De geopolitieke gevolgen
van de protestantse rebellie (1517-1648)

IN zijn magistraal pamflet tegen Martin Luther, Adversus Lutherum, schreef de grote heilige van de Contrareformatie, Thomas More (1478-1535), een waarschuwing neer aan het adres van zijn tijdgenoten, in het bijzonder de adellijke heren die heel wat mogelijkheden zagen in de opstand die Luther ontketend had : « Als de meeste vorsten er genoegen in scheppen dat de priesters afvallen, wellicht omdat zij hun bezittingen begeren, en als deze vor­sten er plezier in hebben dat de geestelijkheid niet meer gehoorzaamt aan de Roomse Opperherder en hopen dat zij zelf over alles zullen kunnen beslissen en de kerkelijke goederen onder elkaar verdelen, dan moeten zij zich toch geen illusies maken. Op dezelfde manier zal het volk, vroeg of laat, zijn aandacht vestigen op de vorsten om hun juk af te schudden en hen van hun bezittingen te beroven. En eenmaal deze misdaden begaan, zal het volk, dronken van het bloed van koningen en bedekt met het bloed van edellieden, de eigen magistraten niet meer verdragen ; het zal, als een hoop anarchisten, de wetten volgens Luthers dogma’s vertrappelen en onderling strijd gaan voeren... Ik bid tot Christus dat ik een slecht profeet mag zijn ! »

Martin Luther als jonge monnik. Door de schuld van één man werd Europa in twee vijandige en onverzoenlijke blokken gesplitst en ging het ideaal van de christenheid teloor.

Deze woorden dateren uit 1523, zes jaar slechts na de openlijke rebellie van Luther tegen Rome. More voorziet dat uit deze ketterij van een heel nieuwe aard vergiftigde vruchten van een heel nieuwe soort zullen voortkomen : op de religieuze revolutie zullen politieke revoluties volgen, eerst door de adel en later van “ democratische ” strekking, en heel deze beweging zal fataal uitlopen op een genadeloze Terreur.

Heel de moderne geschiedenis van Europa lijkt te zijn vervat in dit profetische citaat van de Engelse heilige. De Glorious Revolution in Engeland in 1689 – die het land voorgoed aan het protestantisme en het parlementarisme zou uitleveren – en de bloedige Franse Revolutie van 1789 tegen het altaar en de troon : zij komen voort uit Luther. De moderne totalitaire regimes, Lenin en Hitler, zijn kinderen van Luther en Calvijn. Met de democratie zoals wij die vandaag kennen werd voor het eerst geëxperimenteerd door Calvijn in Genève. Het moderne kapitalisme vloeit voort uit de Augsburgse Belijdenis, d.w.z. Luther herzien en gecorrigeerd door de humanist Melanchthon... De Europese Unie zelf, seculier en antinationaal, werd aangekondigd door het noodlottige Verdrag van Westfalen dat een einde probeerde te maken aan de godsdienstoorlogen.

Het jaar 1517, toen de opstandige monnik Luther zijn ketterse stellingen openbaar maakte, is dus in alle opzichten een scharnierjaar in de geopolitieke geschiedenis van ons continent. De Duitse augustijn verbrijzelde de bewonderenswaardige beschaving die in de loop van de middeleeuwen was opgebouwd en maakte een einde aan de christenheid, het “ concert van christelijke naties ”. In dit artikel willen we uitleggen hoe het protestantisme een desastreuze achteruitgang betekende en voor Europa een geopolitieke ramp met verstrekkende gevolgen.

1. OPSTAND IN HET DUITSE RIJK (1517-1555)

DE CHRISTENHEID AAN DE VOORAVOND VAN DE REFORMATIE

Na de Honderdjarige Oorlog (1337-1453) was het Frankrijk dat de eerste plaats in Europa bekleedde, vooral dankzij Lodewijk XI (reg. 1461-1483). Hij bezegelde de territoriale eenheid van het koninkrijk, waaraan de Capetingers zo zorgvuldig gewerkt hadden, en schonk het stevige grenzen. Het land kende een buitengewone welvaart en was met 16 miljoen inwoners veruit de dichtstbevolkte staat van Europa. Maar met zijn opvolger Karel VIII ging het de verkeerde kant uit : hij was de eerste Franse vorst die zijn geluk ging beproeven op het “ Italiaanse schaakbord ”, in prestigeoorlogen aan de overzijde van de Alpen « die niet door God gezegend waren » (abbé de Nantes).

Op het einde van de middeleeuwen was het pausdom aan het wankelen gebracht. Het werd bedreigd in zijn eenheid en apostoliciteit door het grote westerse schisma, toen pausen en tegenpausen tegenover elkaar stonden. Aan de vooravond van Luthers optreden was deze ernstige crisis echter opgelost geraakt. Serieuze historici hebben afgerekend met de zwarte legende van een katholieke Kerk die volkomen decadent was, zoals de protestanten het voorstelden. De hervorming in hoofd en ledematen, in capite et in membris, was al vóór de Duitse monnik in gang gezet door Opperherders die het dogma van het geloof bewaarden, ondanks persoonlijke zwakheden en zelfs schandalen in hun privéleven.

Een belangrijke schaduwzijde was de teloorgang van het kruisvaartideaal binnen de christenheid ten gevolge van de val van Akko, het laatste bolwerk van het koninkrijk Jeruzalem, in 1291. Die datum markeert het begin van het offensief dat de islamitische Ottomanen tegen het Westen ondernamen. In deel XVII van de monumentale Histoire de l’Église vergeleek kanunnik Léon Cristiani die dreiging met de communistische expansie in de 20ste eeuw. Hij had gelijk vanuit twee gezichtshoeken : enerzijds was het Ottomaanse offensief een formidabele militaire mokerslag op de poorten van Europa en anderzijds ging die stormloop gepaard, zoals in de voorbije eeuw, met verdeeldheid onder de christelijke naties en zelfs medeplichtigheid met de barbaarse indringer.

Zo riep het Byzantijnse Rijk, de onverzoenlijke vijand van de katholieke christenheid, in de 15de eeuw de Turken ter hulp tegen de christelijke Serviërs. De Ottomaanse overwinning bij Varna aan de Zwarte Zee opende voor de vijand de toegangsweg naar het Westen. Het loon voor het verraad liet niet lang op zich wachten : in 1453 viel Constantinopel in handen van de sultan. Maar het verdwijnen van het Byzantijnse Rijk betekende dat Europa nu rechtstreeks bedreigd werd door de islam.

Terwijl de christelijke vorsten in nutteloze onderlinge oorlogen verwikkeld waren, riepen nog enkel de pausen op tot de kruistocht. Eén van hen was Callixtus III, die zijn inspanningen beloond zag in 1456 : de Turken, die op weg naar Centraal-Europa het beleg geslagen hadden voor Belgrado, werden verslagen door de Hongaarse veldheer Janós Hunyadi, ondersteund door de vurige prediking van de H. Johannes van Capistrano. Toch was dit voor lange tijd de laatste grote kruistocht. Niets leek de Ottomaanse machtsuitbreiding in de Balkan en op de Middellandse Zee nog te kunnen stoppen.

In deze voor de christenheid hachelijke politieke en religieuze situatie deden zich twee gebeurtenissen voor die de toestand plotseling heel gevaarlijk maakten : de nalatenschap die Karel V ten deel viel en de openlijke opstand van Luther in 1517.

DE RIVALITEIT TUSSEN FRANS I EN KAREL V

Die nalatenschap en de daaruit voortvloeiende rivaliteit met de koning van Frankrijk was de belangrijkste politieke factor van het begin van de 16de eeuw. Toch was abbé de Nantes van mening dat de rivaliteit tussen de twee grote dynastieke huizen van Europa niet onvermijdelijk was. Toegegeven, er was het gewicht van de oude tegenstelling tussen de monarchie van de Capetingers en de keizers van het Heilige Roomse Rijk, maar beide volkeren waren niettemin in staat geweest om zeer lang in harmonie samen te leven. Aan het begin van de 16de eeuw waren er echter nieuwe ontwikkelingen die de tegenstelling weer zouden aanwakkeren. De botsing zou deze keer des te brutaler zijn omdat de rivaliteit om de suprematie in Europa gepaard ging met een persoonlijke rivaliteit tussen twee vorsten die in alles elkaars tegenbeeld waren : Frans I van Frankrijk en keizer Karel V.

Karel van Habsburg, geboren in Gent in 1500, kreeg een Vlaamse opvoeding en geen Duitse of Spaanse. Aan vaderskant was zijn grootvader keizer Maximiliaan I van Habsburg en zijn grootmoeder Maria van Boergondië, de dochter van Karel de Stoute. Van zijn vader, Filips de Schone, kreeg Karel dus zowel de Oostenrijkse nalatenschap, namelijk de Habsburgse erflanden, als de Bourgondische erfenis van de Nederlanden en Franche-Comté. Van zijn moeder, Johanna de Waanzinnige, ontving hij de nalatenschap van zijn andere grootouders, de Katholieke Koningen Ferdinand en Isabella : Castilië en Aragon, maar ook Sicilië, Napels en heel het Spaanse koloniale rijk in Amerika. Een gebied van die omvang was niet meer gezien sinds de dagen van Karel de Grote.

In 1519 moet er een nieuwe keizer gekozen worden. De Duitse keurvorsten hebben de keizerskroon sinds 1438 altijd aan een Habsburger geschonken, maar deze keer dient zich een tegenkandidaat van formaat aan : de jonge Frans I van Frankrijk.

Abbé de Nantes velde over deze vorst een streng oordeel : « Frans I was misschien een charmante en met roem beladen man, maar hij is een slechte koning geweest. » Hij bestijgt de troon in 1515 en al onmiddellijk laat hij zich meeslepen door de Italiaanse droom van zijn onmiddellijke voorgangers. Hij verslaat de Zwitsers in Marignano dankzij de vuurkracht van zijn artillerie, waarop hij verder trekt door het schiereiland en met de paus een concordaat sluit. Het succes stijgt hem naar het hoofd : hij begint te fantaseren over de keizerskroon en stelt zijn kandidatuur voor de opvolging van Maximiliaan I. Om zijn doel te bereiken geeft hij een fortuin uit... voor niets ! En tot zijn eigen nadeel, want Karel V, die gekozen wordt, weet nu dat hij te maken zal krijgen met een ambitieuze rivaal.

Het contrast is groot tussen de lichtzinnige Franse koning en de op geloofsvlak gestrenge en beginselvaste Karel V. Maar ook de keizer ziet de zaken groots en droomt van een wereldwijd gezag. Hij is ervan overtuigd dat hij zijn erfenis aan de Voorzienigheid te danken heeft en dat hij geroepen is om een nieuwe Karel de Grote te zijn, aan de zijde van de paus. Zijn devies, « Plus oultre » (“ Altijd verder ”), spreekt boekdelen. Zijn Europese geopolitiek bestaat er in om de Bourgondische gebieden die Frankrijk geannexeerd heeft (Bourgondië zelf en Picardië) weer terug te winnen en zo meer territoriale eenheid te scheppen in zijn domeinen in het noordwesten.

Om de politiek van Frans I te vergoelijken heeft men vaak het argument ingeroepen van de dreiging die van Karels rijk uitging. Toch mag die dreiging niet overdreven worden. De onuitgegeven omvang van dat rijk verborg de zwakheid ervan : het ging om veel losse en van elkaar verwijderde gebieden. Terwijl Frans I snel en met autoriteit kon optreden in zijn koninkrijk, moest Karel V over alles onderhandelen, in het bijzonder met de trotse Spaanse adel.

DE TURKSE ALLIANTIE

Ondanks de pauselijke diplomatie neemt de rivaliteit tussen de twee vorsten al snel een dramatische wending. In 1526 wordt de grootspraak van Frans I bestraft met een nederlaag bij het beleg van Pavia in Noord-Italië, waarbij de koning gevangen genomen wordt. Hij schrijft aan zijn moeder : « Madame, alles wat ik nog heb, is mijn eer en mijn leven. » Toch staat die eer wel degelijk op het spel. Want de Allerchristelijkste Koning laat zijn ring overhandigen aan sultan Süleyman de Prachtlievende... In zijn biografie van Frans I schrijft Antoine de Lévis-Mirepoix : « Het resultaat van deze politiek was de tweede veldtocht van Süleyman langs de Donau, de schrik die werd gewekt in de Habsburgse erflanden en de ramp van Mohács in 1526, toen de Ottomanen heel Hongarije innamen. Nooit eerder in een oorlog tussen christenen had een van hen, om zijn tegenstander stokken in de wielen te steken, zo’n storm afgeroepen over de buitengrenzen van de christenheid » (François Ier, 1931, pp. 102-103).

In 1526 wordt de koning van Frankrijk, vastgehouden in de Spaanse hoofdstad, gedwongen om het Verdrag van Madrid te ondertekenen, dat Bourgondië aan Karel V geeft. Van zodra hij de Spaanse grens gepasseerd is, trekt Frans I zijn woord in : de koning van Frankrijk kan geen delen van het kroondomein vervreemden, dat is zeker zo, maar toch hebben we hier een “ man van eer ” van wie het gegeven woord wel zeer licht weegt. En zo begint de oorlog opnieuw, deze keer in het voordeel van de Franse koning, maar altijd ten koste van de christenheid. Bovendien blijft Frans zijn alliantie met de Turken voortzetten, onder het mom van handelsovereenkomsten... tot groot schandaal van heel christelijk Europa.

Wat abbé de Nantes de Franse koning vooral niet vergaf, is dat hij niets ondernomen heeft tegen de verspreiding van de protestantse ketterij in Frankrijk. Hij, de humanist, achtte zichzelf boven al dat “ geruzie ” verheven en hij verachtte de “ fundamentalisten ” van het Parlement en de Sorbonne... Hij vond dat hijzelf in staat was, alleen al door zijn goede wil, om de steeds brutalere nieuwlichters te verzoenen met de verdedigers van het ware katholieke geloof. « We moeten durven zeggen », aldus abbé de Nantes, « dat er sprake is van een misdaad wanneer de koning van Frankrijk afstand doet van zijn functie als gezworen verdediger van het katholieke geloof tegen de ketterij. Frankrijk had een karikatuur van Caesar Augustus op het moment dat de krachtige hand van een overtuigd katholieke koning nodig was. »

« LOS VAN ROME ! »

Kanunnik Cristiani laat in zijn boek L’insurrection protestante (1963) zien dat de vernieuwers niet gedreven werden tot een opstand tegen de katholieke traditie door de misbruiken van de geestelijkheid of de schandalen van het humanistische Rome. Het was het instituut zelf dat Luther aanviel, wat iets geheel nieuws was in de geschiedenis van de ketterijen. Gebaseerd op zijn persoonlijke lezing van de Bijbel beweerde de Duitse monnik over te gaan tot de stichting van een waarachtig christendom. Het loont de moeite de studie te herlezen die abbé de Nantes aan hem wijdde en die in vertaling verscheen in ons tijdschrift : Reformatie en Contrareformatie. Het “ kakangelie ” van Luther (Hij is verrezen ! nr. 25, januari-februari 2007).

Luther was een trotse man die faalde in zijn zoektocht naar perfectie. Niet in staat om zijn ondeugden te corrigeren en daardoor gekweld en beangstigd tot in het diepst van zijn ziel, had hij behoefte aan rechtvaardiging. Hij verhief zijn eigen geval tot theorie en schiep een nieuwe religie volgens dewelke de mens, die een door en door verdorven natuur heeft en die bijgevolg fataal verdoemd zal worden, desondanks door God wordt gerechtvaardigd. Die rechtvaardiging gebeurt kosteloos, zonder dat er goede werken nodig zijn : aan de mens worden “ zomaar ” de verdiensten van Christus toegekend, op een geheel uitwendige en conventionele manier. Er is niets veranderd in de zogenaamd gerechtvaardigde mens ; hij blijft in wezen verdorven. Het enige dat van hem wordt verlangd is het geloof te hebben, « het geloof alleen ».

Deze geloofsdaad bestaat erin dat men ervan overtuigd is persoonlijk door Christus gered te zijn. Het is een zekerheid zonder fundament, alsof het een speciale openbaring van God aan de ziel betreft. Dat is de kern van de leer van Luther en het beginsel van alle wanorde, want heel de godsdienst, heel het leven van de Kerk en de sacramenten betekenen niets meer in vergelijking met deze wonderbaarlijke daad van vertrouwen en permanente zelfsuggestie. Vandaar de afwijzing van de voogdij van Rome, die een geweldige weerklank zou vinden in het Heilige Roomse Rijk van de Duitse natie, waarvan het eerste adjectief, “ Rooms ”, ons niet het tweede, “ Duits ”, mag doen vergeten.

Eigenlijk vinden we hier een oeroude achtergrond terug : het hardnekkige verzet van de Germanen aan de overkant van de Rijn en de Donau tegen de Romeinse verovering en kolonisatie. Hun kerstening liep daardoor grote vertraging op en hun insubordinatie aan het keizerlijke Rome leidde noodzakelijkerwijs tot insubordinatie aan het pauselijke Rome.

Door de ontkenning van het belang van het H. Misoffer, van de gemeenschap van de heiligen, van de waarachtige eucharistische Tegenwoordigheid en van de mariale bemiddeling – allemaal zaken waaruit de middeleeuwen zoveel prachtige vruchten van heiligheid hadden geput – scheidde Luther de Hemel van de aarde. Onvermijdelijk zou de ketterij ook de politieke orde van de christenheid vernietigen, nl. de tweezwaardenleer van Sint-Augustinus (de samenwerking tussen de wereldlijke en de geestelijke macht). Op 31 oktober 1517, toen Luther zijn “ 95 stellingen ” op de deur van de kerk in Wittenberg spijkerde, begon hij de reusachtige revolutie die nog altijd niet voltooid is : de opstand van de mens die zichzelf tot God maakt tegen Christus Koning.

DE MISLUKKING VAN DE KEIZER

In heel het Duitse Rijk ontketende de zgn. Hervorming revolutie en anarchie. Duitsland zonk weg in een bloedbad. En wat deed de keizer ? Hij was machteloos. Vooreerst was hij als Vlaming niet geliefd bij de Duitsers. Bovendien was hij ver weg en druk bezig met strijden tegen de Turken. Maar vooral was de instelling zelf gebrekkig : het Heilige Roomse Rijk was een totaal versnipperd territorium, het resultaat van een middeleeuws feodalisme dat tot het uiterste was doorgedreven. De instelling verleende de gekozen keizer slechts een zwakke macht, afhankelijk van de goedkeuring door de Rijksdag, die zijn voorrechten jaloers bewaakte en diep verdeeld was. Vanaf 1517 grepen veel vorsten en rijkssteden de Reformatie als voorwendsel aan om met de Kerk te breken, zich haar bezittingen toe te eigenen en meer macht te verwerven. Een van de eersten die dit deed, was de grootmeester van de Duitse Orde, Albrecht van Brandenburg, die zijn religieuze geloften verbrak, de goederen van de orde confisqueerde, een vrouw nam en zichzelf uitriep tot eerste hertog van Pruisen.

Geconfronteerd met deze algemene opstand aarzelde de keizer en probeerde te onderhandelen, daar waar de Kerk al lang een veroordeling had uitgesproken. Toen hij besloot in te grijpen, was de ketterij uitgegroeid tot een politieke macht, de Schmal­- kaldische Liga, die hij niet meer kon beteugelen.

De situatie liep zo uit de hand dat Karel V gedwongen werd om in 1555 de Vrede van Augsburg te ondertekenen, die gebaseerd was op een nieuw principe : « cujus regio, ejus religio » (“ zoals de godsdienst van de vorst is, zo is de godsdienst van zijn grondgebied ”). Dit kwam neer op het erkennen van de macht van de soeverein, katholiek of luthers, om zijn eigen religie op te leggen aan al zijn onderdanen. Het was de politieke betonnering van de ketterij. Deze vrede was een schande die de pausen nooit zouden aanvaarden.

Karel V had gefaald tegen zowel de Turken als de protestanten. Uitgeput, ziek en zich uiteindelijk bewust van de onmogelijkheid om helemaal alleen zo’n enorm rijk zonder territoriale eenheid te besturen, besloot hij niet alleen om afstand te doen van de macht, maar ook om het rijk te verdelen. Aan zijn zoon Filips II gaf hij de Nederlanden en Spanje ; aan zijn broer Ferdinand de Oostenrijkse domeinen en het keizerrijk. De koning van Frankrijk zou er verstandiger aan gedaan hebben om geduldig te wachten op de onvermijdelijke ineenstorting van dit buitensporig grote rijk...

DE VERSPREIDING VAN HET PROTESTANTISME

De revolte tegen Rome verspreidt zich als een lopend vuurtje over Europa. In Zwitserland leidt Ulrich Zwingli, priester in Zürich, verschillende kantons naar een ketterij die nog radicaler is dan die van Luther. De twee mannen haatten elkaar overigens. Zwingli, die uittreedt en in het geheim huwt, betaalt de prijs voor zijn ongerechtigheid wanneer hij met de wapens in de hand sneuvelt bij Kappel, in een oorlog tussen Zürich en de katholieke kantons (1531).

Zijn volgelingen stappen grotendeels over naar het calvinisme, de ketterij van de Fransman Jehan Cauvin, bij ons beter bekend als Johannes Calvijn, die zich in Genève vestigt na de publicatie in 1536 van zijn Institutio Religionis Christianae (Onderricht in het christelijke geloof). In dat werk ontwikkelt hij zijn eigen leer over de voorbestemming en het avondmaal. Het is het begin van de versnippering van de ketterij in ontelbare sekten, die slechts één punt gemeen hebben : hun haat tegen Rome en de paus.

In Engeland zijn de redenen om over te stappen naar de Reformatie van zeer bedenkelijk allooi : het zijn de wellust en de hoogmoed die koning Hendrik VIII, nochtans een grote humanistische vorst en aanvankelijk een verklaarde tegenstander van Luther, ertoe drijven om met Rome te breken. De nationale Kerk die hij sticht, stelt hem in staat om van zijn wettige echtgenote te scheiden en met zijn bijzit te huwen. De H. Thomas More en de H. John Fischer zijn de martelaren van deze nieuwe Herodes. Maar al snel, onder de nefaste invloed van Thomas Cranmer in de tijd van koning Edward VI, zal het anglicaanse schisma vaste vorm krijgen door te evolueren naar het calvinisme. Na een korte katholieke restauratie onder Mary Tudor komt Elizabeth I op de troon. Hoewel ze zo goed als verstoken is van enig moreel of religieus besef, roept ze zichzelf officieel uit tot hoofd van de anglicaanse Kerk en ontketent ze de vervolging van de katholieken.

Ook de Scandinavische landen omarmen de Reformatie. In Zweden laat koning Gustav Wasa het lutheranisme aannemen in 1527. Tien jaar later wordt de ketterij van Luther staatsgodsdienst in Denemarken. Bisschoppen en katholieken die zich verzetten, worden gemarteld. Dit markeert het begin van het expansionisme van deze twee koninkrijken om de controle over de Baltische havens, wat zal leiden tot hun deelname aan de Dertigjarige Oorlog.

Maar het is vooral het calvinisme dat grote vooruitgang boekt na de dood van Luther en de Vrede van Augsburg : in Frankrijk, Schotland en de Nederlanden. In zijn geboortestreek verzet Karel V zich krachtig tegen de eerste golf van de ketterij, waarin lutheranen en wederdopers het voortouw nemen. In 1550 is het probleem opgelost. Helaas profiteren de ketters van de onderbreking veroorzaakt door het aftreden van de keizer om de Reformatie en de politieke revolutie die er onvermijdelijk mee gepaard gaat nieuw leven in te blazen. Opstandelingen uit heel Europa trekken naar de Nederlanden en vinden er bondgenoten onder de hoge adel en de rijke burgerij, die ontevreden zijn over de Spaanse anti-protestantse sancties ; die zijn namelijk schadelijk voor de handel. In 1566 breekt een openlijke opstand uit tegen Filips II en Rome. De Spaanse vorst, bewust van zijn verantwoordelijkheid tegenover God, slaat terug. De Nederlanden vallen uiteen en in het noorden ontwikkelt zich een fanatieke calvinistische republiek.

De christelijke overwinning in de zeeslag van Lepanto op 7 oktober 1571.
Paus Pius V bidt vurig tot Onze-Lieve-Vrouw terwijl engelen hun paternoster boven het strijdtoneel zwaaien : de overwinning op de Turken is te danken aan de rozenkrans. Schilderij door Lucas Valdés, ca. 1709, in de kerk van de H. Maria Magdalena in Sevilla.

« HET INDIVIDU TEGEN DE SOORT »

Halverwege de 16de eeuw is Europa in tweeën gesplitst. In het grootste deel van het noorden, met uitzondering van Ierland, de Zuidelijke Nederlanden en het Rijnland, overheerst het protestantisme. Het zuiden, meer bepaald het Iberische schiereiland en Italië, blijft katholiek. Frankrijk is een hopeloos verdeeld land met een invloedrijke minderheid van calvinisten, de zgn. hugenoten. Twee tegengestelde en onverzoenlijke samenlevingsmodellen staan tegenover elkaar, het katholieke en het protestantse.

De katholieke mens is naar de Hemel gekeerd en leeft in een hiërarchische maatschappij, waar de evangelische verzaking van elk lid ten bate van het algemene welzijn de basis is van orde en sociale vrede. In de protestantse wereld daarentegen, die van Rome losgemaakt is en geseculariseerd, domineert het individualistische principe : volgens Luther moet elke afzonderlijke persoon zich gedragen enkel en alleen naar wat zijn geweten hem voorschrijft. Niet voor niets heeft abbé de Nantes het protestantisme gekarakteriseerd als « de opstand van het individu tegen de soort ».

Na een onvermijdelijke periode van anarchie komt de staat sterker uit de crisis tevoorschijn, om de ontbinding van de samenleving te voorkomen. De protestantse landen zijn de laboratoria van de moderne totalitaire staat. De wet van de sterkste beheerst alle gebieden van de menselijke activiteit en materieel succes wordt gezien als een teken van goddelijke zegen. De protestantse mens, gericht op het aardse, wordt zakenman en vestigt een ongebreideld kapitalisme, zoals in de calvinistische Verenigde Provinciën, die de bank van Europa worden en het eerste model van een kapitalistische staat. Maar de concurrentie met Engeland zal niet lang op zich laten wachten. En Frankrijk ? Dat aarzelt tussen de twee modellen. De korte regering van Hendrik II belichaamt deze aarzeling, die cruciaal is voor de toekomst van de christenheid.

Hendrik II (reg. 1547-1559) werd als kind getekend door zijn gevangenschap in Spanje, waar hij als gijzelaar naartoe werd gestuurd na de bevrijding van zijn vader, Frans I. Dit verklaart zijn haat tegen Karel V en zijn verbetenheid om de keizer te bestrijden. Toch brak hij met het humanisme van zijn voorganger ; met hem werd het leven aan het hof soberder en de koninklijke politiek meer doordacht.

De historicus Louis Batiffol prees hem als volgt : « In de politiek nam hij een gedragslijn aan die zijn regeerperiode tot een van de opmerkelijkste in onze geschiedenis maakt : geen enkel ander bewind streefde in dezelfde mate zo’n intelligente, concrete en voor Frankrijk nuttige doelstellingen na. Samengevat : een einde maken aan de eindeloze oorlogen die het koninkrijk al een halve eeuw te gronde richtten ; voor eens en voor altijd de absurde hersenschim van Italië opgeven, die Frankrijk zijn natuurlijke grenzen uit het oog deed verliezen ; en tenslotte de militaire inspanningen concentreren daar waar het succes écht van belang was : het oosten en het noorden, waar de geringe afstand ten opzichte van Parijs elke aanval van de vijand zo gevaarlijk maakte en elke nederlaag zo bedreigend » (Le siècle de la Renaissance, 1926, p. 134).

Abbé de Nantes had een grote bewondering voor deze koning die opnieuw aanknoopte met de wijsheid van de Capetingers. Hendrik II lag aan de basis van de “ politiek van de heiligen ” uit de tijd van de Contrareformatie en de Contrarevolutie, die de Franse geopolitiek in de juiste, door God gewilde banen wilde leiden en oproepen tot de gezamenlijke strijd van alle katholieke vorsten tegen de protestantse vijand. Van zodra de kanker van de ketterij overwonnen zou zijn, was de weg vrij voor de herenigde christenheid om een grote kruistocht tegen de Turkse dreiging te ondernemen. Helaas raakte de koning in 1559 dodelijk gewond tijdens een toernooi...

Frankrijk zou de gevolgen ondervinden van de fouten van Frans I : dertig jaar godsdienstoorlogen, het opgeven van het kruistochtideaal, honderd jaar uitstel van de koloniale expansie en de vernietiging van de eenheid van het koninkrijk, want de hugenoten vormden al snel een echte staat binnen de staat... Het uiteenvallen van de christenheid was compleet. De christelijke naties werden intern verscheurd door burgeroorlogen en onderling door broederoorlogen.

Toch markeerde de komst van Hendrik II van Frankrijk en Filips II van Spanje een onverhoopte vernieuwing. Deze twee vorsten, met hun goed ontwikkelde politieke gevoel en sterke geloof, realiseerden zich dat het niet langer het moment was om onder katholieken oorlog te voeren terwijl de vijanden van het ware geloof overal sterker werden. In de jaren 1550-1560 begon de grote katholieke reactie, de enige echte “ Reformatie ” van de 16de eeuw.

2. HET BEPERKTE SUCCES VAN DE KATHOLIEKE CONTRAREFORMATIE  (1555-1648)

DE GEOPOLITIEK VAN DE HEILIGEN EN HET CONCILIE VAN TRENTE

Volgens abbé de Nantes moet het Concilie van Trente (1545-1563) beschouwd worden als de bekroning van een spontane beweging van Contrareformatie in de christenheid en de manifestatie van de werking van de H. Geest in de Kerk. Het gaat om een spontane beweging in de schoot van de gelovige massa die verontwaardigd is wegens de profanaties door de protestanten begaan en die weigert beroofd te worden van de sacramenten. Er is ook een spontane beweging bij vrome zielen die de oude religieuze orden willen hervormen of er nieuwe willen stichten.

Verder vormen de politieke en militaire gebeurtenissen de aanleiding tot heilzame reacties. Na de bloedige plundering van Rome in 1527 bv. begrijpt Mgr. Gian Matteo Giberti, de bisschop van Verona die aan het hof in Rome verbleef, de goddelijke les van het vreselijke gebeuren ; hij vertrekt uit de Eeuwige Stad en voert gedurende vijftien jaar in zijn bisdom een hervorming door in de trant van wat het Concilie van Trente zal afkondigen. Een andere bekering, het gevolg van de rivaliteit tussen Frans I en Karel V, is die van Ignatius van Loyola : ze vindt plaats nadat hij zwaar gewond geraakt bij het beleg van Pamplona in 1521, een fase in de onderlinge strijd die beide vorsten voeren.

Niettemin zou heel die bewonderenswaardige spontane beweging nooit blijvende vruchten hebben kunnen afwerpen zonder de tussenkomst van de Rooms-katholieke hiërarchie. Het Concilie van Trente is een mijlpaal waarvan de Kerk zal leven tot aan Vaticanum II. Het samenroepen ervan verliep nochtans niet van een leien dakje ; alle eer gaat naar het pausdom, dat de werkzaamheden tot het gewenste resultaat leidde ondanks de oppositie van de wereldlijke heersers. De verspreiding van de conciliaire decreten was te danken aan een providentiële reeks grote pausen, al moesten die ook op dat vlak veel obstakels overwinnen.

In het bijzonder moeten we hier Michele Ghislieri vermelden, een dominicaan van bescheiden afkomst die paus werd onder de naam Pius V. Zijn korte pontificaat (1566-1572) was een van de meest beslissende uit de geschiedenis. Het is aan hem te danken dat het werk van Trente doorgedrongen is in de universele Kerk, tot in Goa, Mexico en Lima toe. Op 7 oktober 1571 bracht een christelijke vloot, die door zijn toewijding bijeengebracht was en die ondersteund werd door de gebeden van heel de christenheid tot Onze-Lieve-Vrouw van de Rozenkrans, een beslissende nederlaag toe aan de Ottomaanse vloot bij Lepanto. Zo werd het elan van de Turken gebroken en begon de langzame neergang van hun rijk.

Zijn opvolger, Clemens VIII, gaf de plechtige absolutie aan de Franse koning Hendrik IV nadat deze zich in 1593 bekeerd had van het protestantisme tot het katholieke geloof. Met deze vorst kon Frankrijk eindelijk opnieuw op adem komen na decennia van oorlog en verdeeldheid door toedoen van Catharina de’ Medici, « het Serpent » (abbé de Nantes). Hij sloot vrede met Spanje in 1598 en kondigde in hetzelfde jaar het Edict van Nantes af, dat een tijdelijke tolerantie van het protestantisme inhield om tot godsdienstvrede te komen. Vervolgens herstelde hij het koninklijke gezag door de heilzame hervormingen die Hendrik II in de steigers had gezet daadwerkelijk te realiseren. Ook de Franse economie kwam er weer bovenop.

Toch bleef Hendrik IV te welwillend tegenover de “ hervormde ” godsdienst, omwille van zijn vroegere vriendschapsbanden met invloedrijke hugenoten. De calvinist Sully, zijn voornaamste minister, oefende een verderfelijke invloed uit, waardoor de koning niet brak met de voor de katholieke zaak zo schadelijke anti-Habsburgse politiek. Maar de koning werd vermoord net voor hij het commando zou opnemen over de troepen die de keizer moesten bestrijden voor een opvolgingskwestie in het hertogdom Kleef.

HET UITBREKEN VAN DE DERTIGJARIGE OORLOG (1618-1648)

Deze bittere oorlog tussen katholieken en protestanten is de belangrijkste geopolitieke gebeurtenis van het begin van de 17de eeuw. Het gaat al om een moderne, ideologische, totale oorlog, de voorbode van wat we later zullen meemaken. Bijzonder dramatisch is dat het twee heilige koningen waren, twee grote katholieke vorsten, die met elkaar in botsing kwamen en zo verhinderden dat de Contrareformatie zou slagen.

De Dertigjarige Oorlog was in de eerste plaats een Duitse oorlog, die zijn oorsprong vond in de ondeugdelijke Vrede van Augsburg van 1555 en de middelmatigheid van de keizers die Karel V opvolgden. Van bij de aanvang van de 17de eeuw vormden zich liga’s van protestanten en katholieken, waardoor de vrede in het Duitse Rijk bij het minste incident in gevaar kwam. De situatie in het Rijk was des te meer gespannen omdat de katholieke Contrareformatie in het offensief was, met voorop de Sociëteit van Jezus. Eerst was er de H. Petrus Canisius, de apostel van Duitsland, gestuurd door Sint-Ignatius zelf. In de volgende generatie inspireerde het werk van de heilige kardinaal Roberto Bellarmino alle Duitse bisschoppen. Overal openden de jezuïeten colleges waaruit verdedigers van het geloof voortkwamen. In 1556 werd het college van Ingolstadt in Beieren gesticht, waar de jonge Ferdinand, hertog van Stiermarken, zijn opleiding kreeg. Zijn troonsbestijging in Bohemen in 1617 zou de oorlog ontketenen.

Wie was Ferdinand van Stiermarken, de latere keizer Ferdinand  II (1578-1637) ? Hij was een Habsburger die werd opgevoed in het tridentijnse katholieke geloof door zijn moeder. Zijn hele leven hield hij zijn biechtvader aan zijn zijde en een raad van jezuïetentheologen. Hij had een monnikenziel, maar wel die van een monnik-ridder. Zodra hij zijn vader was opgevolgd in Stiermarken, in de Oostenrijkse Alpen, begon hij een hertogdom waar nauwelijks nog katholieken waren terug te voeren tot het katholieke geloof. En met succes ! Hij was echt de kampioen van het katholicisme in het Duitse Rijk en de protestanten beseften al snel dat hij hun ergste vijand was.

Dit betekende een grote verandering in de Duitse aangelegenheden, omdat de keizers sinds het aftreden van Karel V zo niet liberaal, dan toch zeer inschikkelijk waren geweest voor de protestanten. In 1609 bv. verleende keizer Rudolf II zijn protestantse Boheemse onderdanen in zijn Majesteitsbrief een religieuze status die nog gunstiger was dan het Edict van Nantes in Frankrijk.

De andere voorvechter van het katholicisme in Europa was de jonge Franse koning Lodewijk XIII (reg. 1610-1643), die in dezelfde jaren een ware kruistocht leidde tegen het calvinisme in zijn koninkrijk. De historicus John Elliott benadrukt de gelijkenis tussen de toenmalige politieke situatie in Frankrijk en die in Bohemen : « Béarn [een door en door protestants gebied bij de Pyreneeën] was een soort Bohemen in het klein. Overal waar radicaal protestantisme en volksvertegenwoordiging werden gecombineerd, leken politieke opstanden gegarandeerd. Van de Franse provincies hadden alleen Béarn en Navarra een semi-autonome status die vergelijkbaar was met het Boheemse model. Op het ogenblik dat keizer Ferdinand  II in 1620 Bohemen met geweld zijn gezag oplegde, leidde Lodewijk XIII zijn leger naar Béarn en sloot zijn expeditie af met de aankondiging van de gedwongen integratie van Béarn en Navarra in het koninkrijk Frankrijk » (Richelieu and Olivares, 1991, pp. 76-77).

De koning werd in deze kruistocht aangemoedigd en gesteund door wat nogal geringschattend “ le parti dévot ” wordt genoemd : een katholiek bondgenootschap van edelen en geestelijken dat voortkwam uit de Compagnie du Saint-Sacrement en dat in de lijn van de Contrareformatie de strijd tegen het calvinisme aanging. Belangrijke aanhangers waren de familie de Marillac, de kapucijn pater Joseph du Tremblay, kardinaal de Bérulle en de H. Vincentius a Paulo.

DE STRIJD OM BOHEMEN

In het Duitse Rijk kwamen de gebeurtenissen in een stroomversnelling toen de kinderloze keizer Matthias II zijn neef Ferdinand uitkoos om hem op te volgen aan het hoofd van Bohemen. De Tsjechische protestantse edelen vreesden echter dat de nieuwe koning de fameuze Majesteitsbrief weer zou intrekken. Bovendien waren ze fel gekant tegen het centraliserende voornemen van Ferdinand, die de te grote zelfstandigheid van Bohemen wilde terugschroeven en daarvoor vertrouwde op grootkanselier Zdenek von Lobkowicz. De familie von Lobkowicz was het equivalent van de strijdend-katholieke familie de Marillac in Frankrijk ; zo was prinses Polyxena von Lobkowicz de grondlegster van de devotie tot het H. Kindje Jezus van Praag.

Keizer Ferdinand  II van Habsburg
verplettert zijn protestantse vijanden.
Kopergravure door Egidius Sadeleer.

Op 23 mei 1618 plegen de Tsjechische edelen een staatsgreep, bekend als de Defenestratie van Praag. In afwezigheid van koning Ferdinand trekken zij naar de Praagse burcht en gooien de twee koninklijke regenten uit het raam. Het gaat niet om een symbolisch gebaar : de opstandelingen willen wel degelijk doden om het onherstelbare teweeg te brengen en het volk mee te krijgen. Ze stellen een voorlopig bewind in, verjagen de jezuïeten en kiezen het jaar daarop Paltsgraaf Frederik, een calvinist en leider van de Duitse protestantse partij, tot koning van Bohemen. Op hetzelfde moment wordt Ferdinand verkozen tot keizer van het Heilige Roomse Rijk. Hij realiseert zich dat, als hij de opstand niet neerslaat, het verlies van Bohemen de ondergang van het Huis Habsburg en de triomf van de protestantse kerkgenootschappen in het Rijk zal betekenen.

De Dertigjarige Oorlog begint met een glansrijke overwinning voor de katholieke keizer : tijdens de slag op de Witte Berg, aan de poorten van Praag, verslaat hij op 8 november 1620 zijn protestantse vijanden. Frederik van de Palts vlucht halsoverkop en het hussitisch-lutherse Bohemen wordt een katholiek bastion in Midden-Europa. Het is een belangrijk geo­politiek feit en het bewijs dat niets onmogelijk is met een overtuigde en gedecideerde katholieke vorst.

Ferdinand  II is zinnens zijn succes uit te buiten om de ketterij in heel het Duitse rijk uit te roeien. Tegelijkertijd wil hij onder zijn gezag een absolute monarchie vestigen naar het voorbeeld van Spanje en Frankrijk, wat neerkomt op het omvormen van het middeleeuwse feodale Rijk tot een moderne, gecentraliseerde en katholieke staat. Natuurlijk reageert de Europese protestantse partij erg zenuwachtig op die plannen. En ook in Frankrijk willen de tegenstanders van een compromisloze integraal-katholieke politiek er niet van weten. Hun spreekbuis wordt kardinaal Richelieu, die in 1624 aan de macht komt.

RICHELIEU, DE KWADE GENIUS VAN LODEWIJK XIII

In 1627-1628 behaalt Lodewijk XIII een beslissende overwinning bij het beleg van La Rochelle, het belangrijkste bolwerk van de hugenoten in Frankrijk, en in 1629 triomfeert hij over de protestanten in de Cevennen. Het lijkt een door de Voorzienigheid gewilde gelegenheid om hun politieke macht definitief te breken en zelfs om een einde te maken aan hun publieke cultus. Want in plaats van in hun machtsbases de clausules van het Edict van Nantes te eerbiedigen die vrijheid voor de katholieke eredienst voorzien, treden ze die bepalingen brutaal met de voeten en slagen onbeschroomd de kerkelijke bezittingen aan. Ferdinand  II heeft in Bohemen bewezen dat een krachtdadig optreden loont.

Maar onder invloed van Richelieu, zijn eerste-minister, verleent de koning amnestie aan de overwonnen hugenoten en kondigt hij het Edict van Alès af : de protestanten mogen hun openbare godsdienstvrijheid behouden. « Net alsof tien jaar oorlog voeren, met de koninklijke macht als overwinnaar, niets betekenen ! Richelieu is er enkel op bedacht om alles kapot te maken wat de anderen hebben verwezenlijkt en om bij de koning de onmisbare, unieke en door de Voorzienigheid naar voren geschoven persoon te spelen, zodat hij in zijn eentje totaal andere plannen kan uitvoeren waarvoor hij later de roem kan opstrijken. Een duivel is hij en een wel heel eigenaardige kerkvorst ! » (abbé de Nantes, Histoire volontaire de sainte et doulce France, p. 203).

Richelieu krijgt de koning zodanig in zijn greep dat hij hem ervan kan overtuigen om de oude diplomatie van Frans I weer op te nemen, waarvan de eerste regel luidt : ervoor zorgen dat de zaken in het Duitse Rijk in een zo groot mogelijke chaos verkeren. En zo zal Frankrijk de Duitse protestanten steunen in hun verzet tegen de katholieke keizer, wat neerkomt op een manifest verraad van de door God gewilde orthodromie of rechtlijnige geschiedenis...

Koning Lodewijk XIII van Frankrijk
wijdt zijn kroon en zijn land toe aan de H. Maagd Maria. Schilderij door Philippe de Champaigne.

Van zodra hij stevig genoeg in het zadel zit, rekent de kardinaal af met zijn vijanden van “ le parti dévot ”. Koningin-moeder Maria de’ Medici, die te laat beseft wat voor kwade genius Richelieu is en zich via een complot van hem wil ontdoen, moet zelf in ballingschap gaan ; maarschalk de Marillac wordt geëxecuteerd wegens “ verraad ”, zijn broer belandt in de gevangenis en sterft er. Niets houdt de kardinaal nog tegen om Frankrijk in de oorlog te storten die hij meer dan wat ook verlangt, de oorlog tegen het Huis Habsburg, dat wil zeggen tegen Spanje én Oostenrijk !

Binnen het Duitse Rijk zelf groeit ondertussen de tegenstand tegen de politiek van Ferdinand  II. Wanneer hij op de Rijksdag van 1631 zijn zoon wil laten verkiezen tot Rooms koning – de eerste stap naar een erfelijke keizerskroon – wordt dat plan gedwarsboomd door de keurvorsten, die handig bewerkt zijn door de Franse diplomatie. De rijksgroten dwingen Ferdinand zelfs tot de drastische inkrimping van zijn leger, het werktuig voor de katholieke herovering van het Rijk.

Net op dat moment valt Zweden onder Gustaaf II Adolf het Heilige Roomse Rijk binnen om zich in de oorlog te mengen ten gunste van de protestanten. Richelieu, die in 1630 een geheim bondgenootschap met Stockholm gesloten heeft, zorgt voor stevige financiële steun ! Na een reeks overwinningen worden de Zweden echter verpletterend verslagen bij Nördlingen in 1634. De moegestreden partijen sluiten een tijdelijke vrede die vooral voor Ferdinand  II voordelig is.

De laatste fase van de Dertigjarige Oorlog is een open oorlog van Frankrijk tegen Habsburg. Spanje, dat lange tijd een lethargisch bestaan geleid heeft, veert weer op dankzij de energieke staatsman Olivares. Hij is vastbesloten om de afgescheurde noordelijke Nederlanden te heroveren en stuurt daarom troepen naar het Rijnland. Dat “ verontrust ” Richelieu, die zich van protestantse bondgenoten verzekert en Madrid de oorlog verklaart in 1635. Maar de oorlogsstoker heeft zijn land militair amper voorbereid en de eerste confrontaties met de Spanjaarden, die de hulp krijgen van de troepen van de keizer, lopen uit op een ramp voor Frankrijk. In augustus 1636 overwinnen de Habsburgse legers in het Noord-Franse Corbie en rukken vervolgens op tot in Pontoise, op 40 km van Parijs. Het doembeeld van een inname van de hoofdstad door de vijand dreigt plots realiteit te worden ; Richelieu zijgt bijna letterlijk ineen.

EEN NOODLOTTIGE VREDE

Het is dan dat zuster Anna-Maria van de gekruisigde Jezus aan de koning van Frankrijk de wil van de Hemel doet kennen : de toewijding van Frankrijk aan de Allerheiligste Maagd Maria. Lodewijk XIII doet de plechtige belofte dit verlangen in te willigen en de toewijding gebeurt in Abbeville op 15 augustus 1638 : de koning wijdt zijn persoon, zijn land, zijn kroon en zijn onderdanen toe aan Onze-Lieve-Vrouw, tot grote vreugde van alle vrome en rechtgeaarde zielen in het koninkrijk.

Meteen boekt het Franse leger opnieuw een reeks overwinningen, waardoor het gevaar wordt afgewend. Maar Richelieu herziet zijn politiek niet en streeft meer dan ooit naar l’abaissement de la Maison d’Autriche , de machtsvermindering en vernedering van de Habsburgers. Zijn dood in 1642 brengt een andere kardinaal op het voorplan, Mazarin, die als eerste-minister de “ diplomatie ” van Richelieu verderzet.

Uiteindelijk wordt in 1648 de Vrede van Westfalen gesloten en is de Dertigjarige Oorlog voorbij. Vanuit ons perspectief van katholieke geopolitiek moeten we zeggen dat deze vredesverdragen zeer nefast waren. Ze werden door de pausen trouwens nooit aanvaard, want katholieke vorsten onwaardig. « Ze bekrachtigden immers de verdeling van de christenheid volgens de grenzen van twee religies : aan de ene kant de ware, wettige en Rooms-katholieke godsdienst, aan de andere kant de valse en revolutionaire godsdienst, vrij en gelijk in rechten » (abbé de Nantes, Histoire volontaire, p. 210).

De verdragen bevestigden de schikkingen van Augsburg uit 1555, namelijk de definitieve verankering van het beginsel “ cujus regio, ejus religio ”. Bovendien betekenden zij de triomf van de Franse anti-Habsburgse politiek : de macht van de keizer werd volledig uitgehold en het Heilige Roomse Rijk opnieuw versplinterd in 350 onafhankelijke staatjes. Een belangrijk gevolg was ook dat de Oostenrijkse erflanden zich geleidelijk afkeerden van het Rijk en hun blik richtten op de Donau en het oosten van Europa. Dat vacuüm zou opgevuld worden door een opkomende protestantse macht : Pruisen.

De historicus Georges Pagès besluit in zijn studie over de Dertigjarige Oorlog : « De Vrede van Westfalen verving de idee van de eenheid van de christelijke wereld [...] door de idee van een systeem van onafhankelijke staten, een soort van internationale Gemeenschap. Die Gemeenschap hield geen rekening met de regeringsvorm van de staten die er deel van uitmaakten – monarchieën evengoed als vorstendommen of republieken – en evenmin met de religieuze belijdenissen die er de lakens uitdeelden. We staan daarmee aan de vooravond van het principe van de natiestaten. Het lijdt niet de minste twijfel dat de motor voor deze omvorming van Europa, deze definitieve breuk met het verleden, Frankrijk is geweest en meer bepaald kardinaal Richelieu. Door de Dertigjarige Oorlog over het hele continent te verspreiden heeft de Franse politiek – de politiek van Richelieu – het moderne Europa geschapen, waarvan we de essentiële kenmerken zien verschijnen in de Vrede van Westfalen » (La Guerre de Trente ans, 1618-1648, 1939, pp. 301-302).

Het tijdvak van de Contrarevolutie, belichaamd door keizer Ferdinand  II en koning Lodewijk XIII, is voorbij en daarmee ook dat van de katholieke Contrareformatie in de lijn van Trente. Het protestantisme heeft zich voorgoed in Europa geïnstalleerd. Het is in zekere zin de triomf van Luther, een triomf die de komende eeuwen nog veel bloed zal doen vloeien...

broeder Louis-Gonzague van de Bambina
Hij is verrezen ! nr. 131, september-oktober 2024