OVER DE OPVOEDING VAN DE KINDEREN 
XII. DE LAGE WEG NAAR DE VOLMAAKTHEID

WIJ, gewone mensen, zijn geen grote mystici. Toch kunnen ook wij heilig worden en tot de volmaaktheid komen, maar dan wel langs de gewone, lage weg die door veel heiligen gevolgd is.

Daarom is het heel nuttig voor ons om naar de gewone weg te kijken, de weg die de H. Teresia van Lisieux, de H. Bernadette Soubirous en de Z. Pater Charles de Foucauld bewandeld hebben, samen met een massa schone zielen – talloze heiligen die ogenschijnlijk geen speciale bovennatuurlijke kracht in werking hebben gezet, die (net zoals wij) geen bijzondere hulp, openbaring of ingeving tot hun beschikking hebben gekregen. Deze heiligen staan vlakbij ons. En zo kunnen ook wij ons op die weg naar de volmaaktheid begeven, een weg die voor iedereen openstaat, en hem bewandelen zonder eerst buitengewone gaven te hebben ontvangen.

EEN WILSDAAD

Hoe je op de hoge weg moet geraken dat weten wij : je moet als een raket omhooggeschoten worden om in je baan te geraken. Maar dat hangt alleen van God af, daar kunnen wij zelf niets aan doen.

Om daarentegen de lage weg te bewandelen moet je enkel je stapschoenen, je wandelstok en je paternoster nemen en vertrekken. De weg ligt voor je open als je wil. Om op dat pad te geraken is er geen gedenkwaardige gebeurtenis nodig, geen verschijning, geen openbaring, geen buitengewone goddelijke roeping, zelfs geen schok.

Het is voldoende het te willen, een wilsdaad te stellen. Bijvoorbeeld vandaag. Nu. Ik wil me eindelijk op weg begeven en er niet enkel van dromen om naar daarboven te klimmen, maar echt een stap voorwaarts zetten. Een wilsdaad dus. Ook Jezus was voorstander van deze lage weg, want Hij heeft gezegd in het Evangelie :

– Als je volmaakt wil zijn, ga dan, verkoop al je bezittingen, neem je kruis op en volg Mij.

– Als je volmaakt wil zijn...

– Wanneer, Heer ?

– Nu ! Je hebt het maar te willen.

Sint-Thomas van Aquino zei : « De heiligheid, dat is de wil ! » Heilig zijn, dat is het willen zijn. Het is een kalm, beslist, gelukkig willen. En dat is natuurlijk ook al een genade, die wijst op een uitverkiezing van God, een oproep, een hulp, door het feit zelf dat ze zich aan ons toont als een vrije, vastbesloten daad.

– Ja, maar ik heb het zo dikwijls gewild, maar het bleef niet duren !

– Als je volmaakt wil zijn, ga en begin !

– Maar welk is de weg, Heer ?

Dat gaan we nu zien.

ER ZIJN GESCHIKTE, HEILIGE GELEGENHEDEN TE OVER

Het zou natuurlijk goed zijn dat een heilige gelegenheid onze wil in gang zou zetten.

– Wat is een heilige gelegenheid ? Een mirakel ?

Nee ! Een heel gewone gelegenheid, een heel katholieke gelegenheid. Op onze lage weg zullen wij ononderbroken vastgehouden, geleid, ondersteund worden door de Kerk, haar sacramenten en al haar providentiële werken.

Het zou een uitstekend teken zijn om zo een voornemen te maken op de dag van mijn doopsel.

– Maar op de dag van mijn doopsel was ik maar twee dagen oud !

Ik spreek hier ook voor ouders. En tegen hen zeg ik : op de dag van het doopsel van jullie kind moeten jullie het voornemen maken er een heilige van te maken.

Alles wat ik zeg, is toepasselijk op twee niveaus. Ofwel voor de opvoeding van de kinderen : heilige ouders die heilige kinderen willen. Ofwel voor jezelf : vandaag ga ik terug kind worden en ik maak voor mijzelf dat voornemen omdat ik het nooit eerder gemaakt heb. Is dat de fout van mijn ouders ? Nee ! Niet de fout van mijn ouders, maar de mijne.

Het doopsel van je kind is dus een uitstekende gelegenheid om je tocht naar de volmaaktheid te beginnen. Je kan het ook doen wanneer je zelf op volwassen leeftijd gedoopt wordt. Of bij wat men de tweede bekering noemt, na een tijd van middelmatigheid of van afdwaling, soms zelfs van geloofsafval. De genade van een biecht, waarop een wat vuriger berouw dan gewoonlijk volgde. Zoals bij de terugkeer van de verloren zoon weet ik op het einde van elke biecht dat ik een genade krijg om te beslissen, om het vaste voornemen te maken om mij te bekeren. Als ik wil, hop, dan ga ik op weg. Ik ga recht op God af, naar Jezus Christus in de Heilige Geest.

Ook een retraite kan zo’n gelegenheid zijn of het ogenblik waarop ik mijn roeping voel. Of elke katholieke, christelijke, goddelijke gelegenheid. Ik heb maar te willen. Een heilige vriendschap kan eveneens de aanleiding zijn. Ik heb die bepaalde persoon ontmoet en de heiligheid van die persoon heeft mij gegrepen.

Onder dergelijke vriendschappen hoort ook de echtelijke liefde thuis. De eerste vlam, de eerste vonk van een liefde die een echtelijke liefde zal worden, een liefde volgens Gods plan, een heel bovennatuurlijke liefde : plots word ik gegrepen door iemand en er begint een nieuw leven. Deze echtelijke liefde gaat een sacrament worden, een sacrament dat een genade schenkt, een genade die precies de stoot naar een volmaakt mystiek leven kan worden.

DE DADELIJKE GENADE

Kortom, er bestaat een hele lijst van “ instrumenten ” die tot onze redding kunnen bijdragen : personen, riten, geestelijke boeken, enz.

En zelfs als al die dingen er niet zouden zijn, kan de gelegenheid tot het voornemen om heilig te worden een actuele gave zijn, wat wij een “ dadelijke genade ” noemen : plots geeft God ons een geschenk, te midden van het werk, van de ontspanning of zelfs van een maaltijd : « Ik wil een heilige zijn ! »

Diegenen onder jullie die de wil hebben, kunnen nu tot zichzelf zeggen : « Nu weet ik tenminste eindelijk dat er een weg is en dat deze weg voor mij open ligt ! » Ja, de autostrade ligt open, wanneer je wil kom je naar het tolloket en hop ! Je vertrekt.

De lage weg naar de volmaaktheid verloopt in drie stappen.

HET VOORBEELD VAN DE GELUKKIGE KINDERJAREN

De grote mensen zien kinderen op het gras spelen en beseffen dat zij zijn zoals Adam en Eva vóór de erfzonde. Zij hebben het doopsel ontvangen en zijn goed gestart voor een leven dat kan uitmonden in heiligheid. De ouders kijken met tederheid en ontroering naar hun kroost en zeggen bij zichzelf : « Als we hen toch eens naar de heiligheid zouden kunnen leiden ! »

Ikzelf, grote imbeciel die ik ben, moet proberen terug als een kind te worden. Ik moet bij mezelf zeggen : « Vooruit, er wordt me een nieuwe kans geboden. Als ik eens opnieuw zou beginnen, zoals een kind ? » Ik vergeet al mijn stommiteiten en vertrek opnieuw. God roept mij daartoe. Jezus heeft het gezegd : « Als gij niet wordt als deze kleine kinderen, zult gij het Rijk Gods niet binnengaan. » Dat is de kostbare parel : wij moeten weer herboren worden.

Wat is essentieel voor een kind ? Het besef dat de goede God, de goede Jezus, de goede H. Maagd Maria, de goede Sint-Jozef van hem houden. Dat is het klimaat, de zuurstof, de broodnodige blijdschap die noodzakelijk zijn voor elke vooruitgang op de lage weg van de volmaaktheid. Het gaat dus niet, zoals bij de grote mystici, om een hoog oplaaiende vlam van liefde die boven alles uitstijgt. Neen, ik moet gewoon baden in een klimaat dat me er op elk moment aan herinnert dat God goed is, dat Hij van me houdt, dat Jezus op het Kruis mij liefheeft.

Dat zal de zuurstof zijn, het licht en het water om het plantje van mijn ontluikende volmaaktheid te doen opschieten. Het is het gevoelen omwikkeld te zijn met onvoorwaardelijke en onuitputtelijke liefde, met vaderlijke, moederlijke, broederlijke welwillendheid. Ik word bemind ! De wezens die mij omringen zijn goed en hebben het beste met mij voor !

Bij veel kinderen ziet men heel goed hoe groot hun geluk is. Zij weten zich omgeven met wezens die van hen houden, met zachtheid en tederheid, met liefkozingen en kussen. Zij zijn er vast van overtuigd dat iedereen goed en vriendelijk is, want zo is hun ervaring. Ze zijn als het ware ondergedompeld in een oceaan van goedheid, verpersoonlijkt door vader en moeder, de grootouders, tantes en nonkels. In deze zee van licht weerspiegelt zich de schoonheid van de hemel. Al die wezens die zo goed zijn voor het kind, zijn de boodschappers en getuigen van onze Vader, onze Moeder en onze Broeder in de hemel.

« Mijn God, Gij zijt zo goed ! O mijn Jezus, wat zijt Gij goed voor mij ! Lieve Maria, ik hou van u ! » Dat zijn de woorden die wij onophoudelijk zouden moeten uitspreken aan het begin van onze lage weg. Omdat wij zelf zo vol ondeugden zijn, beelden wij ons in dat alle mensen rondom ons ook vol ondeugden zijn. Links en rechts, onder en boven zien wij enkel slechte mensen, egoïsten. « Al die egoïsten die zich niets van mij aantrekken ! »

HET VERLANGEN OM PLEZIER TE DOEN

We komen nu aan de tweede stap. Doordat ik met zoveel goedheid omringd word, komt het verlangen in mij op – door de genade, maar haast onmerkbaar – om plezier te doen. Ik wil de wezens die mij met zoveel liefde bejegenen iets teruggeven. Hoe vaak heb ik het niet gehoord van jonge verloofden : « Vader, sinds ik hem/haar ken, ben ik helemaal veranderd. Ik ben verlost van mijn gebreken, zelfs als hij/zij niet in de buurt is. » Of nog : « Sinds ik verrukt ben door die of die heilige van wie ik het leven heb gelezen, sinds ik die bepaalde bedevaart gemaakt heb, heeft de goedheid van God, de tederheid van de Maagd Maria mij geraakt... En dus wil ik hen nu plezier doen. »

Dat is menselijk en psychologisch gesproken heel goed verklaarbaar.

In de opvoeding is er in het begin de “ dressuur ”, waarbij de ouders met pedagogische tikken hun kind leren wat het wel en niet mag doen. Daarna komt echter de tederheid van de ouders, die zich bedroefd tonen door de fouten van het kind en staan te popelen om die tederheid te uiten van zodra het kind spijt betoont. Het leert op die manier geleidelijk aan zijn ouders te gehoorzamen om hen geen verdriet te doen en een verdubbeling van die tederheid te bekomen.

abbé Georges de Nantes
Hij is verrezen ! nr. 95, september-oktober 2018