25 DECEMBER 2016

Het verhaal van de geboorte volgens de H. Lucas

HET Evangelieverhaal van de H. Lucas over de geboorte van Jezus openbaart ons, in zijn onvergelijkbare eenvoud, de zeer wijze maar ook zeer liefdevolle en nederige manier die Jezus gekozen heeft om onder de mensen te komen. Da gebeurde zodanig dat niemand onder ons verpletterd zou worden door zijn Majesteit en zijn macht, dat ook niemand afgeschrikt zou zijn door een of ander onvolmaakt karakter van deze gebeurtenis. Alles ademt heiligheid uit, God waardig, zonder verpletterend te zijn voor de mens.

« In die dagen vaardigde keizer Augustus een decreet uit. »

Het gaat over het jaar waarin keizer Augustus een volkstelling van heel de wereld decreteerde. Op dat moment is het Romeinse rijk op zijn hoogtepunt ; het omsluit de ganse Middellandse Zee. Heel trots beeldden de Romeinen zich in de ganse aarde te hebben veroverd. De wereld kende vrede, wat zich sinds mensenheugenis nooit had voorgedaan ! Zoals David, die ervoor gestraft was, nam hij zich voor om alle bewoners van de aarde te laten tellen om te weten hoeveel onderdanen hij had. Dit verhaal begint dus met de herinnering aan een grote daad van hoogmoed van de keizer in al zijn glorie : een volkstelling houden.

« Deze eerste registratie vond plaats toen Quirinus gouverneur van Syrië was. Allen gingen op weg om zich te laten inschrijven, ieder in zijn eigen stad. »

In die periode waarin men geen individualist was, toen men behoorde tot een welbekende stam, tot een welbepaald ras, keerde men terug naar de oorspronkelijke plaats van zijn afstamming, om zich te laten inschrijven.

« Jozef ging dus van Galilea naar Judea... Want hij stamde uit het huis van David. »

Hier bekomen we een inlichting ons door de H. Lucas gegeven waaraan hij het grootste belang hechtte. De H. Jozef was dus van het huis en het nageslacht van koning David en het was wel degelijk het bloed van David dat in hem stroomde.

Maar we zijn verwonderd te vernemen dat hij van Galilea was, een geminacht gebied omdat de heidenen zich daar gevestigd hadden en de bevolking zeer verscheiden was. En bovendien bevond er zich in het reeds geminachte Galilea een nog meer veracht dorp : Nazareth.

Jozef en Maria leefden dus in een zeer onbekend en geminacht dorp en ze leefden er als armen. Wat een val ! Daarstraks spraken we over keizer Augustus en nu is er sprake van die nederige Jozef en zijn echtgenote Maria die in een dorp van Galilea wonen en dit dorp heet Nazareth ! « En wat voor goeds kan er uit Nazareth komen ? » was een gezegde dat in die tijd populair was bij de Joden ; en later zal het een tegenwerping vormen tegen de goddelijkheid van Jezus, want men wist dat Jezus uit Nazareth kwam. Maar de Messias moest van Bethlehem zijn, van het ras van David.

Er is dus die grote Romeinse gebeurtenis nodig geweest om de H. Jozef, timmerman, uit zijn nederige positie te halen, uit zijn verachtelijke situatie en hem naar Bethlehem te doen gaan met Maria, zijn echtgenote. Want Jezus moest geboren worden daar waar de profeet Micha zijn geboorte voorspeld had, opdat de Schrift in vervulling zou gaan, en niet opdat Jezus zou beginnen leven als een koning binnen zijn koninklijke familie. Weldra immers zal hij in ballingschap naar Egypte vertrekken, en dan vervolgens terugkeren in Nazareth, in de verachte staat van zijn voedstervader, in de nederige toestand van zijn moeder, en verder zou men er niet meer over spreken.

Bewonder Gods plannen ! Zie hoe Hij zijn Zoon eerst heeft willen doen reizen naar de koninklijke stad Bethlehem om de Schrift in vervulling te laten gaan, en hoe Hij vervolgens antwoordt op wat Hij in zijn Hart het vurigst verlangt : dat zijn Zoon in nederigheid en armoede leeft om heel dichtbij de arme mensen te staan. En Jezus, Maria en Jozef aanvaarden terug te keren naar hun nietige toestand tot het uur van God gekomen is.

« Maria, de verloofde van Jozef, was zwanger... De tijd waarop ze moest bevallen brak aan. »

Vanzelfsprekend toont deze samenloop van twee reeksen gebeurtenissen (de volkstelling van de keizer en de geboorte van Jezus) aan dat alles samenspant voor de eer van God en de vervulling van zijn plannen. Jezus moest te Bethlehem geboren worden.

« Ze baarde een zoon, haar eerstgeborene. »

Het gaat om een maagdelijke geboorte. De Maagd Maria zou geen ander kind krijgen. Jezus is de enige Zoon van zijn moeder zoals Hij de enige Zoon is van zijn eeuwige Vader. De eerstgeborene in de tijd van het Oude Testament was degene over wie men zich bijzonder verheugde en, aanzien als de eerste gave van God, werd hij ook bijzonder aan God toegewijd. Zo verdient Jezus deze naam en de H. Lucas geeft Hem met veel nuance de naam van eerstgeborene om uit te drukken in welke mate hij de beminde van zijn Vader is.

« Ze wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe. »

Wat is dit gebeuren omkaderd door armoede en vernedering !

« Er was voor hen geen plaats in de herberg. »

De H. Lucas heeft medelijden met die arme mensen die steeds door de rijken geminacht worden. Hij is vol medelijden voor Jozef en Maria die zich overal laten wegjagen omdat ze arm zijn.

Ze waren nederig, arm ! Wat een les voor ons tijdens deze kerstnacht ! Hoezeer moeten we ernaar verlangen op hen te gelijken ! En zoals jullie weten hebben de heiligen er steeds naar verlangd zichzelf zo te vernederen, bijvoorbeeld onze dierbare en vereerde Pater Charles de Foucauld, die de laatste plaats wilde opzoeken om samen met Jezus te zijn. Want E. H. Huvelin had hem gezegd dat Jezus zodanig de laatste plaats heeft ingenomen dat niemand Hem die ooit heeft kunnen afnemen. En inderdaad, Jezus heeft de laatste plaats ingenomen door zijn geboorte in een stal ; en dat is geen toeval, dat alles is zo gewild geweest door Jezus in akkoord met God zijn Vader.

Dit geeft aan in welke mate Hij hield van bescheidenheid, vernedering, armoede, bespotting : allemaal dingen die ons zo zwaar wegen als ze ons toevallig ten deel vallen.

Allen kunnen tot de kribbe naderen om een Messias te vinden die bescheidener en eenvoudiger is dan zijzelf. Niemand voelt zich verpletterd door zijn Majesteit, integendeel, iedereen is ondersteboven en vol medelijden voor dit kindje dat in een voederbak ligt en dat de Redder is van de mensheid en de schepper van de wereld.

« En er waren daar in de buurt herders. »

En dit opmerkelijk verhaal gaat verder. De scènes volgen elkaar op en voeren talrijke personages ten tonele. Ze zullen een ogenblik uit het duister tevoorschijn komen en er dan in terugkeren, en men zal niet meer weten wat er van hen geworden is. Maar de roem die ze in die kerstnacht gekregen hebben is onvergankelijk. De arme herders zijn beroemder geworden dan de beroemdste filosofen of denkers... Ze staan nog steeds in onze kerststallen.

Met een constante voorliefde richt God zich tot de herders. Hij houdt van de herders omdat Hij zelf de herder van zijn volk is. Hij wilde in hen de voorafbeelding zijn van wat zijn Zoon zou zijn als Hij onder ons zou komen : een herder, een hoeder. En dat was ook zo te Fatima. Wat zal Onze-Lieve-Vrouw doen als er geen herders meer zijn !

De herders zijn arm, op zichzelf, contemplatief. Terwijl ze de ogen ten hemel opgeslagen hadden « verscheen de Engel [in het enkelvoud] van de Heer hen » : waarschijnlijk was het de aartsengel Gabriël.

Het is een ware transfiguratie die ons doet denken aan de Gedaanteverandering op de berg Thabor. Deze engel komt van God en draagt met zich mee de wolk die eigen is aan God, die Gods glorie is. En de herders voelen zich in die gelukzalige wolk opgenomen, want men kan in die wolk, die tegelijk licht en warmte is, niet binnengeleid worden zonder dronken te worden van de glorie van God, helemaal doordrongen van zijn glorie, zijn heiligheid en zijn geluk, zoals dit Petrus, Jacobus en Johannes overkomen is. Deze herders worden omgeven door de aanwezigheid van God.

« Ze werden door een grote vrees bevangen. »

Het is de vrees die men ervaart in tegenwoordigheid van God. Alle grote heiligen hebben dit ervaren. We hebben te maken met een verschijning van God aan de mensen en als de moderne geleerden deze verhalen als legenden zien, misleiden ze ons en zichzelf, want het gaat om de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid. Het is de Zoon van God die daar is. Hij is het die daar geboren wordt voor het heil van de mensheid. En die exegeten zouden God willen beletten een groot mirakel te doen en een engel te laten verschijnen om de mensen, door toedoen van deze nederige herders, op de hoogte te stellen van zijn grootsheid en het prachtige geschenk dat Hij aan het geven is ? Heeft God in al zijn majesteit niet het recht om midden onder de mensen te komen met zachtheid, nederigheid en liefde ?

Tot onze vreugde moeten we begrijpen dat God, in al zijn glorie, ervan houdt zich in kleinheid te openbaren opdat deze glorie ons niet zou verpletteren, maar ons een grote vreugde zou geven vergezeld door de godsdienstige vrees van deze nederige herders die plots in tegenwoordigheid gesteld worden van Gods glorie.

« En de Engel zei hun : “ Ik kondig u een grote vreugde aan voor het hele volk ”. »

Heel het volk, dat is heel het uitverkoren volk, heel het volk van God dat de Kerk zal worden, alle naties van de wereld. Dat is de grote vreugde die voor ons aangekondigd werd aan de herders : « Vandaag is in de stad van David een redder geboren » : alles is hiermee gezegd. Dit kind is onze Verlosser, Verlosser van de mensheid die het bevrijdt uit de zonde, vrijkoopt uit de greep van de hel. Hij is de Christus : de Koning die recht heeft op onze aanbidding en onze eerbied. En het is de Heer omdat Hij de Zoon van God is, de Koning van de wereld, de Verlosser van de mensheid. Alles is gezegd.

« En dit is het teken waaraan ge Hem zult herkennen. »

Waaraan herkent men Christus, de Verlosser ? Aan zijn gouden kroon ? Aan zijn koninklijke mantel ? Aan zijn scepter van rechter ?

« Gij zult een kind vinden dat in doeken is gewikkeld en in een kribbe ligt. »

Wanneer het Allerhoogste zich wil openbaren aan de mens neemt het geen menselijke grootsheid aan, die bespottelijk zou zijn ten overstaan van de grootsheid die het ons wil openbaren. De verhevenheid van God kan zich slechts openbaren in de kleinheid en aldus is dit het teken dat het werkelijk de Heer is en niet een of andere valse messias. De echte Messias heeft geen gouden kroon en purperen gewaad nodig. Hij laat zich kennen door de armoede waarnaar zijn Hart verlangd heeft.

« Plotseling was er bij de engel een heel leger uit de hemel. » Hoe wonderlijk is dit ! Nadat de grote aartsengel Gabriël zijn Aankondiging hernomen heeft aan alle herders van Bethlehem, komt een menigte engelen feest vieren met de mensen. Zonder hen zou onze vreugde niet een zelfde intensiteit, een zelfde volmaaktheid kennen. De engelen zijn daar bij het begin van het leven van Jezus aanwezig en we zullen ze niet meer terugzien. Ze zijn er één enkele keer om de grote gebeurtenis te bevestigen van de dag waarop de Hemel de aarde geraakt heeft.

Wat een prachtig verhaal ! Bemerk in welke mate wij er belang bij hebben het Evangelie woord per woord te overwegen. Al deze woorden zijn door God geïnspireerd geweest. Dit Evangelie zal men tot aan het einde van de wereld in de Kerk blijven vieren en het is door dit Evangelie dat de vreugde van Kerstmis de mensen bereikt.

En als wij niet langer de vreugde van Kerstmis bezitten, de christelijke vreugde over de Zoon van God, de Verlosser, die onder ons kwam in de zo bescheiden en ontroerende gedaante van een kind, dan zal de mens elke vreugde verliezen en zal hij slechts haat, oorlog en vervloeking door God kennen. We verkeren hier in deze vreugde : laten we ze bewaren, leren we ze aan onze kinderen aan, geven we hen gedurende heel het feest van Kerstmis deze onvergelijkbare vreugde opdat zijzelf zich voeden met deze vreugde en ze leren aan hun kinderen, en opdat aldus onze gezinnen doorgaan met het vieren van Kerstmis tot aan het kerstfeest van het eeuwig leven.

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilie van de middernachtmis, 25 december 1985