9 DECEMBER 2018

De volmaakte vreugde
van de H. Johannes de Doper

TIJDENS deze Adventstijd geeft de H. Johannes de Doper ons een voorbeeld dat we met onze beperkte mogelijkheden kunnen bewonderen en navolgen. Hij spoort ons aan om af te zien van de vergeefse drukte en bekommernissen van de wereld en ons niet te laten inpakken door alle gevoelens die ons omgeven, zelfs niet de goede, die de aandacht van ons weg hart trekken. Als we ons zo inzetten God te beminnen met een minder verdeeld hart, zullen ook wij, zoals de H. Johannes de Doper, een licht ontvangen dat ons verstand zal verlichten en ons hart zal raken.

Zijn verborgen leven heeft ongeveer 30 jaar geduurd, even lang als dat van Jezus. Tijdens dit verborgen leven heeft hij geleefd in een absoluut verbazingwekkende eenzaamheid en boete. Als we zeggen: hij was met God alleen in de woestijn, dan betekent dit dat hij daadwerkelijk afstand genomen heeft van elk schepsel, van hun bemoedigende aanwezigheid, hun bewondering, hun vertroosting in de beproeving, hun hulp in de moeilijkheden. Johannes heeft niets te maken willen hebben met deze menselijke vertroostingen van het leven.

Voor de H. Johannes de Doper, de grootste heilige van het Oude Testament, was God alles en had hij genoeg aan God. Hij had niets te lezen om zich te ontspannen, niemand om naar hem te luisteren: totaal niets. Maar die leegte van menselijke en wereldlijke aanwezigheid liet zo alle plaats voor de grote openbaring van de Bijbel, die wonderlijke heilige geschiedenis van het verbond van God met zijn volk, vervuld van ontelbare goddelijke openbaringen en grote mirakels – waarachtige opvoeding door een God die lief heeft en die, om die reden, nu eens zijn ontrouw volk straft of het dan weer barmhartigheid betoont, als het spijt heeft en naar Hem terugkeert.

Johannes prevelde dus deze H. Schrift dag en nacht, bad de psalmen, mediteerde over de profeten. Doordat de H. Geest hem het begrip gaf van de geïnspireerde auteurs trad hij aldus binnen in hun vertrouwelijkheid, doordrong het plan van God en ontwaarde het licht van de Messias die een einde moest maken aan eeuwen van wachten... Hij had dus heel wat in handen om zijn verbeelding, zijn hart en zijn verstand te vullen.

In de stille eenzaamheid van de woestijn geleek hij een beetje op iemand die plots de nacht ingegooid is: hij ziet niets meer en, beetje bij beetje, onderscheidt hij in de nacht de sterren. In de nacht van de wereld zijn de dingen voor Johannes de Doper duidelijkheden geworden en in de stilte heeft hij de stem van God gehoord. Een volheid van wijsheid, vol liefde voor zijn God, voor Jezus Christus, bereidde zich voor in hem.

Toen zijn openbaar leven begon, kwam men naar hem met de vraag: Wie zijt gij? Niets. Zijt gij de Messias? Neen. Elias? Neen, ik ben niet Elias. Zijt ge een profeet? Neen, ik ben geen profeet, ik ben de stem die roept in de woestijn. Het gaat om niets dat alles aankondigt.

Zoveel als hij tevoren gezwegen had, zoveel spreekt hij voortaan en ontmoet massa’s mensen, van Galilea, van Judea, voornamelijk armen, mensen van het platteland die massaal naar de oevers van de Jordaan komen om zich te laten dopen. Johannes zegt duidelijk dat zijn doopsel op zich niets inhoudt; het is een doopsel om de mensen op de weg van de boete te zetten alvorens Diegene komt die hij aankondigt en die boven hem staat in alles. Ook daar hebben we veel te leren.

Johannes de Doper is een onvergelijkbaar voorbeeld. Hij gaat Jezus ontmoeten, Hem aanwijzen aan de massa, waardoor hij aldus zijn openbaar leven vervult, zijn reden van bestaan op aarde.

Meteen gaan zijn leerlingen – de H. Johannes, de H. Jacobus, de H. Petrus en de anderen – zich losmaken van hem om Jezus te volgen. Hij zal terugkeren in zijn eenzaamheid en weldra zal hij sterven als martelaar. Het is goed zich te laten vermurwen door de grote offers en het lijden van de heiligen, maar als men in die richting overdrijft, gaat men voorbij aan een formidabel mysterie van vreugde, de vreugde die de volbrachte wil van God schenkt. «Zo nu is mijn vreugde», zal hij zeggen, «en ze is volkomen» (Jo 3, 29).

Beelden we ons dus niet in Johannes op een romantische manier te horen zeggen, terwijl hij zijn zakdoek uit zijn zak haalt om zijn tranen te drogen: «Het is nodig dat Hij groter wordt en ik kleiner: ik moet verdwijnen». Hij, Johannes de Doper, zou tranen storten omdat hij zijn volk ging verlaten? Belachelijk! Hij bezat een ander soort Geloof. Wat een voorbeeld voor ons. Je gaat op pensioen, je verdwijnt? Dat is niets, maak daar geen drukte rond.

Maar laten we dieper afdalen in het mysterie van de Voorloper. «Er verscheen een man door God gezonden. Hij noemde zich Johannes. Hij kwam als getuige om getuigenis te brengen van het licht opdat allen door hem zouden geloven. Hij was niet het licht, maar de getuige van het licht.» Laat ons bewonderen hoe de Doper het licht gezien heeft dat ging verschijnen, die zon die ging opkomen; hij heeft er zich mateloos in verheugd in Jezus het licht te zien en te herkennen. Hij heeft Hem met de vinger aangeduid met de woorden: «Deze was het van wie ik zei: Hij die na mij komt, is mij voor, want Hij was eerder dan ik» (Jo 1, 15).

Johannes heeft perfect begrepen dat, hoewel Jezus zes maanden na hem geboren was, dit niet belette dat Hij vóór hem was, want Hij was de Zoon, het Woord van God, het ware licht dat elke mens verlicht. Wat is dat licht? Er zijn twee antwoorden:

1) Dat licht is Jezus, de Zoon van de levende God. Licht geboren uit het licht, ware God geboren uit de ware God.

2) In de H. Schrift is er ook sprake van een ander licht dat bij God is. « Ik ben voortgekomen uit de mond van de Allerhoogste en als een damp heb ik de aarde bedekt. Ik heb in de hemelen gewoond en mijn troon was een wolkenzuil» (Spreuken 24, 3-4).

Wie is die mysterieuze persoon, ontsproten aan de adem van God en die in het licht leeft van een wolkenzuil? De Overlevering van de Kerk en meer bepaald de liturgie duidt ons aldus de H. Maagd Maria aan, de Onbevlekte Ontvangenis. Vermits we ons in het Octaaf van de Onbevlekte Ontvangenis bevinden, laat ons dat grote licht van zijn Woord bewonderen dat vlees zal worden, en ook dat kleinere, lieftalliger licht van de Onbevlekte Ontvangenis, zij in wie het Woord vlees zal worden.

Laten we nu op aarde die twee lichten terugvinden die zich naar Elisabeth begeven om Johannes de Doper te heiligen in de schoot van zijn moeder. Begrijpen we het bovennatuurlijk enthousiasme van Johannes de Doper die de bovennatuurlijke gebeurtenissen begrijpt die voorafgingen aan zijn geboorte, aan zijn heiliging, aan zijn roeping. De Doper heeft het Licht begroet dat hem nu verscheen: Onze Heer Jezus Christus, zonder zijn Moeder te vergeten. Want de tijd was volbracht; Johannes heeft dat begrepen en heeft er zich over verheugd. Hij is gelukkig geweest zich te kunnen wegcijferen opdat de blik en het hart van de komende generaties zich niet op hem zouden richten, maar op Jezus en Maria, en opdat ze zo in hun navolging het eeuwig leven zouden verdienen.

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 13 december 1992