VATICANUM III VOORBEREIDEN

I. Welke liturgie voor morgen ?

Eén van de meest ingrijpende hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie was die van de liturgie. De « nieuwe Mis » van Paus Paulus VI belangde alle gelovigen aan, want zij werden er elke zondag mee geconfronteerd – zolang zij tenminste nog “ pratikerend ” waren. Moet het Derde Vaticaans Concilie waarnaar onze hoop uitgaat de nieuwe Mis behouden ? In welke vorm ? Of moet er teruggekeerd worden naar de oude ritus ? Al in februari 1972 gaf abbé de Nantes op al deze vragen een genuanceerd antwoord.

DE GEEST VAN DE LITURGIE

DE liturgie is geen wetenschap van riten en evenmin een gewijde kunst of een groepstechniek. Zij is een geestelijk leven, een gewijde praktijk : in de liturgie oefent de Kerk haar mystiek leven uit, dat wil zeggen haar leven met God door Jezus Christus. God leeft met ons door de woorden en de handelingen die onze heiliging bewerkstelligen, en wij leven met God door de lofprijzingen die wij in gemeenschap tot Hem laten opstijgen.

Het altaar in de kapel van het Maison Saint-Joseph.
Het altaar in de kapel van het Maison Saint-Joseph.

De liturgische praktijk is onderscheiden én afgescheiden van alle andere menselijke activiteiten : arbeid, wetenschappelijk onderzoek, sport, cultuur, opvoeding, onderwijs en zelfs apostolaat. Zij is belangrijker dan al het andere omdat zij de voorafspiegeling is van de eeuwige gelukzaligheid, wanneer wij de liturgie bij uitstek zullen vieren.

Deze praktijk maakt bijgevolg de kern van het leven uit van de christenen van alle rassen en standen, doorheen alle tijden, van generatie op generatie. In de liturgie uit zich het onveranderlijk geloof. Omgekeerd voedt de liturgie het geloof en houdt het in stand. Als het geloof verdwijnt, als de Kerk tot ontbinding komt, is het de liturgie die als eerste sterft. Het omgekeerde geldt ook : als de liturgie degradeert, valt de Kerk uiteen en dooft het geloof uit.

Omdat de christelijke gemeenschap van generatie op generatie de liturgie beleeft, dringen de riten en gebeden ervan door tot de zeden van deze gemeenschap ; zij maken deel uit van haar leefwereld. Nu is het een welbekende sociologische wet dat men van de gewone leefwereld van een gemeenschap niet te veel elementen mag wijzigen of men riskeert dat deze leefwereld ineenstort. Nieuwe gezangen toevoegen, een missaal veranderen, de data van de feesten verplaatsen, de teksten van de gebeden aanpassen, riten een andere vorm geven... leidt automatisch tot een crisis. Als de omvang van de veranderingen te groot is, wordt elke hervorming een revolutie.

Als de Hervorming bovendien een systeem wordt, draait zij sociologisch uit op de veroordeling van het geloof van gisteren en op een complete breuk tussen de Kerk van vandaag en die van altijd : “ Men verandert ons geloof... Het is niet meer de Kerk van onze kindertijd ”, enz.

Heel de vraag is te weten of de liturgische Hervorming van Vaticanum II een vervolg is op de restauratie van de liturgie die begonnen werd door de benedictijn dom Guéranger en vooral ontwikkeld werd onder de H. Pius X en Pius XII, dan wel of zij er de bedrieglijke vervorming en systematische corrumpering van is.

De vraag werd ten gronde bestudeerd door abbé de Nantes, niet alleen met betrekking tot de « nieuwe mis » maar ook wat de verschillende sacramenten betreft. Een omvangrijk werk, dat zelfs de bewondering afdwong van pater Yves Congar afdwong – één van de voornaamste denkers van het Concilie – en dat een genuanceerd antwoord biedt op de gestelde vraag.

DE VRUCHTEN VAN VATICANUM II

Men herkent de boom aan zijn vruchten en de vruchten kunnen we allemaal zien. Vóór het Concilie was de liturgie het werk van de priester, van Christus en de Kerk, meer goddelijk dan menselijk ; het ging om prediking, sacramenteel offer en goddelijke lofprijzing, met het oog op het geestelijk goed van de gelovigen maar niet zonder hun vrome deelname. Met het Concilie werd de liturgie spontane schepping met esthetische aanspraken, modern, het werk van de mens die een cultus voor zichzelf inricht. De nieuwe liturgie is er niet meer om vol bekommernis God te behagen en zijn genade te verdienen ; zij wordt volledig in beslag genomen door het verlangen de mens te behagen, als een kunstvorm, en te verdienen dat de mens er zich voor interesseert en er zich aan wijdt zoals aan een sport.

« In feite heeft het Tweede Vaticaans Concilie de liturgie van de toekomst niet gedefinieerd. Het Concilie vormde “ enkel ” de beslissende stap in het openstellen van de Kerk voor alles wat nieuw is. Men ging snel over tot de volgende stap en men kwam overeen dat “ de gehoorzaamheid aan het Concilie ” erin bestond om datgene wat Vaticanum II toeliet te “ overschrijden ” en wat het in kiem bevatte verder te “ ontwikkelen ” » (CRC nr. 101, januari 1976). Het gevolg was dat het Postconcilie ontaardde in een soort van permanente revolutie op liturgisch vlak...

Betekent dit dat de liturgie een statisch gegeven is waaraan niet mag getornd worden ? Helemaal niet. Na de liturgische decadentie van de 15de eeuw en de zogezegde protestantse “ Hervorming ” besloot het Concilie van Trente tot een eerste restauratie van de liturgie. Ze werd gerealiseerd onder de pausen Pius IV tot Paulus V (1562-1614) en lag aan de basis van de schitterende katholieke Contrareformatie van de 17de eeuw.

Om een remedie te bieden voor de dorheid die het gevolg was van zowel jansenisme als gallicanisme werd onder het pontificaat van de Z. Pius IX een tweede restauratie voorbereid door de beroemde benedictijn dom Guéranger (1805-1875) van de abdij van Solesmes. Zij werd op een bewonderenswaardige wijze geleid door de twee andere grote pausen van de moderne tijden, de H. Pius X en Pius XII. De hele onderneming vond haar bekroning in de encycliek Mediator Dei van 20 november 1947 en haar uitgewerkte vorm in de Codex rubricarum, afgekondigd door... Joannes XXIII in 1960 !

Het toekomstige Derde Vaticaans Concilie zal dit werk en deze vooruitgang terug moeten opnemen op het punt waar alles brutaal onderbroken werd. Want Vaticanum II heeft het geleverde werk voor een groot deel tegengesproken, gecompromitteerd en zelfs vernietigd. Langs de andere kant heeft het jongste Concilie er ook toe geholpen. Er moet dus een onderscheid gemaakt worden, en die taak komt toe aan een paus en een concilie die hun inspiratie halen uit God. Ook op dit vlak moet Vaticanum III dus eerst een Contrareformatie doorvoeren en vervolgens een restauratie waaruit het zolang verwachte herstel zal voortvloeien.

Dit werk moet voorbereid worden door een zo perfect mogelijke praktijk van het liturgisch leven en de devoties en verder door een wijze katholieke geest, evenzeer wars van anarchie als van verstarring (cf. Pius XII in Mediator Dei). Want de liturgie is niet hetzelfde als de leer. In de leer bestaat er geen middenweg tussen waarheid en dwaling en geen historische evolutie van het ene naar het andere. De liturgie daarentegen baant zich een brede weg tussen “ fixisme ” en “ mobilisme ”, maar altijd in het soeverein respect voor de heilige leer en de apostolische traditie.

Vaticanum III voorbereiden betekent dus dat we moeten opletten voor elke ketterse besmetting bij het contact met de huidige liturgische revolutie, maar ook dat we niet mogen toegeven aan een soort van reactionaire verontwaardiging die ons alles zou doen heilig verklaren wat van gisteren is ; zo zouden we het leven van de Kerk stilleggen ! Het is dus duidelijk dat wij het pastoraal Gezag van onze Opperherders nodig hebben om ons de weg te wijzen in deze restauratie, die geen systematische reconstructie mag zijn van de liturgie van 1958.

LITURGIE EN GELOOF

De grote fout van Vaticanum II is geweest om eerst over de liturgie te spreken, terwijl de geloofswaarheden waarop de liturgie steunt en die haar moeten oriënteren niet meer verzekerd waren, maar integendeel in vraag werden gesteld. Nadat ze een maand hadden rondgeploeterd in de meest verwarde discussies stemden de concilievaders daarom de voorgestelde tekst van Sacrosanctum concilium met 2162 stemmen tegen 46... gewoon om er vanaf te zijn !

Vaticanum III zal daarentegen de logische orde respecteren. Eerst moet het geloof vastgesteld worden, het goddelijk geloof van de Kerk, tegen het modernistisch “ evangelisme ” en zijn feitelijk humanisme dat uitloopt op de cultus van de mens in plaats van de cultus van God.

De Constitutie over de liturgie zal de opnieuw geproclameerde geloofswaarheid ondersteunen door eerst en vooral het theocentrisme te bevestigen : de liturgische actie is in essentie een mysterie, meer goddelijk dan menselijk, waarvan de voornaamste realiteit de eredienst van God in Christus is, door de sacramentele heiliging van de Kerk in al haar leden en in ieder van hen afzonderlijk.

Het herstel van het heilige zal twee leerstellige gevolgen hebben :

1. De trouw aan de Waarheid van het goddelijk werk is belangrijker dan gelijk welke andere overweging of bekommernis. De essentie is dat de liturgie volbracht wordt volgens de Wil van God, overeenkomstig de rechtzinnige leer, op een geldige en geoorloofde wijze. De pastorale en didactische bekommernis is weliswaar niet uitgesloten, maar zij moet ondergeschikt zijn en nooit indiscreet. Omdat de liturgie een gewijd werk is, zal zij altijd en verplicht mysterieus zijn, “ mysterie van het geloof ”, ontoegankelijk voor het volk – maar evengoed voor de priesters en de experts. Dat verklaart en rechtvaardigt trouwens het gebruik van gewijde plaatsen, van een gewijde taal en dito muziek, van speciale gewaden en voorwerpen en van onveranderlijke gebeden.

2. Het is de dwingende zorg van heel de Kerk om de traditionele vormen en formules ongeschonden en vrij van ketterse of wereldse besmetting te bewaren. De oorsprong van deze vormen en formules gaat terug tot de apostelen en tot Christus zelf, die de enige is die er goddelijk gezag en doeltreffendheid heeft aan kunnen geven. Aan God is alleen aangenaam wat geen schepping van mensen is, maar het werk van Jezus Christus en zijn apostolische Kerk.

De huidige oneerlijkheid bestaat erin de liturgie te veranderen om ze de uitdrukking te doen zijn van het nieuwe geloof, en ons vervolgens te verplichten de verandering te aanvaarden onder het voorwendsel dat de Kerk haar geloofsregel altijd aan het volk heeft voorgesteld in en door de vormen van haar liturgie ! Wie ziet niet dat dit een leugen is ? Het is precies omdat de zo kostbare goddelijke Openbaring ons bewaard is gebleven in de Schriften en de Traditie dat het een heiligschennis is om te raken aan de onveranderlijke riten en gebeden. De nieuwlichters op het vlak van de liturgie zijn door de Kerk altijd aangeklaagd als ketters, en terecht. De nieuwlichters van Vaticanum II ontsnappen niet aan deze regel.

Vaticanum III zal dus de traditionele Romeinse liturgie herstellen en haar de absolute voorrang geven op elke andere minder universele of minder oude vorm, omdat deze traditionele liturgie voor de Kerk een onschatbare bron van haar geloof is, een onvergelijkbare en levende catechese. Zo zal de gewoonte gecanoniseerd worden, die immers door geen enkel menselijk gezag mag vernietigd worden zolang zij geen inbreuk pleegt op de eer van God of het geestelijk goed van de gelovigen. Het is absoluut noodzakelijk dat Vaticanum III, na een halve eeuw machtsmisbruik en pogingen om een meer dan duizendjarige liturgische traditie te vernietigen, de heilige vrijheid van de kinderen Gods erkent !

Het toekomstig Concilie mag niet dezelfde onvoorzichtigheid begaan die Vaticanum II beging : het maken van een onderscheid in de liturgie tussen het “ onveranderlijke ” en het “ veranderlijke ” (Sacrosanctum concilium nr. 21). Dit onderscheid leidde er namelijk toe dat men dacht dat al het veranderlijke kon en moest veranderd worden ! Vaticanum III zal de wijsheid hebben om de principiële bestendigheid van de antieke gebeden en riten te belijden. Het zal hervormingen enkel toelaten als het gaat om heiliging, zuivering of verrijking van het gewijd patrimonium.

Omgekeerd kan het nieuwe Concilie letterlijk heel het theoretisch deel van Sacrosanctum concilium overnemen, dat perfect in orde is en aansluit bij de encycliek Mediator Dei. Alleen moet dit theoretisch deel gewapend en beschermd worden met de nodige anathema’s (banvloeken) en, indien nodig, veroordelingen van bepaalde personen om paal en perk te stellen aan het noodlottig antropocentrisme en pantheïsme van onze moderne materialistische samenleving. Op die manier zal de discussie over welke hervormingen mogelijk en wenselijk zijn opnieuw in alle sereniteit kunnen verlopen.

Die discussie zal niet het moeilijkste onderdeel zijn, verre van. Het moeilijkste zal zijn om het christenvolk – met inbegrip van de priesters en de bisschoppen – terug gevoelig te maken voor God, voor zijn eredienst, voor religie en vroomheid. Als die gevoeligheid er niet is, bouwen we immers op zand. Dan is de liturgie een dood werk of, nog erger, een folkloristische bedoening. Het heeft inderdaad geen zin uitstekende beginselen af te kondigen als heilige pausen en priesters niet eerst het gelovige volk terug de zin voor het godsdienstige aanleren, de smaak voor de zaken van God, het besef dat de godsdienst noodzakelijk is voor het eeuwig heil.

LITURGIE EN PRIESTERSCHAP

Een andere noodlottige dwaling van Vaticanum II is geweest dat men handelde over de liturgische hervorming alvorens de juiste natuur en de hiërarchische samenstelling van de Kerk te bepalen.

Vaticanum III zal de liturgie pas bestuderen na eerst de dogmatische constitutie over de Kerk afgekondigd te hebben. Daarin zal de mystieke, hiërarchische en priesterlijke natuur van de Kerk gedefinieerd worden. Dat is heel belangrijk, want uit de goddelijke samenstelling van de Kerk van Christus vloeit het essentiële karakter van de liturgie voort : zij is een door en door priesterlijk werk.

Het volgende Concilie moet een duidelijk onderscheid maken tussen de geestelijke stand en het gelovige volk. Elke religieuze cultus in de loop van de geschiedenis werd toevertrouwd aan een priesterkaste. Het Nieuwe en Eeuwige Verbond steunt op ditzelfde concept, maar dan op waarachtige en mystieke wijze : het is Jezus Christus in Persoon die de heilige liturgie viert als unieke en soevereine Priester. Dit dogma wijdt de priesterstand in de Kerk en geeft hem een bijzondere stempel. De functie van de priester is te handelen “ in persona Christi ”, als plaatsvervanger van de Heer zelf.

De consequentie hiervan is uitermate belangrijk. De priesterlijke hiërarchie heeft een welbepaalde functie, uitgerust met een goddelijke macht, met het oog op een gewijd werk. Het gezag over de liturgie moet (terug) in handen komen van : 1° de H. Vader en de Congregatie voor de riten die dit domein in zijn naam bestuurt ; 2° de plaatselijke bisschop, voor zijn diocees, in eenheid met de paus ; 3° elke parochiepastoor, die daarvoor van zijn bisschop een groot vertrouwen krijgt, en elke priester.

De “ pastorale raden ” en de zgz. “ experts ” daarentegen moeten een strikt verbod krijgen zich met de liturgie te bemoeien. De priesterstand moet inderdaad verlost worden van al die drukkingsgroepen van leken, revolutionaire zowel als reactionaire !

Op die manier hebben de priesters terug de handen vrij voor de didactische arbeid waartoe Vaticanum III hen zal oproepen : de gelovigen de diepere betekenis van de riten doen begrijpen en er de schoonheid van doen smaken.

PLEIDOOI VOOR EEN GROTE VERZOENING

Het is perfect mogelijk om de aloude liturgische schatten te verrijken met nieuwe zaken. De koortsachtige activiteit van de hoofdrolspelers van de Liturgische beweging sinds het begin van de twintigste eeuw heeft de Kerk weliswaar veel kwaad gedaan, maar anderzijds is er in de loop van de decennia een massa materiaal bijeengebracht dat ter beschikking ligt voor de wijze bouwers van de toekomstige Contrareformatie.

Het volgende Concilie zal de Kerk zeker moeten terugvoeren tot haar onvergankelijke liturgische instellingen : het Latijn, het gregoriaans, de antieke ritus van de Mis, het goddelijk officie, de traditionele eucharistische cultus enz. Maar het kan evenzeer tussen al het nieuwe materiaal kostbaarheden uitkiezen : teruggevonden gebeden en riten uit oude tijden of moderne scheppingen die in harmonie zijn met de liturgische traditie.

Hierover zal het Concilie moeten beslissen – niet wij ! Het komt ons niet toe ons in de plaats ervan te stellen. Wij hadden vertrouwen in Vaticanum II, maar het heeft ons ontgoocheld en bedrogen. Wel, we zullen vertrouwen hebben in Vaticanum III en we onderstrepen vooraf dat we bereid zijn alle disciplinaire beslissingen ervan te aanvaarden, of het nu conserveert of verrijkt, op voorwaarde alleen dat alles gebeurt in de geest van onze heilige dogma’s.

Laten we nog een stap verder zetten. Als De katholieke Contrareformatie in de 21ste eeuw zich zo gereserveerd opstelt tegenover het integrisme, dan is dat precies met het oog op de toekomstige verzoening. De Kerk heeft al te veel geleden door toedoen van de revolutionaire breuk waarvoor het Tweede Vaticaans Concilie verantwoordelijk is geweest : de toenmalige jeugd werd afgesneden van al onze tradities. Het nieuwe Concilie moet met de grootste zorg vermijden dat er, onder het voorwendsel van Contrareformatie, brutaal gebroken wordt met de tegenwoordige liturgie zodat een nieuwe generatie zou getraumatiseerd geraken.

Vaticanum III zal de principes krachtdadig en compromisloos bevestigen. Het zal de voorrang van de antieke Romeinse ritus proclameren en deze een volmaakte vrijheid toestaan. Maar als het, in een geest van eendracht, alles wat Paulus VI en zijn Concilie op wettige wijze voorgeschreven hebben en wat ondertussen gebruikelijk is geworden laat bestaan, dan zullen wij dat moeten aanvaarden. Als het niet van God komt, dan zal het afsterven en verdwijnen. Maar dan hebben we de huidige terreur niet beantwoord met een nieuwe terreur...

Vaticanum III zal zich niet beperken tot de tegenstellingen van vroeger. Het zal zich eerder engageren, en wij allemaal tegelijkertijd, tot een brede, grandioze restauratie waarin de in ere herstelde liturgische traditie verlevendigd wordt door een reeks grondig bestudeerde pastorale hervormingen. Het geestelijk voordeel en de geestdrift die deze synthese van oud en nieuw zal teweeg brengen zal ongetwijfeld tot volkomen eenstemmigheid onder alle gelovigen leiden. We moeten een groot hart hebben en elke enggeestigheid uitbannen, ons door geen enkel vooroordeel laten leiden. Enkel het geloof mag onze leidraad zijn. Elke vraag verdient het om apart onderzocht te worden, waarbij we zowel de systematische behoudsgezindheid als de blinde hervormingszucht moeten overstijgen. Het vooruitstrevend traditionalisme bestaat erin om het liturgisch leven te vrijwaren én te verrijken door een inspanning van vroomheid, intelligentie, verbeelding en toewijding.

Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Er is op zich niets mis met de invoering van de volkstaal in de liturgie, op voorwaarde dat het niet de bedoeling is het Latijn te vervangen, maar wel het gelovige volk te helpen het Latijn beter te begrijpen en te appreciëren. Ik heb in onze communauteit al vanaf 1958 ingevoerd wat ik de “ pedagogische tweetaligheid ” noem: zo leest een broeder het Evangelie luidop in het Frans terwijl de priester ondertussen, na een plechtige aanhef, de tekst in stilte in het Latijn leest. Ik denk dat voor deze formule een toekomst weggelegd is... Maar zij is niet ingegeven door demagogie of door een revolutionaire geest !

Laten we eindigen met een citaat uit het boek « La nouvelle messe » van Louis Salleron. Het werk dateert uit 1970, maar de wijsheid die er uit spreekt, is nog altijd actueel :

« Wanneer we naar de kern van het probleem kijken, gaat het eigenlijk niet om een debat tussen de oude en de nieuwe mis. Er is enkel het probleem van de mis zelf. Het adagium Lex orandi, lex credendi is nog altijd van toepassing. De wet van het gebed maakt één geheel uit met de wet van het geloof. Zoals het geloof is, zo is de mis. Zoals de mis is, zo is het geloof. Wanneer het geloof in de transsubstantiatie, in het priesterschap, in het eucharistisch offer verschrompelt, dan verschrompelt ook de mis. En, op dezelfde manier, wanneer de mis herleid wordt tot een broederlijke maaltijd, tot verheerlijking van het gemeenschapsaspect en profetische improvisatie, dan verdampen de geloofswaarheden die de mis belichaamt.

« Alles brokkelt vandaag de dag tegelijkertijd af. Alles zal ooit ook tegelijkertijd moeten gerestaureerd worden. Wij zijn niet de getuigen van de ontluiking van een nieuwe mis en evenmin van het einde van een oude mis. Wij zijn de getuigen van de verduistering van de eeuwige mis. Maar zonsverduisteringen duren nooit lang » (pp. 183-184).

Mocht God snel de zo dringende Contrareformatie en Restauratie van zijn heilige eredienst mogelijk maken !

abbé Georges de Nantes & broeder Bruno van Jezus
Hij is verrezen ! nr. 46, juli-augustus 2010, pp. 3-6