Onze-Lieve-Vrouw van Guadalupe

2. Mythe of realiteit ?

Cihuacoatl
Cihuacoatl, de " vrouwelijke slang ", had haar heiligdom op de Tepeyac. Hoe koppig kan men zijn in de afwijzing van het geloof door deze monsterlijke Azteekse godin, voor wie jonge vrouwen geofferd werden, te vereenzelvigen met de H. Maagd Maria ?

ONGEVEER tegelijkertijd met het guadalupanismo, de verering van de Maagd van Guadalupe, is het anti-guadalupanismo ontstaan: vanaf het begin rees er in agnostische kringen verzet tegen wat de tegenstanders de « mythe » van Gua-dalupe noemden. Voor de ongelovigen is het immers a priori onmogelijk dat Onze Lieve Vrouw verschijnt, volgens het dogma van een bepaald soort wetenschappers: « Verbod aan God om zich te openbaren in de geschiedenis! »

De tegenstanders ontkennen dat de verschijning van 1531 heeft plaatsgehad. Er kan voor hen geen sprake zijn van een uniek gebeuren dat door zijn ab-solute oorspronkelijkheid een duidelijke breuk betekent met al wat eraan voorafgaat. Voor hen gaat het hier om een typevoorbeeld van syncretisme: het oude geloof van de Azteken werd versmolten met bepaalde elementen uit het nieuwe, ingevoerde christelijk geloof. De reeds geciteerde Jacques Lafaye is een groot verdediger van deze visie: « Op basis van de ligging van de heiligdommen is het syncretisme tot stand gekomen tussen de grote goden van het oude Mexico en de heiligen van het christendom. De heuvel Tepeyac is daarvan het meest merkwaardige voorbeeld: het is de plek waarheen men op bedevaart ging om Tonantzin-Cihuacóatl te vereren, en later Onze-Lieve Vrouw van Guadalupe. Op dezelfde manier als de christenen hun primitieve kerken opgericht hebben met de bouwstenen en de zuilen van de heidense tempels, zo hebben zij ook vaak heidense gebruiken aangewend om er een devotie uit te puren. […] De geloofsverkondigers van Mexico hebben slechts een handje toegestoken aan een fe-nomeen van Hineininterpretierung » (J. Lafaye, o. c., p. 282).

Tonantzin, « Onze Moeder », de moedergodin – maar tegelijk ook « vrouwelijke Slang », Cihuacóatl – was inderdaad één van de belangrijkste goden. Haar voornaamste heiligdom stond op de Tepeyac. Volgens Lafaye hebben de verkondigers van het Evangelie bewust « aangestuurd op de vervanging van de moedergodin van de oude Mexicanen door de moeder van Christus, moeder van de mensheid » (p. 287).

Het is van belang te onderstrepen hoe de visie van de agnostici radicaal tegengesteld is aan de gelovige visie: voor de tegenstanders komt er niets bovennatuurlijks aan te pas en is alles het werk van mensen. Welke mensen? Ijverige katholieke bekeerders die handig gebruik hebben gemaakt van bestaande (heidense) tradities om het geloof in de Maagd Maria te propageren… en die daarvoor de « vrome legende van Guadalupe » in het leven hebben geroepen, waarschijnlijk zelfs pas vanaf 1648, ruim honderd jaar later.

DE ZWARTE MADONNA VAN ESTRAMADURA

Zwarte Madonna
De “ Zwarte Madonna ”, vereerd in het Spaanse Estramadura, zou volgens de traditie gebeeldhouwd zijn door Sint-Lucas, lange tijd verborgen in Byzantium en naar Rome gebracht door de H. Gregorius de Grote. Deze zou het beeldje gezonden hebben naar de H. Leander, bisschop van Sevilla. Tijdens de Moorse invasie werd het opnieuw verstopt en in de 14de eeuw ontdekte een herder het op miraculeuze wijze. Een wetenschappelijke studie heeft dit werk in cederhout, met een zeer Byzantijnse inslag, gesitueerd in de eerste eeuwen van onze jaartelling.

Het antiguadalupanismo weet echter niet onmiddellijk raad met een aantal « vervelende » vragen. Vooreerst: als het de oude afgodencultus is die voortleeft op de Tepeyac, waar komt dan de naam « Guadalupe » plots vandaan?

In de Spaanse provincie Estramadura bevindt zich een beroemd klooster met dezelfde naam. Het werd volgens de traditie gesticht rond 1300 naar aanleiding van de vondst van een miraculeus Mariabeeld, en onder de hoede gesteld van de hiëronymieten. De zogenaamde “Zwarte Madonna”, een H. Maagd met Kind, heeft duidelijk niets gemeen met de Inmaculada van Mexico [zie foto p. 9]. De naam « Guadalupe » zelf is een plaatsbepaling en betekent « verborgen rivier », zoals vandaag algemeen wordt aanvaard (cf. Guadalupe, historia, devoción y arte, Sevilla 1978).

Lafaye: « Hoe komt het dat de beeltenis van de Maagd Maria die op de Tepeyac wordt vereerd en die zo verschillend is van de Guadalupe van Estramadura, toch dezelfde naam draagt? Dat is de vervelende vraag die historici al vaak opgeworpen hebben en nog nooit op bevredigende wijze opgelost. Guadalupe is een toponiem, en de overbrenging van deze term naar Nieuw-Spanje, naar een plaats die reeds een naam droeg – en dan nog wel een heel bekende naam, omwille van het heiligdom dat er stond – blijft een raadsel. » Ook voor Lafaye!

Er is nochtans een voor de hand liggende oplossing, die al verdedigd werd door pater Ugarte in een klassiek werk over de geschiedenis van de Mariacultus in Spaans Amerika: « Men is verplicht te besluiten, ofwel dat deze naam haar [de Maagd van de Tepeyac] gegeven werd door een soort van verbinding van ideeën, ofwel, beter nog, omdat dit de wil was van de verschenen Maagd zelf » (aangehaald door Lafaye).

Uiteraard verwerpen Lafaye en zijn geestesgenoten deze oplossing, die « ondergeschikt is aan een akte van geloof » (ibid.). Maar waar halen zij het recht om te beweren dat het geloof geen enkel rationeel of historisch fundament zou hebben?

HET KUNSTWERK VAN EEN INDIAAN ?

Onze-Lieve-Vrouw van de Tepeyac
Onze-Lieve-Vrouw van de Tepeyac, beschermvrouwe van het indiaanse volk

Er is natuurlijk nog een tweede vervelende vraag: als de afbeelding niet van miraculeuze aard is, wie heeft ze dan vervaardigd?

« Men weet », schrijft Lafaye, « dat een indiaan met de naam Marcos zich in Mexico rond die tijd een grote reputatie had verworven als schilder. Het is dus niet a priori onwaarschijnlijk dat de afbeelding van de Tepeyac door een indiaan zou geschilderd zijn. »

Ik heb in Mexico onderzoek verricht naar de werken van deze fameuze indiaanse schilder, met de bedoeling een vergelijkende studie te maken tussen zijn schilderijen en de prachtige beeltenis. Tot mijn grote verbazing moest ik vaststellen dat van deze Marcos niets bewaard gebleven is: geen originelen, geen kopies, zelfs geen beschrijvingen van werken! Ik heb tevergeefs naar andere getuigenissen over de man gezocht, zodat ik met recht betwijfel of hij wel ooit bestaan heeft. Toch aarzelt Lafaye niet om hem voor te stellen als de beroemdste schilder van zijn tijd… en « dus » wellicht de auteur van de afbeelding van de Tepeyac !

« Het latere getuigenis van Dávila Padilla over de gewoonte van de Mexicaanse indianen om vrome beeltenissen samen te stellen met bloemen en die aan de kerkmuren te hangen, wijst in dezelfde richting », vervolgt Lafaye. Dit is onzin: de aangestipte gewoonte dateert uit de koloniale tijd, meer dan honderd jaar na de Conquista. Er is niets dat toelaat dit gebruik te laten opklimmen tot de precolombiaanse tijden. Alles wijst er integendeel op dat de rijkelijke bloemversieringen die de Mexicanen aanbieden aan hun « Kleine Moeder » – tot op vandaag toe overigens – een antwoord zijn op het gebaar van de Onbevlekte die rozen schikte in de tilma van haar « kleine Juan », alvorens zij haar Beeltenis er op afdrukte.

Maar Lafaye houdt voet bij stuk: de afbeelding « is het werk van een inlands kunstenaar, uitgevoerd naar een model dat uiteraard [sic] van Europese oorsprong moet zijn. » Zonder enige vorm van steekhoudend bewijs...

Welk model dan wel? Lafaye formuleert een gewaagde hypothese en zoekt het model in… het Spaanse Guadalupe! Daar bevindt zich nog een ander beeld van de H. Maagd dan de reeds vermelde Zwarte Madonna, namelijk de zgn. Maagd-van-het-koor [zie foto p. 10]. « Het beeld in het koor vertoont een opvallende gelijkenis met de Guadalupe van de Tepeyac », op één belangrijk detail na: « De Maagd-van-het-koor is een Maagd met Kind, terwijl die van de Tepeyac een traditionele Onbevlekte Maagd is ». Het beeld in het klooster van Estramadura dateert uit 1499. Vermits de afbeelding van de Tepeyac volgens Lafaye in elk geval van veel later dateert, is de Mexicaanse Maagd « dus » de kopie van de Spaanse. Op « handige wijze » heeft « men » de alombekende Zwarte Maagd vervangen door een andere afbeelding van Maria die zich in hetzelfde klooster bevond, en die afbeelding heeft « men » aangepast op één enkel opvallend punt: door het Kind op de arm weg te nemen.

Nieuwe basiliek van Guadalupe
De oude en de nieuwe basiliek van Guadalupe.

Heel deze hypothese van Lafaye houdt geen steek. Jammer genoeg voor hem staat het vast dat het precies de Maagd-van-het-koor is die aangepast werd om de Mexicaanse Maagd na te bootsen! Dit bewijs vinden we in de beschrijving van het beeld in het Spaanse klooster die pater de Talavera naliet in zijn Historia de Nuestra Señora de Guadalupe (Toledo, 1597): « Zij is gekroond met twaalf sterren en haar kleed is met de zon bekleed… Talrijke engelen (muchos ángeles) lijken met hun muziekinstrumenten mee de goddelijke lof te zingen in eenklank met de monniken. »

Het is duidelijk dat deze beschrijving niet meer beantwoordt aan het beeld dat we vandaag onder ogen hebben: de stralen zijn afkomstig van een onzichtbare zon die door de Maagd verduisterd wordt, juist zoals in Mexico, en haar kleed is bezaaid met sterren in plaats van met de zon bekleed. En het meest treffende is wel dat de « muchos ángeles » gewoon verdwenen zijn, en vervangen door een kleine kariatide-engel die de halve maan schraagt. Hij spant zich zichtbaar in om de gratie van zijn Mexicaans model te imiteren. Hij heeft geen vleugels, maar uit de wolk waarin zijn voeten verdwijnen, precies zoals in Mexico, komen zonnestralen tevoorschijn die de adelaarsvleugels van de engel van de Tepeyac nabootsen.

EERSTE BESLUITEN

1. Het staat vast dat de door zestig miljoen Mexicanen vereerde Beeltenis van de Tepeyac een origineel is. Tot op vandaag heeft niemand de maker ervan kunnen identificeren noch het model aanwijzen waarvan de Beeltenis de kopie zou zijn. Evenmin kan zij verbonden worden met een bepaalde iconografische school.

2. De naam waaronder de Beeltenis vereerd wordt, Heilige Maagd van Guadalupe, vormt een raadsel dat nog geen enkele historicus heeft kunnen oplossen. Maar de traditie die door de Nican Mopohua wordt doorgegeven zegt dat – om de woorden van pater Vargas Ugarte te hernemen – « dit de wil was van de verschenen Maagd ».

KCR nr. 11, september-oktober 2002, pp. 9-11