13 NOVEMBER 2016
In de geloofsafval van de eindtijd
HET eschatologisch discours in hoofdstuk 21 van het Evangelie van Sint-Lucas is een uiterst coherente tekst, ondanks de schijnbare tegenstrijdigheden : die zijn te wijten aan het feit dat de manier waarop men aankeek tegen politieke en militaire, of eenvoudigweg menselijke gebeurtenissen, niet dezelfde was tweeduizend jaar geleden. Ik laat me dus onbevangen meevoeren door mijn tekst.
« Sommige leerlingen van Jezus spraken over de Tempel, vol bewondering voor de fraaie stenen en de geschenken van de gelovigen. Jezus echter zei hen : “ Er zal een tijd komen dat van alles wat gij daar ziet geen steen op de andere zal blijven ; ze worden allemaal neergehaald ” ».
Het gaat om de Tempel van Jeruzalem waar God gedurende eeuwen gewoond heeft, waar Hij nog steeds woont tijdens het leven van Christus. Die Tempel bestaat uit fraaie stenen en men vermeldt de wijgeschenken : er bevonden zich allerlei soorten zwaarden, vergulde schilden, voorwerpen zoals in onze bedevaartkerken, die het getuigenis waren van dankzeggingen van de mensen van Israël die begunstigd geweest waren door Gods zegeningen. De Tempel was zodanig bedekt met goud en verguld dat men zei dat men er niet kon naar kijken op zonnige dagen zonder blind te worden ; zodanig werd men door zijn schittering verblind. Dat is overdreven, maar het toont toch goed de schoonheid en rijkdom van deze Tempel aan.
Dan zegt Jezus : « Er zal een tijd komen dat van alles wat gij daar ziet geen steen op de andere zal blijven ; alles zal worden vernield ». Zijn leerlingen stellen Hem meteen de vraag : « Meester, wanneer zal dat plaatsvinden ? En wat zal het teken zijn dat dit gaat gebeuren ? »
Er is dus sprake van het teken van de grote gebeurtenissen die, in de gedachten van de apostelen, weldra zullen komen en die betrekking zullen hebben op de machtige terugkeer van Christus. Jezus is daar, de Messias. Hij doet kleine wonderen, maar Hij is nog niet de Koning van zijn volk. Hij heerst niet over de wereld. De leerlingen, de apostelen zijn ongerust bij het zien van deze nederigheid van Christus. Ze wachten de dag af van de afkondiging van zijn rijk ; alleen dat interesseert hen.
“ Het ” teken ? Er zijn veel dingen die weldra zullen gebeuren, laat Jezus verstaan, maar geen van deze dingen zal het teken zijn dat jullie verwachten, het teken van mijn komst in glorie. « Daarop zei Hij hen : “ Kijk uit, laat u niet op een dwaalspoor brengen [wat het teken betreft]. Want velen zullen optreden in mijn naam en zeggen : “ Ik ben het ”, of nog : “ De tijd is gekomen ! ” « Jullie zullen dus misleid worden over de vraag die jullie net hebben gesteld. Mensen gaan zeggen : « Kijk, ik ben de Christus die terugkeert ! » ; ofwel mensen die het tijdstip zullen aankondigen : « Het zal morgen gebeuren, het zal binnen drie maanden gebeuren ! »
« “ Loop niet achter hen aan. Wanneer gij hoort van oorlogen en onlusten, wees dan niet verontrust. Want dat moet eerst gebeuren, maar het is niet meteen het einde. ” Toen zei Hij hun : “ Het ene volk zal opstaan tegen het andere en het ene koninkrijk tegen het andere. Er zullen zware aardbevingen zijn en op verscheidene plaatsen hongersnood en pest ; en er zullen zich schrikwekkende en grote tekenen voordoen aan de hemel ”. »
Hier vinden we woorden terug van voorspellingen van apocalyptische gebeurtenissen. Laat onze verbeelding hier niet op hol slaan, zonder nochtans te ontkennen dat het om gebeurtenissen gaat die zullen plaatsvinden. Het is de bedoeling van Jezus om zijn leerlingen te waarschuwen. Vreselijke dingen zullen gebeuren : oorlogen, aardbevingen, hongersnood, valse verschijningen... Maar sta niet op de uitkijk voor de laatste nieuwtjes !
Vóór al deze tekenen, die het einde der tijden laten uitschijnen, « ... voordat dit allemaal zal gebeuren, zal men u oppakken en vervolgen, u uitleveren aan de synagogen en u gevangenzetten. Gij zult worden voorgeleid aan koningen en gouverneurs omwille van mijn naam. Dat geeft u de gelegenheid om te getuigen. »
Door het getuigenis, dit wil zeggen het martelaarschap. Jezus doelt hiermee op zijn apostelen. En inderdaad, alle apostelen zullen martelaar zijn.
Hier voegt Marcus iets heel belangrijks toe ; hij is de enige die dit zegt. Hij vertelt wat Petrus voor hem gezegd heeft : « Eerst moet het Evangelie gepredikt worden aan alle volkeren. »
Toen ik een kind was, zei men me : het einde van de wereld zal niet komen alvorens alle volkeren geëvangeliseerd zijn. Die uitspraak verwees naar deze passage. Door hem in zijn historische context te plaatsen betekent ze eenvoudigweg dat de verwoesting van Jeruzalem niet zal plaatsvinden alvorens alle volkeren het evangelie ontvangen hebben. Maar in die tijd betekende « alle volkeren » Rome, Spanje, Gallië ; men ging niet verder. Welnu, Sint-Petrus zal naar Rome gaan, Sint-Paulus ook. Sint-Paulus zal waarschijnlijk naar Spanje gaan voor het jaar 70. Eerst moet dus de Naam van Christus gekend zijn onder alle volkeren, door heel de beschaafde wereld, opdat men de betekenis zou begrijpen van de komende gebeurtenissen.
Ten tweede zullen de apostelen hun getuigenis moeten afleggen tot het martelaarschap toe. « Neem u heilig voor om u er van tevoren geen zorgen over te maken hoe gij u zult verdedigen. Want Ikzelf zal u wijze woorden in de mond leggen, zodat geen van uw tegenstanders u zal kunnen weerstaan of tegenspreken. »
Jullie zullen een wijsheid, een welbespraaktheid aan de dag leggen waardoor jullie alle tegenstanders de mond zullen snoeren. Jullie getuigenis zal dus vrucht dragen.
« Gij zult zelfs door uw ouders, uw broers, uw familie en vrienden worden uitgeleverd en sommigen van u zal men zelfs ter dood brengen. Gij zult door iedereen gehaat worden vanwege mijn Naam. Maar geen haar van uw hoofd zal gekrenkt worden. Als gij volhardt, zult gij uw leven winnen. » Dat wil zeggen : wees trouw tot het einde.
Deze woorden zijn gericht tot de apostelen en het gaat eenvoudigweg om de jaren die zullen verlopen na de dood en de Verrijzenis van Jezus. Er zal heel wat gebeuren, maar tevoren zullen jullie meteen vervolgd worden en zelfs omgebracht. Jullie moeten zich hierover geen zorgen maken, het is normaal, het is zo dat jullie een krachtig zullen geven, want het Evangelie zal zich over heel het keizerrijk verspreiden. Vervolgens zullen er aardbevingen zijn, vreselijke dingen die de overwinning van Christus zullen voorafgaan en de instelling van zijn machtig rijk.
« Als ge volhardt, zult ge uw leven winnen. » Deze waarschuwing van Jezus is duidelijk de overweging waard bij de sluiting van het liturgisch jaar, want het is evident dat we in de eindtijd leven. Het is de tijd van de grote geloofsafval aangekondigd in de H. Schrift, waarin Satan ontketend is, de tijd van de actieve strijd tegen het kwaad dat niet alleen de Kerk van buitenaf aanvalt, maar ook in de Kerk en de zielen binnendringt, zelfs de christelijke. Satan verteert de Kerk van binnen uit en hij wordt losgelaten om niet alleen de heidenen, maar ook de christenen, de katholieke Kerk te ziften, zodanig dat het werkelijk alleen de heiligen zullen zijn die zullen overblijven en die God eer zullen brengen,
Zij die zullen standhouden tijdens deze ultieme geloofsafval zullen aan Christus een schitterend getuigenis van liefde afleggen. Dat is wat Jezus Christus verwacht. En dan ? Hij zal terugkeren, misschien morgen, binnen vijf jaar, binnen vijftig jaar, binnen vijfhonderd jaar. Ik weet het niet, maar Hij zal terugkeren wanneer alles verloren lijkt en wanneer, onder het gekerm in de concentratiekampen, de christenen, de laatste christenen zullen verlangen naar zijn komst, bevreesd van om te komen. Maar vanuit een bovennatuurlijk perspectief zal dit het mooiste getuigenis van lofzang zijn dat men tot Christus kan richten. Laten we dus, bij het beëindigen van dit liturgisch jaar, onze lamp brandende houden, ons geloof standvastig, onze hoop levendig, onze liefde vurig opdat we bij de terugkomst van Christus met Hem meegevoerd worden, wij en allen van wie we houden.
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de vespersermoenen van 24 november 1985 en 26 november 1967