getuigde daarvan : « Wanneer hij een maatregel trof die een priester verdriet zou kunnen doen, leed hij daar erg onder. Hij bleef die priester nabij met zijn hart en zijn gebed en stond altijd gereed om hem zijn onveranderde affectie te betonen. » Joannes-Paulus I was werkelijk een H. Pius X redivivus !

broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 200, juli-augustus 2019