HEEL ONZE GODSDIENST

VIII. De heilige Geest en de Kerk

JEZUS is verrezen uit de doden, zoals Hij had aangekondigd: dat alleen al bewijst dat Hij geen bedrieger is, maar dat Hij wel degelijk de Zoon van God is.

De verrijzenis is het bewijs van de godheid van Jezus.

Na zijn verrijzenis is Jezus nog een heel reëel wezen, dat verder leeft. Maar Hij is van de hemel geworden, zoals zijn verschijningen het duidelijk maken.

Ook al is Hij niet meer zichtbaar voor onze ogen, toch blijft Jezus aanwezig onder ons. Daarom ook heeft Hij gehoord wat Thomas zei en antwoordt Hij op zijn ongelovige woorden. Het Lichaam van de verrezen Jezus is onzichtbaar omdat het een verheerlijkt Lichaam is: Zijn vijanden kunnen Hem niets meer maken.

Door zijn verrijzenis openbaart Jezus ons dat wij allemaal eens deze omvorming van ons lichaam zullen kennen: als Jezus zal terugkeren om de levenden en de doden te oordelen, zullen onze lichamen verrijzen, de ene tot de eeuwige gelukzaligheid in de hemel, de andere tot de vervloeking van de eeuwigdurende hel.

Als Jezus zou gestorven zijn zonder daarna te verrijzen, dan zou onze hoop nutteloos zijn! Dan zou het niet nodig zijn om als christenen te leven om de hemel te verdienen. Er zou geen Kerk geweest zijn, er zou geen Koninkrijk Gods geweest zijn. Maar Jezus is verrezen en Hij leeft eeuwig van dit nieuwe Leven dat Hij verworven heeft door de verrijzenis van zijn heilige mensheid en door zijn hemelvaart.

DE HEMELVAART VAN JEZUS

Hemelvaart (Barth)Inderdaad, op de verrijzenis van Christus volgde, veertig dagen later, zijn hemelvaart. Na zijn laatste aanbevelingen aan zijn leerlingen, en na hen bevolen te hebben aan alle naties het evangelie te prediken, keert Jezus terug naar de hemel aan de rechterhand van God, zijn Vader.

Hij vaart voor de ogen van zijn apostelen naar de hemel met zijn menselijk Lichaam: het is een ruimtelijke en absoluut reële verplaatsing. Jezus toont zo dat zijn verblijfplaats voortaan bij de Vader is en dat de hemel een plaats is.

Jezus lijkt ons voor een tijd te verlaten en de engelen verkondigen aan de apostelen dat op dezelfde manier waarop zij Hem hebben zien vertrekken, zij Hem zullen zien terugkeren op de wolken van de hemel aan het einde van de tijden om de levenden en de doden te oordelen.

Hij zal terugkeren met de plotsheid van een bliksemschicht, misschien seffens, misschien binnen één ogenblik, misschien gaan we vanavond niet meer slapen? De christenen hebben zo elk ogenblik op Hem gewacht want zijn terugkeer is nabij. Wanneer niemand Hem nog zal verwachten, dan zal Hij wederkomen.

Zijn afwezigheid gaat dus een zekere tijd duren. Dat zal de tijd van de Kerk zijn, en in die periode zullen de leerlingen het werk doen in zijn plaats en in zijn Naam.

Na Jezus naar de hemel te hebben zien gaan, keren de apostelen terug naar Jeruzalem, vol blijdschap en zeker dat vanuit de hemel Jezus hen met zijn macht zal bijstaan en dat Hij hen weldra de heilige Geest zal zenden, deze andere Trooster, opdat zij niet als wezen zouden achterblijven.

Jezus is dus afwezig voor mensenogen maar Hij laat hen niet alleen. Een grote zaak begint nu en zij zal in de komende eeuwen verdergaan. Waar de geschiedenis van het Oude Testament een aaneenrijging was van breuken, verval, straffen en telkens een nieuw begin, zo zal de geschiedenis van de Kerk er een zijn van volheid en onafgebroken groei.

DE HEILIGE GEEST

De heilige Geest, de Trooster, is de derde Persoon van de heilige Drie-eenheid. Hij komt voort uit de Vader en de Zoon maar is toch één met Hen: Hij is met de Vader en de Zoon één God. Hij is de levendige vlam van liefde tussen de Vader en de Zoon.

De Vader zendt ons door zijn Zoon hun heilige Geest. Deze maakt zijn woonplaats in onze zielen. Zo worden wij de tempels van de heilige Geest. Verheerlijk en draag God in jullie lichamen, zegt Sint-Paulus. De heilige Geest doet ons leven door zijn zeven gaven: wijsheid, verstand, raad, sterkte, wetenschap, godsvrucht en de vrees voor God.

De omvorming van de ziel door de heilige Geest heet de heiligmakende genade. De genade zuivert ons van onze zonden en maakt ons aangenaam in Gods ogen, als zijn kinderen en zijn erfgenamen, in staat om de verheven Drie-eenheid te zien en te beminnen. Maar bovendien maakt zij hier op aarde al van onze zielen een hemel waar de heilige Geest komt wonen, en met Hem de Vader en de Zoon. Zo doet de heilige Drie-eenheid door de genade haar goddelijk leven in ons overvloeien.

Na ons omgevormd te hebben en ons in staat van genade gesteld te hebben, onderhoudt en bewaart de heilige Geest die in onze ziel woont in ons dit goddelijk leven. Zonder Hem zouden we al vlug in de zonde hervallen. Daarom houdt Hij niet op met in onze ziel goede gedachten op te wekken en moedigt Hij ons aan tot goede werken. Hij is ons licht in onze twijfels, onze kracht in de bekoringen, onze trooster in ons verdriet, onze lof in het gebed.

Wanneer ons geweten met groot gezag en zachtheid tot ons spreekt: dat is zijn stem. Wanneer ons geweten bedroefd is om onze weerstand, is Hij het die droef is. Wanneer ons geweten ons goedkeurt, dan is dat Hij die getuigt dat wij hebben gehandeld als kinderen van God.

Al deze voortdurend herhaalde handelingen van de heilige Geest heten dadelijke genaden. Het is aan ons om volgzaam aan die genaden te zijn en er aan te beantwoorden! In welke omstandigheid ook, in welke moeilijkheid of bekoring ook, nooit ontbreekt het ons aan de genade van God, maar zijn wij het die niet beantwoorden aan de genade van God.

PINKSTEREN

Vooraleer Hij ten hemel voer, had Jezus aan zijn apostelen aangekondigd dat Hij hen zijn heilige Geest zou zenden, de trooster, de derde persoon van de heilige Drie-eenheid. In afwachting van deze belofte, sluiten zij zich op in het cenakel uit vrees voor de joden en bidden zij daar. In hun midden bevindt zich de Maagd Maria, met de heilige vrouwen en enkele leerlingen.

Tien dagen na de hemelvaart van de Heer, vierden de joden het Pinksterfeest, in herinnering aan de wet die Mozes van God zelf had gekregen. Die morgen waren de apostelen, zoals het hun gewoonte was, allemaal verzameld in het cenakel, toen ze plots een groot gedruis hoorden, zoals van een hevige wind. Tegelijkertijd zagen zij als tongen van vuur boven elk van hun hoofden verschijnen. Op dat ogenblik werden zij allen vervuld van de heilige Geest. Zoals Jezus het had beloofd, had Hij hun de heilige Geest gezonden. Deze vervulde de apostelen met zijn wijsheid en zijn kracht opdat zij het evangelie aan heel de wereld zouden verkondigen en Hij schonk hen de gave van de talen. Van dan af zal Hij niet meer ophouden hen bij te staan, volgens zijn persoonlijke zending van geestelijke heiligmaking.

DE PREDIKING VAN PETRUS

Het volk, dat op die dag rondliep in de straten van Jeruzalem, hoorde ook het groot gedruis en stroomde samen rond het cenakel.

De apostelen, die vervuld waren van een goddelijke vuur, gingen naar buiten om te prediken. Toen steeg de verrassing ten top. Want vanuit alle hoeken van de mediterrane wereld waren pelgrims gekomen, die allemaal verschillende dialecten spraken. Maar allen begrepen in de taal van hun geboorteland wat de apostelen zegden!

Petrus, die door Jezus was aangesteld als hoofd van de Kerk, nam toen, helemaal geïnspireerd door de heilige Geest, het woord. Hij bracht aan al deze joden in herinnering dat één van hun profeten, Joël, deze komst van de Geest van de Heer had voorzegd. Daarna herinnerde hij hen eraan dat Jezus beroemd was geweest onder hen door zijn voorspellingen en zijn wonderen, maar dat zij Hem schandelijk op het kruis hadden laten sterven.

En Petrus voegde hieraan toe: Deze Jezus, die jullie gekruisigd hebben, heeft God doen verrijzen en wij zijn getuigen van zijn verrijzenis! Nu heeft Hij in de hemel plaatsgenomen en Hij is het die nu zijn heilige Geest gezonden heeft, die Gij ziet en hoort: Heel het huis van Israël moet zonder enige twijfel weten dat God tot Heer en Christus heeft uitgeroepen deze Jezus die jullie, ja jullie, gekruisigd hebben.

DE EERSTE BEKEERLINGEN

Ontroerd door de redevoering van Petrus, vroegen velen hem: Wat moeten wij dan doen? Petrus antwoordde hen: Doe boete, en ieder van jullie moet zich laten dopen in de Naam van Jezus Christus ter vergeving van zijn zonden: dan zullen jullie de gaven van de heilige Geest ontvangen.

Die dag voegden zich drieduizend personen bij de leerlingen. Nu weet men dat deze eerste bekeerlingen Essenen waren.

Met hen begon de Kerk te groeien!

De leerlingen van Christus onderscheidden zich door hun heel grote liefde: velen onder hen legden hun geld in een gemeenschappelijke pot en vervolgens werd het aan iedereen uitgedeeld volgens ieders behoeften.

Degenen die de gave hadden om wonderen te doen, genazen de zieken. Petrus en Joannes genazen een kreupele die altijd aan de ingang van de tempel zat. Vanzelfsprekend kwam op dit wonder een groot aantal nieuwsgierigen af. Petrus maakte daar gebruik van om opnieuw de verrijzenis van de Heer te prediken.

Die dag telde men 5000 nieuwe christenen.

Dit succes van de apostelen kon niet anders dan mishagen aan de hogepriesters en aan allen die besloten hadden om Jezus te doden. Zij lieten dus Petrus en Joannes arresteren en voor hen dagvaarden. Maar met grote kalmte antwoordde Petrus hen: Daar jullie vragen in wiens Naam wij deze gebrekkige hebben genezen, weet dan, jullie allemaal en heel het volk van Israël: het is in de Naam van Jezus van Nazareth, die jullie hebben gekruisigd en die God heeft opgewekt uit de doden. Het is door Hem dat deze man zich nu voor ons bevindt. Hij is de steen die jullie, de bouwlieden, weggeworpen hebben, en die nu de hoeksteen is geworden. Het heil is bij geen andere te vinden!

Heel verveeld verboden de rechters van het sanhedrin aan Petrus en Joannes om te spreken en in de Naam van Jezus onderricht te geven. Maar de apostelen antwoordden dapper: Oordeel zelf of het rechtvaardig is eerder aan jullie te gehoorzamen dan aan God. Wij kunnen niet NIET zeggen wat wij gezien en gehoord hebben.

De rechtbank dierf niet tussenkomen want iedereen kende die kreupele die genezen was. Als zij Petrus en Joannes zouden veroordelen, zouden ze het gevaar lopen het volk ontevreden te stellen en dus besloten zij te wachten... Enkele maanden later sleepten ze één van de leerlingen van Jezus tot onder de muren van Jeruzalem om hem te stenigen. Dat zal de eerste martelaar worden: Sint-Stefanus. Net zoals hij, zullen alle apostelen hun leven geven voor Jezus.

DE APOSTEL PAULUS

Met Sint-Paulus zal de Kerk een nieuwe bloei kennen. Op Pinksterdag deed Jezus de apostelen het cenakel verlaten opdat zij de blijde boodschap van de redding zouden brengen aan de joden.

Jezus wil hen nu aanporren om buiten Jeruzalem te gaan, buiten Palestina dat zij niet durven verlaten. Jezus wil hen uitzenden om de hele wereld te veroveren.

Met dit doel voor ogen kiest Jezus een zekere Saül uit. Hij was een Farizeeër, geboren in Tarsus, die scrupuleus de joodse wet onderhield en ook het Romeinse burgerschap bezat tengevolge van een gunst die de keizer aan zijn vader had verleend.

Saül brandde van ijver voor de joodse godsdienst. Eens ging hij op weg naar Damascus, in het noordoosten van Palestina, om er christenen te zoeken en ze in de gevangenis te gooien. Maar onderweg verscheen de gekruisigde Jezus hem in heel de glorie van zijn goddelijkheid. Saül werd op de grond geslingerd. Hij vroeg: Wie zijt Gij, Heer?

Ik ben Jezus die jij vervolgt!

In één ogenblik begreep Paulus dat Jezus van Nazareth, die op het kruis gestorven was, echt de Messias was die door de Schriften was aangekondigd, dat hij echt de Zoon van God was, die verrezen was en voor altijd leefde.

Hij begreep ook dat Jezus één was met zijn apostelen en hij zou Hem nooit meer vergeten.

Saül bekeerde zich op staande voet en het vuur waarmee hij de christenen vervolgd had, gebruikte hij nu om zijn Evangelie te prediken; dat Jezus gestorven is en verrezen, dat hij werkelijk de Heer is.

Eerst zal Hij zijn Evangelie aan de joden verkondigen, maar die zullen weigeren het te aanvaarden en de apostel vervolgen. Saül zal dan zijn Romeinse naam Paulus aannemen en zich tot de heidenen keren.

In een eerste zending vertrekt hij uit Antiochië naar het eiland Cyprus en bezoekt daarna de stadjes van Klein-Azië. Een andere reis zal hem tot in Macedonië en Griekenland brengen. Na deze zending begeeft hij zich naar Jeruzalem om aan het eerste concilie deel te nemen. Tenslotte maakt hij een derde reis om alle steden te bezoeken waar hij al gepredikt had en kerken gesticht had. Onderweg ontving Sint-Paulus nieuws over zijn kleine christen-heden. Om ze te versterken in het geloof en ze te waarschuwen tegen de valse broeders en de slechte herders, schrijft hij prachtige brieven, die de Kerk heeft bewaard onder de naam van de Epistels van Sint-Paulus, en die wij nog in elke mis lezen.

DE KERK

Maria, Moeder van de Kerk (Barth)Vanaf haar geboorte heeft de Kerk dus een hoofd, door de Meester zelf verscheidene keren aangeduid: Petrus. Om Judas, de verrader, te vervangen, lieten de apostelen het lot trekken onder degenen die Jezus hadden gekend en gevolgd vanaf het begin: en zo werd Matthias verkozen. De apostelen waren nu terug met zijn twaalven, Paulus niet meegerekend.

Vanaf de oorsprong is de Kerk dus samengesteld uit een eerste Paus, Sint-Petrus, en de eerste bisschoppen, de apostelen.

De christelijke gemeenschap groeide dag na dag en de apostelen waren al vlug overbelast door de zorg voor de kerken; daarom vertrouwden zij ze toe aan zeven leerlingen, die men diakens noemde, wat wil zeggen: dienaars. Zo organiseerde de Kerk zich beetje bij beetje.

Weldra werden de apostelen in hun taak zelfs geholpen door ouderen (in het Grieks is dat presbyters, waarvan ons woord priesters komt). De taak die Jezus hun had toevertrouwd was drievoudig: de blijde boodschap prediken, de sacramenten toedienen, de Kerk besturen.

DE KERK IS EEN GODDELIJKE INSTELLING

De Kerk is dus gesticht door Jezus. Zij is geboren uit zijn lijden op het kruis. Vanuit de hemel bestuurt Hij haar en beschermt Hij haar. Zij is de ark van het nieuwe Verbond en het resultaat van het plan van God: zij is het mystieke Lichaam van Christus. Zij is het koninkrijk van God op aarde. Zij is de rooms-katholieke Kerk.

Zij is de boot die niet vergaat in de storm, zoals Jezus het heeft beloofd aan Sint-Petrus: Jij bent Petrus en op deze steenrots zal ik mijn Kerk bouwen en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. Petrus' opvolgers waren Linus, Cletus, Clemens, Sixtus, en alle andere pausen tot aan Benedictus XVI vandaag.

Zo heeft de Kerk altijd één enkel hoofd gehad om haar te besturen, de plaatsvervanger en vertegenwoordiger van Jezus op aarde.

Nabij Petrus bevond zich het college van de apostelen. Elk van hen werd naar een deel van de wereld uitgestuurd. Daar vertegenwoordigde hij Petrus en bestuurde als een trouwe herder in diens naam de christenen van dat gebied. De Kerk is dus een zichtbare gemeenschap, voorzien van hiërarchische machten: deze organisatie dagtekent van Christus zelf. Daarom zegt men dat de Kerk een goddelijke instelling is. De protestanten zijn ketters omdat zij het tegendeel beweren.

Bovendien heeft Jezus gezegd dat Hij met zijn apostelen zou zijn tot aan het einde van de tijden, wat wil zeggen tot aan het einde van de wereld. Omdat de apostelen als martelaren zijn gestorven in de eerste eeuw, zijn de woorden van Onze-Lieve-Heer dus ook voor al zijn opvolgers bestemd.

Als Christus het Hoofd is van dit mystieke Lichaam dat de Kerk is, dan is de heilige Geest er de ziel van. Jezus heeft tegen zijn apostelen gezegd: Ik zal jullie niet als wezen achterlaten. Jezus heeft zich er niet tevreden mee gesteld de Kerk te stichten, Hij heeft haar ook de heilige Geest gegeven om haar van eeuw tot eeuw leven te geven, te organiseren, haar in eenheid te bewaren, haar te heiligen. De Geest van Jezus is speciaal in de Kerk gebleven. De heilige Geest dat is God in de Kerk, die haar zijn goddelijke kracht geeft! Hij is helemaal in de Kerk en in elk van haar leden en deelt zijn gaven en verscheidene roepingen uit.

En zo blijft de Kerk, ondanks de verscheidene charisma's van al haar leden, één, heilig, katholiek, apostolisch en Rooms. De karakteristieken van de Kerk zijn een onafgebroken wonder.

DE KERK IS EEN

Jezus heeft het gezegd: Er zal slechts één kudde zijn en één herder (Jo, 10, 16). Het staat vast dat Jezus maar één Kerk heeft gewild: dat is de rooms-katholieke Kerk, want zij realiseert ten volle de wil van de Heer. Maar Jezus wist dat er afscheuringen en ketterijen zouden ontstaan. Daarom heeft Hij aan zijn Kerk vier kenmerken gegeven waaraan zij kan herkend worden.

De Kerk is één, want zij alleen bezit de éénheid van geloof: om tot de Kerk te behoren, moeten de gelovigen allemaal éénzelfde geloof hebben: dat Jezus Christus de Zoon van God is, de geopenbaarde Waarheid. Zij moeten àlles geloven wat Jezus heeft onderwezen en alléén wat Hij heeft onderwezen: daarom geloven alle rooms-katholieken in dezelfde dogma's. Als iemand onder hen koppig zou weigeren om te geloven in een waarheid die door de Kerk in de naam van Jezus Christus als geloofspunt wordt onderwezen, zou hij zichzelf daardoor buiten de Kerk zetten.

De Kerk is één want alleen zij bezit de eenheid van bestuur: allen zijn onderworpen aan eenzelfde opperherder, de Paus, die de opvolger van Sint-Petrus is. Allen gehoorzamen zij aan zijn gezag en aan degenen die het vertegenwoordigen.

DE KERK IS HEILIG

De Kerk is heilig omdat zij een goddelijke instelling is en omdat de heilige Geest haar ziel is. Zelf heilig, is zij opgericht door Jezus Christus om heiligen van ons te maken, dit is zielen die volledig leven van het bovennatuurlijk leven. Met dit doel zet de Kerk het reddingswerk van onze Verlosser Jezus in ons voort door ons de middelen te geven die Jezus heeft ingesteld tot onze heiliging.

Doorheen de eeuwen toont de geschiedenis aan dat de Kerk onophoudelijk heiligen heeft gevormd door de sacramenten, het gebed, de boete, het religieuze leven en zoveel andere middelen waarlangs zij ons het goddelijk leven doorgeeft. Zij heeft heiligen gevormd die de deugden tot in de heldhaftigheid beoefenden maar ook een massa gelovigen waarvan wij de volmaaktheid pas in de hemel zullen kennen.

DE KERK IS KATHOLIEK

De Kerk is katholiek, dit is universeel, omdat Jezus ze heeft ingesteld voor alle mensen van alle landen en van alle tijden. Hij heeft geen enkele beperking opgelegd aan de apostelen: Ga, maak van alle volkeren leerlingen door hen te dopen in de naam van de Vader, van de Zoon en van de heilige Geest. Daarom moet de Kerk op bevel van de Heer zelf zich overal verspreiden om altijd meer zielen voor Hem te winnen.

De Kerk is niet alleen springlevend gebleven sinds Jezus Christus, niet alleen zijn er overal katholieken, maar niets belet ook dat haar dogma's, haar moraal en haar eredienst aanvaard worden op om het even welke plaats op de aarde en in om het even welke eeuw.

DE KERK IS APOSTOLISCH

De Kerk is apostolisch omdat Jezus het bestuur ervan heeft toevertrouwd aan zijn apostelen en aan hun wettige opvolgers alleen.

DE KERK IS DE GRONDLEGSTER VAN DE CHRISTENHEID

De Kerk is een voortdurend wonder, een omhooggeheven standaard onder de naties. Sint Cyprianus zegt: Niemand heeft God tot Vader als hij de Kerk niet tot Moeder heeft. De wereld zal gered worden door de Kerk op voorwaarde dat de herders van de Kerk trouw zijn aan Jezus Christus en aan zijn heilige Geest.

Maar volgens de aankondiging van Sint-Paulus in zijn epistels en van Sint-Jan in zijn Apocalyps zal de redding van de wereld niet in vervulling gaan zonder dat de Kerk eerst grote gevechten zal moeten leveren tegen de machten van het kwaad, die tegen Jezus Christus in opstand zijn. De handlangers van Satan zullen de Kerk doorheen de eeuwen vervolgen.

Als ze Mij gehaat hebben, zei Jezus tegen de Apostelen, zullen zij ook jullie haten en ze zullen jullie uit hun synagogen gooien. Er zal een tijd komen waarin ze erop zullen roemen jullie te vervolgen omwille van mijn Naam.(Jo, 15-16). Het is door zoals Jezus en met Jezus te lijden dat de Kerk zijn verlossingswerk zal voortzetten. Daarom zijn de heiligen altijd wezens geweest die buitengewoon verstorven en beproefd waren en die naar het martelaarschap verlangden.

De Kerk is werkelijk de bruid van de gekruisigde Christus daar zij zijn lijden deelt. In deze vereniging straalt zij de liefde van het Hart van Jezus uit over de zielen die nog niet van Hem houden. Zij trekt de arme zondaars aan en ontrukt hen aan de duisternissen van de verdoeming die hen bedreigt. Door haar priesters, missionarissen en kloosterzusters bekeert ze hen en leidt ze hen binnen in de gemeenschap van de heiligen.

Zo is de Kerk de grond-legster van de christenheid.

De wereld is vreemd aan en opstandig tegen het evangelie omdat ze onderworpen is aan de Prins van deze wereld, aan Satan.

De christenheid daaren-tegen is een gemeenschap die, bevrijd van de knoet van Satan, volledig bestuurd wordt door de instellingen die Jezus heeft gesticht, door zijn evangelie en door de wetten van zijn Kerk. Het is een gemeenschap die alle domeinen van het aardse leven van de gezinnen, de volkeren en de koninkrijken koppelt aan het geloof en de christelijke deugd.

Zo bereidt de christenheid de komst voor van het universele rijk van het unieke Hart van Jezus en Maria en helpt ze elkeen om zijn eeuwig heil te maken.

SAMENVATTING

Veertig dagen na de verrijzenis voer Jezus naar de hemel voor de ogen van de leerlingen, nadat Hij die had uitgezonden om heel de wereld de blijde boodschap te verkondigen. Engelen verkondigen dat aan het einde van de tijden Hij op dezelfde manier zal weerkomen op de wolken van de hemel om de levenden en de doden te oordelen.

DE HEILIGE GEEST

Jezus had aan de apostelen beloofd dat Hij hen niet als wezen zou achterlaten en Hij hen de vertrooster zou zenden, de heilige Geest. De heilige Geest is de derde persoon van de heilige Drie-eenheid. Hij is één God met de Vader en de Zoon. Hij woont in onze zielen en geeft hen zijn zeven gaven. Hij vormt hen om door zijn heiligmakende genade en versterkt hen door zijn dadelijke genaden.

PINKSTEREN

Op Pinksterdag, toen de apostelen samen waren in het cenakel, werden zij allemaal vervuld van de heilige Geest. Deze vertoonde zich onder de gedaante van een hevige wind en tongen van vuur. Hij geeft aan de apostelen de gave van de talen en de kracht om het evangelie van Jezus Christus te verkondigen. Sint-Pieter predikt voor de eerste maal en 3000 personen bekeren zich. De apostelen doen wonderen maar zij worden al vlug vervolgd door de joden. Sint-Pauwel is bekeerd op de weg naar Damascus door de gekruisigde en glorierijke Jezus. Van christenvervolger wordt hij de apostel van de naties. Met hem neemt de Kerk een nieuwe vlucht.

DE KERK

De Kerk is een goddelijke stichting want Jezus is haar stichter en Hoofd, en de heilige Geest is haar ziel.

DE KERK IS DE GRONDLEGSTER VAN DE CHRISTENHEID

Terwijl de wereld in opstand is tegen het evangelie omdat zij onder de knoet van Satan is, de prins van deze wereld, is de christenheid een gemeenschap die in al haar instellingen onderworpen is aan Jezus Christus en aan de wetten van de Kerk.