Buiten de Kerk?
NOOIT!
In 1969, op het hoogtepunt van de revolutie in de Kerk onder en door Paulus VI, was bij veel traditionalisten de verleiding groot om extreme beslissingen te nemen. Ook abbé de Nantes kreeg te horen dat « de dringende nood waarin de zielen verkeerden uitzonderlijke stappen rechtvaardigde ». Hij heeft die zienswijze vanaf het begin kordaat afgewezen, omdat hij besefte dat het eindpunt van dat soort rebellie een open schisma zou zijn. Een belangrijke tekst om in herinnering te brengen nu paus Franciscus onze hoop op een katholieke Renaissance belichaamt.
« DE katholieke naastenliefde moet in ons hart altijd het laatste woord hebben. Men mag op een schisma niet reageren met een ander schisma. Op de tweedracht, de partijdigheid en de haat die obstakels en loopgraven scheppen moet het enige antwoord de liefde zijn, die zich baseert op de onbreekbare gemeenschap van het sacramenteel leven. De Kerk dat is de naastenliefde van Christus verspreid en medegedeeld aan alle broeders. Als wij die gemeenschap verlaten, als wij het hiërarchisch gezag verwerpen en de jurisdictie ervan weigeren, dan versterken wij het schisma, geven wij er de vorm van een sekte aan, leveren wij heel de ruimte van de Kerk er aan uit. We moeten blijven, aanvaarden om klappen te krijgen, lijden en gehoorzamen in alles wat niet verboden is en kan verdragen worden, als martelaars voor de katholieke Eenheid en Naastenliefde... Wij moeten alles weigeren wat bevolen wordt met het oog op de ondermijning, de subversie, en ons niet laten slaan zonder te protesteren. Maar nooit ofte nooit zullen wij de unieke, onschendbare rechtsmacht van de paus en de bisschoppen die met hem verenigd zijn betwisten. Zelfs in hun onrechtvaardigheid zijn zij, en niet wij, de katholieke hiërarchie.
« Men redt de Kerk niet door op andere fundamenten te bouwen. Sommigen hebben geprobeerd mij daarvan te overtuigen. Omdat ik op onrechtvaardige (maar wettige) wijze beroofd werd van elk gezag van jurisdictie over de zielen door een paus en bisschoppen die verdacht worden van schisma en ketterij, moest ik mij beschouwen als in staat van vervolging en mezelf een soort van buitengewone rechtsmacht toekennen die rechtstreeks van God komt! Het doorslaggevend motief daarvoor was de dringende nood waarin de zielen verkeerden en het gevaar dat zij liepen ten onder te gaan in een volledig afgedwaalde Kerk. Welnu: dat zal ik nooit doen, onder geen enkel beding. Een dergelijk soort rechtsmacht wordt door het heilig canoniek recht enkel toegekend aan bisschoppen in landen waar de vervolging de plaatselijke hiërarchie volledig uitgeroeid of geparalyseerd zou hebben; die bisschoppen zouden, in de veronderstelling van de goedkeuring door de H. Stoel, een dergelijke buitengewone jurisdictie mogen uitoefenen om deze Kerken te redden van de totale ondergang en tegemoet te komen aan de dringende behoeften van de zielen (cf. dom Gréa, L'Église, pp. 235-238). In mijn geval was niets van dat alles geverifieerd; de onrechtmatige toe-eigening die men mij voorstelde zou dan ook ongeldig, crimineel en simpelweg schismatiek zijn.
« Wij zijn niet de redders van de Kerk. Zij is het die altijd nog ons heil is. Ik zie dat niet, maar ik geloof het met een rotsvast geloof: de redding van de Kerk ligt vandaag net als gisteren en morgen in haar herders. Zelfs wanneer zij tijdelijk weggezonken zijn in de dwaling en het sektarisme van hun Hervorming blijft de genade in hen bestaan, onfeilbaar, onopgemerkt maar klaar om terug naar boven te stromen op de dag van God, voor de redding van allen. Het is mogelijk dat de verwarring groot is. Het is mogelijk dat de schade voor de zielen dodelijk is. Maar God wil enkel over ons regeren via de hiërarchie. In deze gewijde materie duldt Hij geen bedrieglijke aanmatiging. Wanneer wij zo dwaas zouden zijn om te denken dat wij de Kerk kunnen redden door haar met ons mee te sleuren in het avontuur van een ander schisma, wij die niets zijn, dan zouden enkel wij onherstelbaar verloren zijn. Het leven in ons is enkel ontvangen leven, het is uit de Roomse Steenrots alléén dat het opborrelt.
« De Kerk is niet in ons, zij overleeft in de personen zelf die wij bezig zien met haar vernietiging en van wie wij toch geloven dat zij, in hoofde van hun apostolische rechtsmacht, de dragers zijn van de genade van Christus.
« Wat een dwaasheid zou het zijn buiten de Kerk een schijnkerk op te bouwen! En waarom, in Godsnaam? Voor de illusie te geloven dat ik de redder van iedereen zou zijn?
« Wanneer het schisma van deze Hervorming eindelijk zal ophouden, dan wil ik dat ik mezelf niet van de Kerk afgescheiden heb. »
abbé Georges de Nantes
CRC nr. 25, oktober 1969