28 OKTOBER 2018
Onze opoffering verenigen met het Offer van Jezus
OP deze 30ste zondag door het jaar laat de Kerk ons mediteren over een passage uit de Brief aan de Hebreeën. Het thema van deze brief is een lofrede over Christus als Hogepriester en over zijn kruisoffer als het volmaakte, nieuwe en eeuwige offer.
Sint-Paulus begint met aan te geven hoe ellendig het met de mens gesteld was voor de komst van Christus en hoe gering de waarde van de menselijke offers was. Als het gaat om dank te betuigen aan God voor al zijn weldaden, hoe ontoereikend lijken dan de dingen waarvan de mens afstand deed om ze te geven aan zijn hemelse weldoener; en dat deed hij dan nog dikwijls op een vrekkige of berekende manier door veeleer het kreupele of blinde schaap te offeren dan het vruchtbare dier of het favoriete lam! De profeten hebben ons daarover toelichting gegeven en het blijft nog steeds waar, God weet dat, voor ons christenen...
Maar als er enkele offers moeten worden gebracht tot eerherstel voor de zonden, dan is de ontoereikendheid van de voormalige offers nog duidelijker, nog frappanter. Wie zal, sinds de moedige woorden van Sint-Paulus, nog geloven dat de mens vergeving van zijn fouten kan bekomen door een dier zonder verstand te offeren? Dat hij zijn hart kan zuiveren van zijn onzuiverheden en het genezen van zijn kwaadaardigheid door de besprenkeling met het bloed van een dier? Ongetwijfeld is geen vergeving van de zonde, die de dood van de ziel inhoudt, mogelijk zonder het vergieten van bloed, symbool van het leven dat doorgegeven wordt, maar het is noch het bloed van bokken noch het bloed van stieren, zegt ons Sint-Paulus, dat aan de zielen hun leven kan teruggeven, hun gezondheid, hun schoonheid: dat alles zijn bovennatuurlijke gaven!
Men begrijpt dan dat heel deze cultus van het vlees verdwenen is zonder nog ooit terug te keren en zonder dat men hem moet betreuren. In de plaats komt een andere, zoveel aangrijpender ritus. Ons nieuw, volmaakt en eeuwig offer is dat van een mens zoals wij, die voortschrijdt, alleen, ongewapend, in stilte en wenend te midden van de menigte van zondaars die Hem uitschelden en slaan. Hierdoor komt op Hem, zou men kunnen zeggen, heel het gewicht van hun haat, van hun egoïsme en kwaadaardigheid te liggen. Zo bestijgt Jezus het altaar van zijn Kruis. Hij wordt niet symbolisch doorstoken en gedood voor de zonde, maar lichamelijk geslagen en ter dood gebracht door de hand van de zondaars. Als Soevereine Priester van deze buitengewone opoffering draagt Hij zijn onschuldig en vertrouwend gebed op aan zijn Vader, als een hardnekkige kleine vlam die bedreigd wordt door de duisternis, maar die nochtans op een dag zal zegevieren.
Dat drama gaat verder en zal verder gaan tot aan het einde van de wereld. Herdacht door het H. Misoffer wordt het ook in stand gehouden in onze wereld en ons leven waar de slagen van de zonden dagelijks neerkomen op het lichaam van Christus dat zijn Kerk is… Misschien heeft nooit eerder dan in onze tijd de brutaliteit van het kwaad het drama van de Calvarieberg actueler gemaakt en het tijdstip waarop Christus nog in doodsangst verkeerde en gekruisigd werd door de zondaars.
Laten we echter daarom niet beven, laten we niet twijfelen aan Jezus. Hij blijft de Vredespriester die de Brief aan de Hebreeën ons ter beschouwing aanbiedt, waarbij Hij zijn lijden opdraagt, zijn beulen vergeving schenkt, de Hemel belooft aan de goede moordenaar, zijn onuitsprekelijke en geheime liefde bewaart voor de zondares die zit te wenen aan zijn voeten en Maria, zijn moeder, toevertrouwt aan de hoede van de H. Johannes en ons allen aan haar. Vanaf dat moment begrijpen en smaken we de waarde van dat voor onze redding vergoten Bloed. Het is in Hem dat het leven van onze zielen ligt, het is in de vereniging met dat heilig en uniek Slachtoffer dat de schat van de bewaarde onschuld ligt, van de genade teruggegeven aan wie ze verloren was en elke verwachting van de mensheid: «Mocht het Lichaam van onze Heer Jezus Christus onze zielen bewaren voor het eeuwig leven; mocht zijn Kostbaar Bloed ons dronken maken van de heilige Liefde!»
Laten we goed beseffen dat Jezus nog dichtbij ons is. Hier is het een Simon van Cyrene die opgeëist wordt om het glorievolle Kruis te dragen en verderop is het Veronica, een maagd die naar voren komt, haar hart ontstoken van liefde, vol medelijden, die zich te midden van de beulen gooit, de afsluitingen van de soldaten doorbreekt en het Gelaat van Jezus komt schoonvegen. Ach, ze zijn ver weg, de offers van vaarzen en bokken! Datgene waarvan de Kerk leeft, is die doortocht van Jezus te midden van de mensenmassa. Sommigen slaan Hem nog, niet beseffend wat ze doen… Maar anderen staan op doordat ze bij het zien van zoveel lijden bewogen worden tot in het binnenste van zichzelf. Gesterkt door de sacramenten van de Kerk, vervuld van genade en naastenliefde, begeven ze zich op de weg naar de Calvarieberg in navolging van hun Redder. Ze klimmen omhoog, dag na dag, tot aan het volledige offer, tot de opoffering van hun dood.
Onthouden we als besluit dat er geen betere weg is om nog slechts één enkel Hart te zijn, één enkele Hostie met Jezus en Maria dan onze opoffering te verenigen met het heilig Misoffer in de aanvaarding van de kleine dagelijkse kruisen van ons leven.
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van 21 maart 1963