4 NOVEMBER 2018
Zie dit Hart dat zoveel van de mensen heeft gehouden
JEZUS, God Schepper en Verlosser, Gij hebt aan alle wezens de liefde geschonken die hen naar elkaar drijft voor hun wederzijds welzijn en hun vreugde. Gij hebt dat zo gewild opdat allen op zekere dag de taal van uw heilige Mensheid zouden kunnen verstaan en zich bemind voelen door hun onzichtbare en onsterfelijke God. Binnen deze grote menselijke broederschap waarin Gij één van de onzen zijt geworden, in alles gelijk aan ons behalve in de zonde, is uw liefde voortaan ons model en onze regel.
Ik heb u aldus beschouwd al de jaren van mijn leven en die visie alleen wierp op mijn dagelijks leven en op mijn vertrouwde omgeving een buitengewoon licht. Houden van mijn vader zoals Gij van Sint- Jozef hebt gehouden, houden van mijn moeder zoals Gij van de H. Maagd, houden van mijn broers en zus en later van het mij beloofde honderdvoud, mijn zonen en dochters en zovele vrienden, veraf en dichtbij, zoals Gij hebt gehouden van uw honderdvoud: de H. Petrus en Sint-Jan, de drie Maria's, Lazarus, de honderdman en de Kanaänese vrouw, de grote massa's en uiteindelijk de ontelbaren die zich nog verdringen in uw heiligdommen zoals tijdens de dagen van uw aardse leven. Wat een droom! Neen, wat een roeping, wat een voortdurende oproep tot de spontaneïteit van een steeds levendige liefde, van een onvermoeibare bekommernis, van een aanwezigheid. Deze gedachtegang is onbegrensd. Ik zou willen dat ze de vuurhaard van mijn hart dagelijks nieuw leven geeft en dat tot het laatste ogenblik van mijn leven, wanneer ik nogmaals kan houden van de mijnen met heel mijn wezen, door hen alles te geven en te offeren, zoals Gijzelf ons bemind hebt bij uw sterven.
De eerste regel die uw liefde geeft aan de onze is dat Gij beminde wie de Vader als eerste beminde en U te beminnen gaf. Zo reikt Gij een remedie aan voor de gebrekkigheid van ons hart, dat zijn liefde schenkt aan wie het ons uitkomt en getekend wordt door een te verafschuwen drang naar bezit. Hieraan zou vrijwel niemand ontsnappen zonder uw onderricht dat met een bovennatuurlijke genade gepaard gaat. Gij hebt niets willen beminnen dat Gij niet ontvangen had van uw Vader. O, wat een gulhartigheid en welke opperste vrijheid in die gave die van de hemel komt en die niet tot gevangene maakt diegene van wie hij houdt! En welke schitterende openbaring over de Liefde van de Vader, principe en bron van die van U!
De tweede regel die uw Hart mij leert als vanzelfsprekend – maar niets is vanzelfsprekend voor onze ellendige harten – is de radicale onmacht en onwaardigheid van het vlees en van mensentaal om de liefde uit te drukken. De uwe drukt zich nooit, bijna nooit, uit in ongebruikelijke gebaren of vurige woorden. Uw liefde is een zeer zuivere vlam. In heel uw wezen is het de intense uitstraling van de Waarheid. Uw woorden zijn Woorden van Leven en Waarheid, uw gebaren zijn mirakels van almacht en heil. De liefde komt hierin tot uiting, zoals de vlam evenzeer brandt als verlicht en verteert datgene waarmee ze zich voedt terwijl ze de omgeving verwarmt. De goddelijke gave van de genade en de vreugde, die van verder komt dan van uw menselijke gevoelens en die verder ging dan de ontroering die ze teweegbracht in de harten, deze gave op zich bewees de grenzeloze liefde waarvan uw heilige Mensheid brandde. Gij beminde waarachtig, niet in gebaren of woorden.
De derde regel waarvan Gij ons het verheven voorbeeld hebt gegeven is dat «er geen grotere liefde bestaat dan zijn leven te geven voor hen van wie men houdt». Deze stroom die weigert zich een weg te banen in het al te armtierige gebaar en lichtzinnige woord, bleef in U ingehouden zoals de enorme massa's onstuimig water een ogenblik tot rust komen, beheerst door onze stuwdammen. Gij behield hem voor dat Heilig Uur waarop hij terug zou opborrelen tot eeuwig leven, de hele aarde besproeiend van bovenaan het Kruis. Ach, niets is vollediger, niets is meer waar, niets is meer overtuigend dan deze uitlevering van uw vlees en uw bloed die voor deze prijs hostie en kelk van redding, brood en wijn, ons voedsel en onze drank geworden zijn.
Nooit zal een echtgenoot aan zijn echtgenote een meer verheven en vollediger bewijs van zijn liefde en bekommernis gegeven hebben dan dat Gij het deed aan het Kruis voor uw Kerk. «Leert van Mij dat ik zacht en nederig van hart ben»… In gesmoorde woorden hebt Gij aangekondigd wat Gij deed. Uw liefde was zo totaal dat de uitkomst slechts deze kon zijn: sterven, ja, sterven als martelaar, sterven als slachtoffer van liefde en barmhartigheid, voor de redding van uw broeders en uw ontelbare kinderen. In een onblusbare, grenzeloze dorst zijn lichaam overleveren aan de beul, zijn bloed vergieten voor velen.
Zie dit Hart dat zoveel gehouden heeft van de mensen… Ik sla mijn ogen op naar uw Kruis en, langs de wonde van uw doorstoken Zijde, word ik vandaag nog overspoeld en in een roes gebracht gedurende het H. Misoffer, die stroom van zuiver water en rood bloed die Sint-Jan voor de eerste keer zag stromen.
Hen die de Vader mij gegeven heeft zal ik beminnen met mijn verstand en in waarheid. Naar uw gelijkenis en door uw genade, o gekruisigde Jezus, zal ik van hen houden zonder iets ijdels of grilligs te zeggen of te doen, maar door me te heiligen met U en zoals U, in de waarheid van de dagelijkse opoffering en in het laatste uur door het kruis.
Abbé Georges de Nantes
Pages Mystiques deel 1, nr. 32, pp. 207-211; CRC maart 1971