HEEL ONZE GODSDIENST
IX. De gemeenschap van de heiligen
De vergiffenis van de zonden
Het eeuwig leven
DE GEMEENSCHAP VAN DE HEILIGEN
DE Kerk is het mystiek Lichaam van Christus. Daarom is zij Eén. Ik ben de wijnstok en gij zijt de ranken, zei Jezus. Eenzelfde sap, dat vanuit Hem vertrekt, loopt in allen rond en brengt er dezelfde vruchten voort. Zo zijn in en door de Kerk alle zielen verenigd met Jezus en door Jezus zijn zij onderling verenigd in eenzelfde genade, eenzelfde innerlijke geloof, eenzelfde hoop en eenzelfde liefde.
Wij zijn allemaal samen slechts één lichaam, zegt Sint-Paulus, ledematen van elkaar. Omdat de zielen leven van het Leven van Jezus, lijden, groeien en heiligen zij zich samen, niet alleen door de liefde maar ook door wederzijdse invloed. Dat is de gemeenschap van de heiligen.
De Kerk gelijkt op een gezin. De geestelijke schat die zij bezit deelt zij met al haar kinderen, zoals een familiebezit: deze schat zijn de sacramenten, de genaden die zij ontvangt, de verdiensten die zij verwerft, het goede dat elke dag in haar gebeurt, alle offers, gebeden, aalmoezen... Deze geestelijke goederen zijn de enige belangrijke want het zijn de enige die wij hier beneden tot in het oneindige toe kunnen delen en die onze rijkdom in de hemel zullen uitmaken.
Omdat wij door ons doopsel kind van de Kerk geworden zijn, kan elk van ons uit de schat van onze heilige Moeder putten, op voorwaarde van in staat van genade te zijn! Hoe vuriger en vrijgeviger een ziel is, hoe meer zij deelneemt aan de gemeenschappelijke schat van de Kerk. En hoe trouwer deze ziel er gebruik van maakt, hoe meer vrucht zij eruit haalt.
De zondaars daarentegen die zich uit het mystieke Lichaam van Christus hebben uitgesloten door hun doodzonden, kunnen alleen maar door de bemiddeling van heilige zielen gered worden, als in weerwil van henzelf. Er zijn hopeloze gevallen, die zonder de verdiensten, de gebeden, de missen en de offers van een of ander godvruchtig persoon, regelrecht naar de hel zouden zijn gegaan.
Onze-Lieve-Vrouw van Fatima heeft het tegen de drie herdertjes gezegd op 19 augustus 1917: Bid, bid veel en breng offers voor de zondaars want vele zielen zijn in de hel omdat zij niemand hebben die zich voor hen offert en voor hen bidt.
Dit heerlijke dogma van de katholieke Kerk breidt de gemeenschap van de heiligen ook uit tot de levenden en de doden, de aarde en de hemel en het vagevuur. De dood scheidt de leden van de Kerk niet: er zijn degenen die nog hier beneden blijven: de strijdende Kerk, degenen die al in het hiernamaals zijn: de lijdende Kerk in het vagevuur, en de zegevierende Kerk in de hemel. De liefde die de christenen onderling verenigt is sterker dan de dood. Heeft de heilige Teresia van het kindje Jezus niet gezegd dat zij haar hemel zou doorbrengen met goed te doen op aarde?
Zo zijn wij door de gemeenschap van de heiligen verenigd met de heiligen in de hemel door de gebeden die wij tot hen richten en door de genaden die zij voor ons verkrijgen. De heiligen bemiddelen voor ons, zijn aandachtig voor onze smeekbeden en zo werken zij in de hemel. God wil dat wij tot de heiligen bidden. Daarom heeft de Kerk ook altijd de praktijk aanbevolen van novenen, bedevaarten enzovoort.
Dank zij de gemeenschap van de heiligen zijn wij verenigd met de zielen in het vagevuur door de missen, de gebeden, de offers en de goede werken die wij God aanbieden voor hun verlichting en om de tijd van hun zuivering in te korten, want onze overledenen kunnen niets meer verkrijgen voor zichzelf. In ruil bemiddelen zij heel sterk voor ons en verkrijgen zij talrijke genaden voor de leden van de strijdende Kerk, dus zij die nog vechten tegen de duivel, de wereld en hun slechte natuur.
De gemeenschap van de heiligen is iets prachtigs!
DE VERGIFFENIS VAN DE ZONDEN
Dit artikel van het credo over de vergeving van de zonden is echt van kapitaal belang.
Als er een duidelijk goddelijke macht bestaat, een macht die de mens te boven gaat en waaraan hij grote behoefte heeft, dan is het wel die om de zonden te vergeven. Alleen Jezus Christus kon de zonden kwijtschelden: Hij schold ze kwijt aan Maria Magdalena, aan de lamme, aan de overspelige vrouw, aan alle zieken waarvan Hij de zielen èn de lichamen genas. Hij zond hen heen en zei: Ga heen en zondig niet meer.
De zonde beledigt God en het komt alleen God toe deze belediging die Hem is aangedaan te vergeven. Alleen God kan beslissen om niet meer beledigd te blijven en te vergeven. Hij heeft dat gedaan door Jezus, zijn goddelijke Zoon, die zichzelf als offer heeft aangeboden op het kruis om deze vergeving te verkrijgen.
Daarna heeft Jezus deze goddelijke macht om de zonden te vergeven toevertrouwd aan zijn apostelen. Op de dag zelf van zijn verrijzenis heeft Hij hen in uitdrukkelijke bewoordingen gezegd: Ontvang de heilige Geest: wier zonden gij vergeeft hun zijn ze vergeven, wier zonden gij weerhoudt, hun zijn ze weerhouden.
Welke zonden? Alle zonden zonder uitzondering! De barmhartigheid van God is eindeloos. Zij verleent vergeving aan al wie er oprecht en nederig en met groot inwendig berouw om vragen.
De zonden worden vergeven door God - dit is vergeten - omdat ze afgewassen zijn in het Bloed van Jezus door de sacramenten.
De Kerk vergeeft de zonden voornamelijk door de sacramenten van het doopsel en de biecht.
- Door het doopsel vergeeft de Kerk de erfzonde. Door de gebaren en de woorden van het sacrament verjaagt zij de duivel. Op hetzelfde ogenblik doordrenkt de heilige Geest de handelingen van de Kerk met zijn goddelijke macht en doet hen het Leven voortbrengen, dit is de genade. Zo worden de slechten door het doopsel rechtvaardig en goed, degenen die aan Satan toebehoorden worden kinderen van God.
- Ongelukkiglijk is het moeilijk voor ons om de onschuld van ons doopsel te bewaren. Onze slechtheid doet ons dikwijls nieuwe zonden bedrijven. Daarom heeft de Kerk een andere macht van Jezus Christus ontvangen, die zij heeft toevertrouwd aan de apostelen en aan hun opvolgers: het sacrament van boete, de biecht.
Wij moeten ons alleen maar komen aanbieden voor de boeterechtbank, om onze zonden te komen belijden en dan vergeeft de Kerk ons altijd maar weer door te putten in de oneindige verdiensten van het kruis en van het kostbaar Bloed van Jezus en van de gemeenschap van de heiligen. Laten wij ervan houden om dikwijls deze vergeving in de biecht te ontvangen voor de kwijtschelding van onze zonden!
HET EEUWIG LEVEN
DE DOOD
De dood is de scheiding van de ziel en het lichaam. Het is de voltooiing van de boete voor de erfzonde en blijft een straf. Wij zijn allemaal op weg naar de dood en op een dag zal hij ons komen verrassen.
Vooraleer binnen te gaan in onze eeuwigheid zullen wij het oordeel van God moeten ondergaan. Deze rechtvaardige Rechter zal dan al onze daden wegen. Wij moeten schrik hebben voor dit oordeel, maar wij moeten ook een groot vertrouwen hebben in de barmhartigheid van onze hemelse Vader...
HET BIJZONDER OORDEEL
Na de dood volgt het bijzonder oordeel. Zal dit plaats hebben in de minuut vlak na na onze dood? Is er een zeker uitstel? Niemand weet het. Vast staat dat ieder van ons na zijn dood door zijn Schepper en Meester zal geoordeeld worden.
Dit oordeel zal gebeuren volgens een dubbel principe:
- Wij zullen geoordeeld worden over de staat waarin onze ziel zich zal bevinden op het ogenblik van onze dood. Als wij in staat van doodzonde zijn, zullen wij onder de vervloekten gerekend worden. Als wij in staat van genade zijn, zullen wij toegelaten worden onder de geredden. Onze Meester heeft ons in het Evangelie wel honderd maal aanbevolen te waken en te bidden want Hij zal komen als een dief, onverwachts.
- De Kerk leert ons ook dat in dit bijzonder oordeel heel ons leven zal gewogen worden: aan de ene kant zullen al onze goede daden en onze verdiensten liggen; aan de andere kant al onze slechte daden en al onze zonden.
Wij moeten er aan denken: om gered te worden volstaat het niet de sacramenten op het laatste ogenblik te ontvangen en mij voor te bereiden om te sterven als ik daartoe nog de kracht heb. Want het is heel mijn leven dat telt. In de loop van de jaren is elke zonde die ik vrijwillig begaan heb, elke lafheid, mijn schuld komen verzwaren en de pijnen die ik zal moeten ondergaan verergeren. Zo zal de goddelijke Rechtvaardigheid ook al mijn deugdzame daden, mijn inspanningen –hoe klein ook-, mijn gebeden en alle Weesgegroeten die ik heb gezegd tellen. Zullen die zwaarder doorwegen dan mijn fouten? Dus om de hemel te verdienen moet ik elke dag inspanningen doen en verdiensten verzamelen. Laten wij dikwijls denken aan de kortheid van het leven! En het is in dit zo korte leven, door zo'n kleine daden,dat wij beslissen over ons eeuwig lot! Het is onbezonnen de genaden die ons van dag tot dag gegeven worden te verspillen.
DE EEUWIGHEID
Na het bijzonder oordeel zullen wij onze eeuwigheid binnengaan en zullen wij voor altijd, altijd, altijd vastzitten in de staat waarin de dood ons zal verrast hebben. Deze eeuwigheid zal de hemel òf de hel zijn, daarover bestaat geen twijfel. Behalve als we, alvorens de hemel binnen te mogen, nog langs het vagevuur moeten gaan om de zuivering van onze zielen te voltooien, als wij tenminste al op de goede weg waren.
HET VAGEVUUR
Het vagevuur is de verplichte doorgang door een plaats van boete. Maar die boete zal niet meer bestaan uit de gemakkelijke offertjes die wij hier op aarde kunnen brengen, maar uithet vuur van het vagevuur. Het is een echt vuur dat brandt en onze zielen zuivert. Het lijden van het vagevuur is ontegensprekelijk een afgrijselijke pijn. De Openbaring leert ons dit en de private openbaringen aan de heiligen bevestigen het.
Maar tegelijkertijd zijn de zielen in het vagevuur ookbuitengewoon blij omdat zij zeker zijn van hun eeuwig geluk en zij danken God daarvoor. En naarmate hun straf verloopt, vergroot hun vreugde bij de gedachte dat zij weldra die zo goede en zo schone God zullen terugzien die zij op hun oordeelsdag even hebben mogen zien. De zielen in het vagevuur zijn in zo een grote vreugde dat zij willen lijden: zij willen dit lijden dat hen zuivert en hen voorbereidt om voor God te verschijnen, om binnen te gaan in hun gelukzaligheid.
Toch is dit vuur ondraaglijk voor hen omdat zij met hevig verlangen naar God smachten. Hun liefde voor God wordt zo brandend dat hun lijden daardoor nog groter wordt. Daarom moeten wij bidden voor de zielen in het vagevuur om hun straf te verkorten, in de wetenschap dat als zij in de hemel zullen zijn, zij dit ons in genaden zullen vergelden.
DE HEL
Nu moeten we ook over de hel praten. Wij moeten bang zijn voor de hel want het is onze eeuwige verdoeming! De hel is zo vreselijk dat wij het niet kunnen begrijpen. Het is een schandaal voor het menselijk verstand omdat ons verstand niet in staat is om de onmetelijkheid van de liefde van God te begrijpen en de zwaarte van de belediging die de mens Hem aandoet als hij uit vrije wil tegen Hem in opstand komt en een doodzonde begaat.
De mens is in staat om God een oneindige belediging aan te doen, maar hij zal daarvoor gestraft worden met een oneindige straf. Oneindig in lijden, zoveel als de mens kan dragen, en oneindig in de tijd. Dat is de hel! Het is een dogma van ons geloof dat de hel nooit, nooit een einde zal hebben! Als de hel een einde kon hebben, zou het de hel niet meer zijn omdat de verdoemden die er in zitten er zich over zouden kunnen verheugen er weldra uit te mogen. Ze zouden zich dan in hun hooghartigheid superieur aan God voelen omdat zij, ondanks de minachting die ze op aarde voor Hem gehad hebben, uiteindelijk toch bij Hem kunnen komen. Nee, nooit zullen de zielen van de verdoemden in de aanwezigheid van God blijven! Zij hebben voor altijd de eeuwige gelukzaligheid verloren; zij leven in afschuw voor zichzelf en in een schrikwekkende wanhoop. Dat is de eeuwige vervloeking, de meest afschuwelijke straf.
Daarbij komt dan nog ander lijden dat het deel van de vervloekten is: de afgrijselijke straf om samen te leven met andere vervloekten en met de duivels, de foltering van de zintuigen, het vuur dat vreet zonder te verteren.
Wij moeten mediteren over de hel. De schrik voor de hel is het begin van de wijsheid. Wij moeten ook vaststellen dat Jezus heel dikwijls over deze plaats heeft gesproken, over zijn onblusbare vlammen, over het geween en het tandengeknars. Jezus zelf heeft er ons een heilige afschuw voor willen inprenten opdat wij vurig zouden verlangen om naar de hemel te gaan en te genieten van het eeuwig geluk.
DE HEMEL
Hoe de gelukzaligheid van de hemel uitleggen?
Hier beneden zijn de vreugden broos en van voorbijgaande aard omdat zij voortspruiten uit de kleine dingen van het leven. Deze vreugden zijn als kruimels die tussen de vingers van de Schepper gegleden zijn. Maar wat zal het in de hemel zijn als wij de vreugde zullen kennen God te zien, één te zijn met Hem en tegelijkertijd ook opgenomen te worden in de grote familie van de heiligen! En dit geluk zal altijd blijven duren! Tegelijkertijd zullen wij ook overstelpt worden met andere vreugden zoals onze geliefden terugzien, zonder nog ooit van hen gescheiden te worden, hen van gedaante veranderd te zien, vol schoonheid en eindeloos gelukkig.
Ja, de hemel is een plaats waarnaar wij met heel ons wezen verlangen. En de gedachte aan de vreugde van de hemel geeft een buitengewone moedom de moeilijkheden van het leven te dragen.
De hemel is vlakbij! Wij kennen vrienden, broers en zussen, ouders en grootouders die vlakbij ons leefden, niet lang geleden nog en die nu dood zijn. Wij hopen dat zij in de hemel zijn. Het is zo gemakkelijk voor een christen om naar de hemel te gaan! Wij zouden volledig schuldig en verwerpelijk zijn als we niet het noodzakelijke doen om er naartoe te gaan.
- Maar ik ben een zondaar!
- Ga dan biechten! Heb berouw en verander van levenswijze! Houd altijd de gedacht aan de hemel voor ogen en, zo nodig, ook de gedachte aan de hel!
Laat ons dikwijls aan onze eigen dood denken! Laten wij aan ons oordeel denken, stel je Jezus voor die jou gaat oordelen. Denk aan jouw eeuwigheid, aan de hemel, aan de hel.
Als ik naar de hel ga, dan ben ik verloren! Waartoe heb ik dan geleefd? Waartoe dienden dan die voorbijgaande pleziertjes op de aarde?
Als ik naar de hemel ga, wat een geluk! Wat een gelukkige kinderen van God zijn wij, daar wij de hoop hebben naar de hemel te gaan, God van aangezicht tot aangezicht te zien, opgevangen te worden in de armen van Onze-Lieve-Vrouw, opgenomen te worden in de rangen van de engelen en de heiligen, die ons hun bescherming en hun tedere liefde zullen tonen. Wat een heerlijk vooruitzicht!
Dat is wat ons te wachten staat, elk van ons, persoonlijk, binnenkort! De jaren gaan voorbij... Nog vijf jaar, nog tien jaar? Hoeveel nog? Dat weten wij niet... Maar plots... is het zo ver!
Op aarde hier zullen ze over mij zeggen: Weet je dat x gestorven is? Een beetje plots, ja... Wat gaat het leven snel voorbij, sneller dan je zou verwachten, maar ja, hij is dood!En de wereld zal verdergaan en zich niets meer van mij aantrekken. Mijn familieleden zullen misschien voor mij bidden of misschien vergeten ze het... en ik, ik zal daar staan, vastgepind in mijn eeuwig lot. Hopelijk is het er een gelukkig!Bij mijn dood zal ik het eeuwig leven binnengaan dat altijd, altijd zal duren! De Apocalyps zegt: God zal al de tranen uit hun ogen wissen. Hij zal hen aan zijn tafel doen aanzitten en Hij zal hen dienen!
De gedachte hieraan alleen al kan ons een afkeer doen krijgen van de zonde op het ogenblik waarop wij ze bedrijven! Deze gedachte alleen al kan onze liefde voor Jezus verlevendigen en ons de gepaste gebeden en offers doen vervullen!
DE VERRIJZENIS VAN HET LICHAAM
Allen zullen herleven in Christus, zegt Sint-Paulus. De Kerk bevestigt dat op het ogenblik van het laatste oordeel op het einde van de wereld, net zoals Jezus uit het graf is gekomen en verrezen is, de graven zullen opengaan en de Adem van God alle lichamen zal doen herleven. De ziel van elke mens zal zich dan weer verenigen met zijn eigen lichaam en er nooit meer van gescheiden worden. De lichamen van de gelukzaligen zullen verrijzen voor het eeuwig geluk, maar het lichaam van de verdoemden voor de eeuwige hel. Deze laatsten zullen zoals afschuwelijke en vormeloze monsters worden, gelijkend op de demonen, terwijl de lichamen van de uitverkorenen zullen gelijken op de engelen. Ze zullen bekleed zijn met de glorie van God en van gedaante veranderd zijn door het Licht van de hemel!
SAMENVATTING
DE GEMEENSCHAP VAN DE HEILIGEN
De Kerk is het mystieke Lichaam van Christus. In Hem zijn wij ledematen van elkaar. Wij kunnen de geestelijke goederen die wij ontvangen onder elkaar delen. Wij kunnen er zelfs de zondaars voordeel mee laten doen.
De gemeenschap van de heiligen breidt zich ook uit over de levenden en de doden, over wie op aarde is, in de hemel en in het vagevuur.
DE VERGEVING VAN DE ZONDEN
De zonden vergeven is een goddelijke macht want de zonde beledigt God mateloos: Alleen God kan zo'n belediging vergeven. Jezus, de Zoon van God, heeft de zonden vergeven door ze uit te boeten met zijn offer op het kruis. Na zijn verrijzenis heeft Hij deze macht gegeven aan zijn apostelen en hun opvolgers. Zij kunnen alle zonden zonder uitzondering vergeven.
De Kerk vergeeft de zonden vooral door de sacramenten van het doopsel en de biecht.
HET EEUWIG LEVEN
- de dood: is de scheiding van de ziel en het lichaam. De dood is niet alleen maar een straf, maar als ze verenigd wordt met de dood van Jezus is ze verdienstelijk en heilig. Sterven is binnenstappen in het eeuwig leven. De christen denkt veel aan zijn dood en bereidt er zich heel zijn leven lang op voor. Hij verlangt naar de dood als een verlossing. Inderdaad na de dood zal hij niet meer kunnen zondigen of God mishagen.
- het bijzonder oordeel: na de dood oordeelt God de ziel op haarstaat van dat ogenblik en op de goede of de slechte daden van heel haar leven. Als zij in staat van doodzonde is, is zij verdoemd. Is zij in staat van genade, dan is ze gered.
- de eeuwigheid: zal zijn: de hemel, met een tijd in het vagevuur, ofwel de hel voor altijd, altijd, altijd...
DE VERRIJZENIS VAN HET LICHAAM
Aan het einde van de tijden, op het ogenblik van het laatste oordeel, zal God de lichamen doen verrijzen en ze herenigen met hun eigen ziel: zij zullen voor eeuwig de gelukzaligheid of de verdoeming met elkaar delen.