30 SEPTEMBER 2015
De liefde van het Hart van Jezus
Mc 9 38 Johannes zei Hem: “Meester, we hebben iemand die ons niet volgt in uw naam duivels zien uitdrijven en we hebben getracht het hem te beletten, omdat hij geen volgeling van ons was.” 39 Maar Jezus zei: “Belet het hem niet, want iemand die een wonder doet in mijn Naam, zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken. 40Wie niet tegen ons is, is voor ons.”
Dit woord toont aan dat zielen op een ongekende manier deel kunnen uitmaken van de zichtbare Kerk. Terwijl Hij bij de apostelen al hun arrogantie wil wegnemen, geeft Jezus ons een grote les in edelmoedigheid die men door de eeuwen heen zal moeten onthouden. Opgelet, de Kerk is nog niet opgericht, deze man heeft onschuldig gehandeld. Deze gebeurtenis onder de vorm van een parabel, die zeer verhelderend is aangaande het rijk Gods, de ruimhartigheid van Jezus, bewijst hoezeer zijn Hart openstaat.
41 “Als iemand u een beker water te drinken geeft omdat gij van Christus zijt, voorwaar Ik zeg u: zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.” Iedere mens, van welke afkomst ook, heeft een waardigheid door het feit alleen van Christus met geloof en eerlijk te aanroepen.
Mc 10 13 De mensen brachten kinderen bij Hem met de bedoeling dat Hij ze zou aanraken. Maar bars wezen de leerlingen ze af. 14 Toen Jezus dat zag, zei Hij verontwaardigd: “Laat die kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen. Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods." Het Hart van Jezus openbaart zich en laat zich ontdekken, niet om zich te laten bewonderen, maar opdat de apostelen zouden beseffen dat men een hart moet hebben en dat het goed is zacht en nederig te zijn.
15 “Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan.” Als de apostelen die ambitie niet laten varen die hen doet gelijken op de Farizeeën, zijn ze nog niet naar het beeld van Christus. Ze zullen her rijk Gods niet binnengaan. Ze moeten worden als een klein kind.
16 Daarop omarmde Hij ze en zegende hen, terwijl Hij hun de handen oplegde. Jezus heeft geprobeerd zijn apostelen te inspireren tot nederigheid, tot de geest van een kind. Jezus houdt van de kleinen en zij die op hen gelijken omdat men klein kan zijn volgens de wereld en toch groot in de ogen van God, dat wil zeggen dierbaar in de ogen van God door de eenvoud van zijn ziel en het vertrouwen. Steeds door diezelfde barmhartige liefde gedreven zal Jezus ons een fantastische waarheid bekend maken: plots gaat Hij, omwille van de liefde die Hij heeft voor de kleinen en de kinderen, op een geweldige manier tekeer tegen hen die deze kinderen aanstoot geven.
Mc 9 42 “Maar als iemand een van deze kleinen die geloven, aanstoot geeft – het gaat om het christelijk geloof van een eenvoudige ziel, de nederigheid van de christen die een ziel zo bekoorlijk maakt voor God – dan zou het beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp.” Het meest aanstootgevend is aanstoot geven in het geloof, het onschuldig geloof van een trouwe christen aan te tasten. Zij die het geloof van de gelovigen die met een kinderlijke geest aanvaarden wat Jezus gezegd heeft vernietigen, verdienen de eeuwige verdoemenis.
43 “Geeft uw voet u aanstoot, hak hem af; 45 het is beter voor u kreupel het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee voeten in de hel te worden geworpen. 46 Geeft uw oog u aanstoot, ruk het uit; 47 het is beter voor u met één oog het Rijk Gods binnen te gaan dan in het bezit van twee ogen in de hel te worden geworpen, 48 waar de worm niet sterft en het vuur niet gedoofd wordt.” Dat is een citaat uit Jesaja. Het Gehenna was een vallei waar door het vuur alle afval werd verbrand. Jezus wilde hiermee de hel voorstellen die Hij aan de mensen openbaarde vanuit zijn eigen gezag. Plots lijkt het leven dramatisch omwille van de gedachte van Jezus aan de kinderen die ervan zouden weerhouden kunnen worden in Hem te geloven.
Deze woorden komen hard aan. Maar ze zijn bestemd voor hen die de kinderen op de weg van de hel brengen door hen te bederven, of het nu om moreel of godsdienstig bederf gaat. Zij die de onschuldige zielen vergiftigen door hen ketterijen en een schismatieke leer te onderrichten. Zij die bederf zaaien door aanstoot te geven en door hen medeplichtig te maken aan hun misdaden.
Jezus houdt zoveel van de kinderen, de arme mensen, de zielen van goede wil dat het voor Hem verschrikkelijk is te denken aan het soort van macht dat de ene mens over de andere heeft om hem de redding moeilijk te maken en hem mee te sleuren in de verdoemenis. Voor zo iemand zou het dus beter zijn hem onmiddellijk met een molensteen om de hals in zee te werpen. Beseffen we dat deze woede van Jezus slechts de keerzijde is van zijn goddelijke Liefde.
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit een retraite over het Evangelie van de H. Marcus, herfst 1986