14 OKTOBER 2018

De rijke jongeling

JEZUS zet zijn parcours verder en gaat stapsgewijs voort met de morele vorming van zijn apostelen. Na gepredikt te hebben tegen de hoogmoed en de zucht naar macht door de nederigheid en de eenvoud van een kind aan te bevelen, na de heiligheid van het monogaam huwelijk te hebben verheerlijkt en de mensen teruggebracht te hebben tot de zuiverheid van het oorspronkelijk plan van God, wil Jezus hen op hun hoede doen zijn voor de materiële goederen van deze wereld: Hij toont aan hoe de gehechtheid aan het geld een hindernis vormt voor zijn liefde voor de zielen, voor zijn wil hen te redden.

17 Toen Hij zich weer op weg begaf, kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: “Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” De goedheid van Jezus spreekt zodanig uit zijn blik en uit zijn woorden dat deze vraag spontaan en van harte aan de lippen van de jongeman ontspringt.

18 Jezus antwoordde hem: "Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen." Jezus nodigt de jongeling uit terug te keren naar het diepste van zijn hart waaruit deze heel bijzondere vraag ontsprongen is. Hij nodigt hem uit er zich bewust van te worden dat Jezus God is! Het is een begin van liefde vanwege Christus die dit spontaan elan van het hart heeft opgemerkt, een elan dat moet leiden tot een eeuwige aanhankelijkheid. 19 “Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.”  20 Hij gaf Hem ten antwoord: “Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.” Deze man is een rechtvaardige uit het Oude Testament die in de ban is van Jezus en verder wil gaan.

21 Toen keek Jezus hem liefdevol aan. Die blik vol liefde van Jezus is zeer uitzonderlijk. En Hij zei hem: "Eén ding ontbreekt u: ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen; daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om Mij te volgen.” Dat woord van Jezus is van een grote volheid. Die man onntvangt een contract. Reeds kondigt Hij hem aan dat hij de beloning zal bezitten in de eeuwigheid! Maar de jongeling ging teleurgesteld heen, want hij bezat grote goederen...

23 Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen: “Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!” 24  De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei – want in heel het Oude Testament was de rijkdom een teken van zegen en daarom herhaalde Jezus: “Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan!”

25 “Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.” De rijke die het Koninkrijk Gods wil binnengaan moet door het oog van de naald kruipen, dat wil zeggen al zijn goederen opgeven, dan zal hij doorgang vinden! En hij zal al zijn goederen in honderdvoud terugvinden in het Koninkrijk Gods! Maar de rijkdom ligt rijken te nauw aan het hart en het is hen haast onmogelijk er zich van los te maken. Over een kameel kan men discussiëren, maar een rijke sterft met zijn rijkdom. Dat is zeker.

26 Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar: “Wie kan dan nog gered worden?” 27Jezus keek hen aan en zei: “Dit ligt niet in de macht der mensen, maar wel in die van God: want voor God is alles mogelijk.” Vóór Jezus was het onmogelijk voor de mensen aan hun rijkdom, aan hun ondeugden te verzaken, tenzij door een bijzondere genade, want niets is onmogelijk voor God. Maar die genade werd individueeel geschonken, volgens ieders verdiensten of krachtens de verdiensten van Jezus die reeds in Gods gedachte aanwezig waren. Nu is het evenwel een instelling geworden: de Kerk zal de mensen toestaan het onmogelijke te doen.

28 Toen nam Petrus het woord en zei: “Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.” We zijn in staat de offers te brengen die slechts tot redding leiden in de bewondering voor Christus. En de ongelukkige jongeman is daar niet in geslaagd. 29Jezus antwoordde: "Voorwaar, Ik zeg u, er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven,30of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoud aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.”

Deze woorden zijn van een buitengewone volheid, ze zijn doorheen de eeuwen een uitnodiging gebleven tot onthechting om zich toe te wijden aan het werk van God. Jezus voegt eraan toe: “ met vervolgingen" en toont zo aan dat Hij niet vergeten is wat Hij enkele ogenblikken tevoren zei: dat iedereen zijn kruis moet opnemen. Vervolgens verklaart Jezus voor de eerste keer in de geschiedenis van de wereld dat er een eeuwig leven is waar men oneindig beloond zal worden voor alles wat men in deze wereld heeft achtergelaten. Hij weet waarover Hij spreekt.

31 "Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn." Deze slagzin brengt de apostelen steeds tot de grote les: « Men moet afdalen, men moet de dingen achterlaten, men moet aan zichzelf verzaken en zijn kruis opnemen als men met Christus wil zijn.»

abbé Georges de Nantes uittreksels uit een retraite over het Evangelie van de H. Marcus, herfst 1986