VATICANUM III VOORBEREIDEN

III. Voor een katholieke oecumene

Eén van de grote “ verworvenheden ” van het Tweede Vaticaans Concilie was de oecumene. Niet dat dit begrip nieuw was, integendeel, maar de hervormingsgezinde partij slaagde erin om de vlag een totaal andere lading te doen dekken. Al in 1972 maakte abbé de Nantes een vlijmscherpe analyse en zette hij tegelijkertijd de bakens uit voor de katholieke oecumene van de toekomst.

WAT de oecumene betreft, is het moment van de overgang van de oude naar de nieuwe mentaliteit perfect aanwijsbaar. Dominee Hébert Roux van de Gereformeerde kerk van Frankrijk, die als waarnemer het Concilie bijwoonde, legde dat zeer goed uit in volume 64 (1967) van de reeks Unam Sanctam, onder de titel : Standpunten van protestantse theologen over Vaticanum II (pp. 89-94). We laten hem daarom in onze plaats aan het woord :

« Volgens de bedoelingen die in het begin duidelijk uiteengezet werden door Paus Joannes XXIII moest het uitgebreide programma van het aggiornamento ertoe bijdragen “ de Kerk haar ware gelaat terug te schenken ”. Zo moest het Concilie ten aanzien van alle mensen van goede wil, en in de eerste plaats de “ afgescheiden broeders ”, een vriendelijke uitnodiging vormen om de Kerk te erkennen en in haar de ene en ware schaapsstal van Christus te vervoegen. Wanneer men deze teksten herleest – Ad Petri Cathedram, 29 juni 1959 – dan beseft men vandaag dat de “ oecumene ” van Joannes XXIII helemaal niet revolutionair was en er zich eigenlijk toe beperkte een grootmoediger karakter te geven aan de klassieke theorie van de “ terugkeer van de afgescheiden broeders ”. »

Paus Benedictus XVI en Dr. Rowan Williams
Absolute gelijkheid tussen de godsdiensten : Paus Benedictus XVI en Dr. Rowan Williams, de anglicaanse “ aartsbisschop ” van Canterbury. Maar wat brengen al die oecumenische ontmoe-tingen de katholieke Kerk uiteindelijk op ?

Dominee Roux heeft hier gelijk : de oecumene van Joannes XXIII was niet revolutionair. De enige maar toch wel belangrijke nieuwigheid bestond er in deze oecumene te enten op een hervorming van de Kerk die de bedoeling had de terugkeer van de afgedwaalden gemakkelijker te maken.

Vanaf het pontificaat van Paulus VI, en onder de toenemende invloed van kardinaal Bea, drong zich echter een ander soort oecumene op die fundamenteel verschillend was :

« In het beginstadium kwam de oecumenische opening van het Concilie slechts tot uiting op het niveau van de intentieverklaringen en de vriendschappelijke gebaren. De aanwezigheid van de [niet-katholieke] waarnemers, hoe ongewoon ook, betekende enkel dat men zich ontvankelijk en open wou tonen en dat men geen hindernissen wou opwerpen tegen de eenheid ; maar over de natuur van die eenheid en de voorwaarden ertoe werden geen uitspraken gedaan. Tegelijkertijd echter werd de uiterste dubbelzinnigheid van de term “ oecumenisch ”zichtbaar. De betekenis ervan was totaal verschillend naargelang de toepassing : in de opvatting van de Latijns-westerse traditie bezit en waarborgt de Kerk van Rome uit hoofde van haar universele rechtsmacht de volheid van de christelijke “ katholiciteit ” ; maar de term kon ook toegepast worden op een “ beweging ” die, voorbij de grenzen van deze jurisdictie, het geheel van de christelijke belijdenissen ertoe aanspoort om in “ dialoog ” te zoeken naar de eenheid en katholiciteit van de Kerk... »

VAN DE « KATHOLIEKE OECUMENE »...

« Wat kon, in de eerste betekenis van het woord, de “ oecumenische ” opening van een Concilie dat zichzelf als dusdanig presenteerde anders betekenen dan een grootmoedige bereidheid om aan de van Rome afgescheiden christenen – die dus hun geloof en hun kerkelijk leven buiten de Romeinse rechtsmacht beleefden – een zo breed en zo gemakkelijk mogelijke toegang tot de katholieke eenheid te bieden ? Daartoe was het helemaal niet nodig de definitie en het oecumenisch karakter van het Concilie zelf in vraag te stellen. Het ging er dan eenvoudigweg om de “ katholieke oecumene ” in de kern te definiëren als een morele en geestelijke houding. Zij moest voor alles bestaan uit een herziening van hou-dingen, oordelen en methodes uit het verleden, en zij moest haar inspiratie halen uit de naastenliefde, tot en met het vragen van vergeving voor de “ fouten ” waarmee elke breuk in het verleden gepaard gegaan was of waardoor die nog verergerd was. Zo bekeken was de oecumene een eerlijke inspanning en een machtig middel om de gevolgen van deze fouten af te zwakken of te genezen door de beoefening van de christelijke deugden van geloof, hoop en liefde. Men vermeed wel om de ware redenen van de afscheidingen op het terrein van de leer en het geloof in overweging te nemen.

« Naar alle waarschijnlijkheid stemde deze zienswijze in grote lijnen overeen met de mening van de meerderheid [sic] van de concilievaders. Dat kon ook moeilijk anders. Er waren vóór het Concilie inderdaad maar heel weinig bisschoppen die echt op de hoogte waren van de werkzaamheden van de Oecumenische Raad van Kerken en van de recente gespecialiseerde studies van de theologen. Vooral waren er haast geen bisschoppen die voldoende kennis hadden van de leerstellingen en het kerkelijk leven van de andere christelijke belijdenissen, zodat zij in staat zouden geweest zijn om “ het oecumenisch feit ” in zijn objectieve realiteit te zien... »

Zo dacht de verpletterende meerderheid van de bisschoppen er inderdaad over. Ze waren katholiek, en ze wilden helemaal geen herziening van de dogma’s of de instellingen van de ene, ware en heilige Kerk, en evenmin van haar vroegere veroordelingen van schisma’s en ketterijen. De oecumene was voor hen het edelmoedig project van een massale terugkeer van al wie afgedwaald was naar de katholieke eenheid. En deze basisdoelstelling was goed...

... NAAR DE PROTESTANTSE « OECUMENISCHE BEWEGING »

« Maar voorbij dit eerste stadium, dat gekenmerkt werd door een bepaald geestelijk klimaat en zich vooral uitdrukte in een oecumene van naastenliefde en openheid in de zin van een uitnodiging aan de andere christenen, moest een nieuwe drempel overschreden worden in het proces van oecumenische bewustwording van het Concilie. Het kwam er op aan de tweede betekenis van de term “ oecumenisch ” te ontdekken en te bekrachtigen, namelijk de toepassing ervan op een beweging die ontstaan en gegroeid was buiten de Roomse Kerk. Wat betekende die beweging als geestelijk gebeuren en welke vragen stelde het bestaan ervan aan de katholieke Kerk zelf ? Zoals men zich kan indenken ging het hier om een soort van omkering en bekering die moest voltrokken worden...

« Deze omkering van het perspectief [...] werd in het bijzonder aangevoeld toen Paus Paulus VI bij het begin van de tweede zitting de [niet-katholieke] waarnemers ontving. Zoals men zich herinnert, werd toen de noodzaak onderstreept om het oecumenisch probleem in theologische termen te formuleren. [...] Het was het Secretariaat voor de eenheid van de christenen dat toen een concrete uitdrukking vond voor deze oecumene van zoeken en dialoog. De opeenvolgende lezingen van het decreet gaven er de verschillende stappen van aan. Eén van deze stappen was de discrete wijziging van de titel van kapittel I : de oorspronkelijke titel, “ Beginselen van de katholieke oecumene ”, werd in derde lezing veranderd in “ Katholieke beginselen van de oecumene ”...

« De volledige geschiedenis van de wederwaardigheden die de tekst van het decreet onderging, zal ongetwijfeld op een dag aantonen hoeveel obstakels er moesten overwonnen worden en hoe groot zij waren. Het zal allicht geen verbazing wekken dat deze obstakels niet allemaal overwonnen werden, als men beseft dat ze zich niet alleen situeerden op het niveau van denktranten en gewoonten die over het algemeen niet aangepast waren aan een volledig nieuwe situatie, maar ook op het niveau van algemeen aanvaarde en in bepaalde gevallen dogmatisch geformuleerde leerstellingen, die op het eerste gezicht gevaarlijk in vraag leken gesteld te worden... »

Een bekentenis die kan tellen. Wie heeft er eigenlijk gedurende dat vermaledijde Concilie het geloof van onze bisschoppen veranderd en met welke middelen, zodat zij uiteindelijk bereid gevonden werden om de gelijkwaardigheid van alle christelijke “ Kerken ” en gemeenschappen te erkennen en op zoek te gaan naar de waarheid buiten de Kerk ?

I. VATICANUM II LANCEERT DE KERK IN DE OECUMENISCHE BEWEGING

Unitatis redintegratio is een conciliedecreet waarvan de titel reeds de bedoeling aangeeft. Het gaat om een restauratie van de eenheid, die de indruk wekt van een terugkeer naar de eenheid. De term is perfect dubbelzinnig : gaat het erom de verloren eenheid opnieuw vorm te geven ? Is het de bedoeling om samen de wegen ernaartoe terug te vinden ? Of om terug te keren naar de katholieke Kerk ? In de loop van het Concilie zou men gebruik maken van alle mogelijke uitdrukkingen die de leugenachtige dubbelzinnigheid in stand konden houden.

Het decreet werd gestemd op 21 november 1964. De dag tevoren telde men nog 64 opposanten, maar hun aantal viel op het moment van de stemming, in aanwezigheid van Paus Paulus VI, terug tot 11 op 2148. Een uitslag die een regelrechte schande was voor de concilievaders. Zonder enige verontschuldiging !

Er hadden overduidelijk allerlei manoeuvres plaats. Onder welke invloed verhief Joannes XXIII het Secretariaat voor de Eenheid tot het niveau van een conciliaire commissie, wat deze denktank – die op geen enkel ogenblik voor de Kerk werkte maar altijd voor “ de Anderen ” – toeliet alle commissies snel te overvleugelen ? Waarom kwam het clandestiene schema dat door dit verdacht Secretariaat uitgebroed was zomaar in de plaats van de twee andere teksten die door de competente commissies voorbereid waren ? Als gevolg van welke propaganda kwam een kudde bisschoppen zonder deskundigheid noch voorbereiding ertoe om een blind vertrouwen te stellen in één persoon, kardinaal Bea, en diens tekst te verkiezen zonder hem te kennen (toegegeven door pater Congar) boven de twee andere die al gedrukt en rondgedeeld waren ?

De tekst van Unitatis redintegratio, nagenoeg uitsluitend door het Secretariaat voor de Eenheid geschreven en zoals gezegd door een enorme meerderheid goedgekeurd, was zo verkeerd en op heel precieze punten zo ketters dat Paulus VI op eigen gezag negentien aanpassingen moest aanbrengen, met de bedoeling hem toch wat katholieker te maken ! Dat leidde tot tumult op de vergadering. Congar : « De emoties laaiden hoog op in de vergadering, en nog hoger in de rangen van de waarnemers, die diep getroffen waren. Hun vrienden en de leden van het Secretariaat voor de Eenheid, die dagelijks met hen in verbinding staan, deelden deze droefheid » (Standpunten van protestantse theologen, in Unam Sanctam nr. 84, p. 168).

Congar stelde hen gerust : « Neen, de tekst is niet minder waard geworden. Niemand van ons zou zich amper drie jaar geleden hebben kunnen voorstellen dat hij er zo zou uitzien en dat er een eenstemmig akkoord zou over bereikt worden » (ibid.).

Met andere woorden : het vergif is gebleven, nadat negentien al te zichtbare korreltjes er zijn uitgevist... Congar was zo in zijn nopjes dat hij niet aarzelde om te schrijven dat de concilievaders eigenlijk geen benul hadden van wat zij gestemd hadden en van wat de partij van de oecumene er allemaal had ingestopt (ibid., pp. 189-192).

INTREDE IN DE « CLUB »

Hoe kan de Rooms-katholieke Kerk, die zichzelf in de naam van Christus en van God de Vader zelf de enig ware, geldige en heilige noemt, binnentreden in de club van de “ christelijke Kerken en gemeenschappen ”, die allemaal gesticht zijn tégen haar en ten gevolge van een misdadige breuk met haar ? Daar legt het decreet zich op toe, ten koste van een fundamentele tegenspraak en een systematische vervorming van de leerstellingen en de historische gebeurtenissen.

De inleiding is compleet protestants. De onderlinge verdeeldheid van de « christelijke gemeenschappen » wordt geplaatst tegenover de wil van de Heer die de Kerk heeft gesticht als « één en enig ». Elke gemeenschap beweert dé Kerk te zijn, wat « een ergernis voor de wereld » is. Maar welke gemeenschap heeft gelijk ? Is er wel één die gelijk heeft ? Neen, alle Kerken worden over dezelfde kam geschoren en aangeklaagd voor het feit van de verdeeldheid. Gelukkig heeft de H. Geest « de laatste tijd » bij de verdeelde christenen « een verlangen naar eenheid » opgewekt en is er « een steeds sterkere beweging » ontstaan om de eenheid van allechristenen te herstellen. Het einddoel is « de ene, zichtbare Kerk van God die werkelijk universeel moet zijn ».

Vaticanum II ontkent hiermee de eenheid, de heiligheid en de uitzonderlijkheid van de eigen Kerk. Volgens het Concilie moet de Kerk helemaal opnieuw gemaakt worden, met zijn allen !

Men veronderstelt dat de Anderen door de H. Geest geleid worden en men sluit de ogen voor het feit dat zij de rebellie van hun voorvaderen verder zetten. Maar als zij gehecht blijven aan hun schisma of hun ketterij, en als hun gemeenschappen alleen maar door menselijke en zelfs kwaadwillige motieven geïnspireerd worden, dan zal de oecumenische praktijk maar één resultaat hebben : de katholieken zullen zich verwijderen van hun eigen Kerk en ver van hun geloof weggeleid worden.

BEWONDERING VOOR DE OOSTERSE SCHISMATIEKEN

Nrs. 14 en volgende van het decreet vormen een lange lofprijzing op de schatten van de oosterse traditie, waarbij het begrip “ oosterse Kerken ” echter wordt vernauwd tot enkel de orthodoxen. Heel even wordt de breuk aangestipt en uitgelegd met verwijzing naar wederzijdse fouten : « Het erfgoed dat de apostelen hebben overgeleverd is [...] hier en daar uiteenlopend verklaard, mede ten gevolge van het verschil in geaardheid en leefwijze. Dit alles heeft, afgezien van de uitwendige oorzaken, door gebrek aan wederzijds begrip en onderlinge liefde aanleiding gegeven tot de scheidingen » (nr. 14). Kortom, eigenlijk heeft het Westen niet genoeg bewondering en liefde voor het Oosten opgebracht. De excommunicatie van 1054 wordt gewoon vergeten...

De conciliaire katholieke partij wenst dus vurig de eenheid. Maar in ongezonde omstandigheden van leugens en onrechtvaardigheid. Want er bestaat ook een ander Oosten dan het schismatieke ! En eeuwenlang is er sprake geweest van ware agressie van de Orthodoxie tegen Rome en de met haar verbonden Kerken in het Oosten (de Uniaten) ! Het Concilie wil de eenheid tot stand brengen tussen Rome en het... orthodoxe Oosten, ten koste van onze echte vrienden en enige broeders, de vervolgde oosterse katholieken, die hinderlijk geworden zijn en die zonder verpinken zullen geofferd worden om zich te kunnen verzoenen met de vijand van vroeger.

Tevergeefs zou Mgr. Cristea, Roemeens bisschop in ballingschap (“ van de diaspora ”, zoals de oecumenisten met een eufemisme zeiden) aan het Concilie vragen om officieel bij de Verenigde Naties het trieste lot aan de kaak te stellen van zes miljoen oosterse katholieken uit Roemenië en Oekraïne die beroofd waren van hun godsdienstige vrijheid en belet werden hun katholieke oosterse ritus te volgen. Ze mochten creperen ! Maar in geen geval zou Vaticanum II een verkeerd woord zeggen over de orthodoxen en hun wereldlijke arm, het Sovjet-communisme !

Het is het drama en de misdaad van de conciliaire oecumene dat haar pleitbezorgers niet geaarzeld hebben, voor de vrede met de tegenstander, om de eigen gelovigen op te geven. Aan de trouwe Uniaten heeft men voortdurend verweten dat zij zich op onwaardige wijze hadden laten betuttelen door Rome. Wat hun redding geweest is, hun verdienste en ook vandaag nog hun martelaarschap, heeft hen het misprijzen opgeleverd van een oecumenisch Concilie !

Om een degout te krijgen van de Roomse trouweloosheid... of beter van Vaticanum II !

BEWONDERING VOOR DE PROTESTANTEN

« De Kerken en kerkelijke gemeenschappen die ofwel in de uiterst kritieke periode van de geschiedenis [!?] welke in het Westen reeds op het einde van de middeleeuwen begon, ofwel in latere tijden van de Apostolische Stoel van Rome zijn afgescheiden, hebben met de katholieke Kerk banden van bijzondere verwantschap... » (Unitatis redintegratio nr. 19).

In deze paragraaf liegt het Concilie over de kern van de zaak. Het stelt een analytisch en vergelijkend overzicht op van de doctrines en de instellingen van katholicisme en protestantisme, maar dan wel alsof er aan de basis geen breuk in de gehoorzaamheid was en een totale geestelijke revolutie ! De katholieken ontvangen de Openbaring van de Kerk ; zij wordt door haar op onfeilbare wijze onderwezen. De hervormden beweren dat zij de Openbaring uit zichzelf halen, als een geïnspireerde mening die subjectief onfeilbaar is. Ondanks alle materiële gelijkenissen zijn wij daarom formeel anders, gescheiden, tegengesteld aan elkaar... en niet met elkaar te verzoenen, wat Vaticanum II verzwijgt.

Alles wat vervolgens gezegd wordt, is daarom leugenachtig :

a) Het geloof in Christus. Neen ! Het gaat niet om hetzelfde geloof. Hier is het echte en unieke trouw, daar subjectieve mening en menselijke pretentie zonder goddelijk fundament.

b) IJver voor de H. Schrift. Neen ! De concilievaders keurden massaal volgende ketterij goed : « Onder aanroeping van de H. Geest vinden zij in de H. Schrift God, die als het ware tot hen spreekt in Christus... » Paus Paulus VI verbeterde : niet “ vinden zij ” maar “ zoeken zij ”. Het Concilie had zich al zodanig laten meeslepen dat het geen bezwaar zag aan alle mensen, ook de protestanten – vooral de protestanten – goddelijke inspiratie toe te kennen om de Schriften te begrijpen en er God in te horen !

c) Het sacramenteel leven. De sacramenten worden in het decreet van elkaar gescheiden en men beschouwt ze los van de gemeenschap die ze bedeelt. Het doopsel vormt de fundamentele band van de eenheid, en al de rest zijn slechts confessionele verschillen van bijkomstig belang. Verbluffend is wat het Concilie zegt over het “ heilig avondmaal ” van de protestanten : « Weliswaar hebben zij de werkelijkheid van het eucharistisch mysterie niet ongeschonden bewaard zoals die oorspronkelijk bedoeld was. Maar wanneer zij bij het heilig avondmaal de dood en de verrijzenis van onze Heer gedenken, belijden zij dat daarin het leven in de gemeenschap met Christus tot uitdrukking wordt gebracht en verwachten zij zijn glorievolle wederkomst » (nr. 22). Geldig dus, of wat ?

d) Het leven met Christus. Uit heel deze religieuze constructie moet blijken dat ook de gereformeerden een geloof hebben dat rechtvaardigt en vruchten voortbrengt. Ook al is hun moraal niet exact de onze, toch komt zij ook voort uit het Evangelie, weliswaar anders geïnterpreteerd. Maar dat alles is goed en moet in dialoog gebracht worden !

II. VATICANUM III ZAL DE KATHOLIEKE OECUMENE DEFINIËREN

Het Derde Vaticaans Concilie zal eerst en vooral op plechtige wijze het project van protestantse oecumene afzweren dat de concilievaders van Vaticanum II zo lichtzinnig aannamen. De christelijke Eenheid zoeken in de gelijkwaardige verzoening van de verschillende gemeenschappen en sekten betekent het verkiezen van een door mensenhanden geschapen interconfessionele samenleving boven de Kerk van Christus die op goddelijke wijze ingesteld en bewaard werd. Tegen dit verkeerde beginsel en tegen de afwijkende “ pastoraal ” die erdoor bepaald wordt, moet een anathema uitgesproken worden.

Het beginsel : de katholieke Kerk gaat de eenheid zoeken met de Anderen, terwijl zij zelf door de wil van God, en zij alleen, de Eenheid is die door de Anderen moet teruggevonden worden om te herleven !

De gevolgen : dat zijn alle dogmatische verloocheningen en de bedrieglijke erkenning van diepe “ waarden ” in de schisma’s en de ketterijen ; het zijn alle heiligschennende overtredingen van de discipline van de sacramenten, en het is de vernietiging van de katholieke moraal en mystiek, om de zogezegde “ hervormde Kerken ” achterna te lopen in hun decadentie.

Vermits het boek van pater Congar, Chrétiens désunis (De verbroken eenheid van de christenen) uit 1937 – dat door Pius XII gesanctioneerd werd – aan de basis ligt van de verderfelijke dwaling die hierboven geformuleerd werd, zijn het dit werk en zijn auteur die door Vaticanum III moeten veroordeeld worden. Een ander boek zal het hele debat vooraf verduidelijken en kan dienen als rechtzinnige gids voor de toekomstige concilievaders : L’Union des Églises (De eenheid van de Kerken) van kardinaal Journet (1927). Al wat dit laatste boek bekritiseert in de protestantse palavers van het Congres van Stockholm van 1925 is letterlijk datgene wat Vaticanum II toejuichte en kopieerde. Heel de leer die Journet daar tegenover stelde kan door Vaticanum III hernomen worden en op schitterende wijze verder ontwikkeld.

We moeten inderdaad terug aanknopen bij de oecumene van Pius XI, Pius XII en Joannes XXIII, dat wil zeggen bij de grote traditie van de “ herovering ” van de verloren gegane gebieden, wat de grootsheid uitmaakte van de katholieke Contrareformatie in de zestiende eeuw.

Maar het is goed om de leerstellige uitdrukking van de waarheden die door de ketterij vervormd werden te vervolmaken en er een nieuwe pastoraal uit te laten opwellen. Dat zal de roem zijn van de katholieke Contrareformatie in de eenentwintigste eeuw.

DE BEGINSELEN VAN DE KATHOLIEKE OECUMENE

Zoals we gezien hebben was dit de titel van het oorspronkelijke schema van Vaticanum II dat toen vervangen werd door iets wat volkomen het tegengestelde was. De Kerk kan niet als een lid temidden van andere leden deelnemen aan welke poging ook om de verschillende gemeenschappen te verenigen, omdat die poging dan op louter menselijk vlak ligt. « Er is een eenheid die bij God afkeer opwekt ; en er is een eenheid waarvoor Hij zijn bloed gegeven heeft » (Journet, 78).

De eerstgenoemde, die puur menselijk en tijdelijk is, wil een gemeenschap van gemeenschappen in het leven roepen op contractuele basis, in vrijheid en gelijkheid, als resultaat van een verzoening van verschillende opinies en uiteenlopende belangen. De protestantse oecumene is daarvan een voorbeeld : « Als de Roomse Kerk niet naar Stockholm gegaan is dan was dat omdat het haar niet toegelaten was » (Journet p. 23). De andere eenheid is goddelijk in haar principe en bovennatuurlijk in haar middelen : het is de eenheid van de katholieke Kerk, gevestigd op Christus en onderhouden door de H. Geest, die haar heiligt door de drievoudige macht die aan haar hiërarchie toevertrouwd is. De eigen oecumene van de katholieke Kerk bestaat erin om in de schoot van de Unam Sanctam alle gedoopten terug te voeren die gescheiden van haar leven.

Vaticanum III zal de volmaakte en unieke eenheid van de Rooms-katholieke Kerk afkondigen. Het toekomstig Concilie zal ook de apostoliciteit van de Kerk proclameren, wat betekent dat het heel de erfenis van de voorbije eeuwen bewust zal accepteren, zonder ook maar iets te verloochenen van wat de Kerk vroeger gedaan en besloten heeft : het kan haar immers geen ongelijk geven wat één van haar grote beslissingen betreft zonder zelf schismatiek te worden ! Daarom zal Vaticanum III de onverschilligheid verwerpen van de inleiding van Unitatis redintegratio, die de verdeeldheid onder de christenen voorstelt als de zonde van alle gemeenschappen, die op gelijke wijze schuldig en schandaalverwekkend zouden zijn. En het Concilie zal ook het culpabilisme verwerpen dat onder Paulus VI mode geworden is en dat erin bestaat vergiffenis te vragen aan de huidige schismatieken en ketters voor de veronderstelde fouten van de Kerk van vroeger, die beschouwd worden als de historische oorzaak van de afvalligheid van hun voorvaderen. Vaticanum III zal de waarheid zeggen : dat de hoofdverantwoordelijkheid ligt bij de ketters en schismatieken van vroeger en hun erfgenamen van vandaag, en niet bij Rome !

De Kerk heeft de Waarheid, de Eenheid, de Heiligheid en de Naastenliefde, hoe ellendig haar leden ook zijn, vroeger en nu. De zogezegde “ Kerken ” en gemeenschappen die in opstand tegen haar gekomen zijn, maken geen deel uit van de door God gewilde orde en genieten niet van de gave van zijn Geest. Hun leden moeten terugkeren naar de Roomse Kerk « buiten dewelke geen heil is ». De katholieken kunnen alle mogelijke zonden hebben, maar hun katholieke vorm, het feit dat zij tot de Kerk behoren, is op zich heilig. De dissidenten kunnen alle mogelijke deugden hebben, maar hun religieuze vorm, hun aansluiting bij een ontrouwe groepering, is op zich zondig ; en als zij er bewust in volharden houdt dat hen gescheiden van God.

De katholieke oecumene zal daarom gevestigd worden op het onderscheid tussen materie en vorm, een onderscheid dat van een onuitputtelijke vruchtbaarheid is. Vaticanum III zal een onderscheid maken tussen de materiële ketterij of schisma, en dezelfde dissidentie op formeel vlak.

Vaticanum II paste hetzelfde onderscheid toe maar op bedrieglijke wijze : het onderscheidde heel vaag langs de ene kant de stichters van de ketterijen en de schisma’s, schuldig aan bewuste afscheuring, en langs de andere kant de erfgenamen van de dissidenten die niet meer verantwoordelijk zouden zijn voor wat gebeurd was en die in alle onschuld het rijke erfgoed van de stichters bewaarden.

In alle vormen van dissidentie zal Vaticanum III dus een onderscheid maken tussen :

a) Op leerstellig vlak : ten eerste een aantal materiële elementen die in de dissidentie overleven, elementen van het christelijk erfgoed die bewaard bleven en die de Kerk erkent ; ten tweede materiële elementen die vreemd zijn aan de christelijke Traditie en die het voorwerp zelf van de ketterij uitmaken (Vaticanum II probeerde die zoveel mogelijk te verzwijgen, om een compromis te kunnen sluiten – wat een leugen door verzuim is) ; ten derde de formele essentie van het schisma of de ketterij, dat wil zeggen het beginsel dat de opstand tegen de Kerk in gang gezet heeft. Het is de misdaad van Vaticanum II geweest dat het Concilie absoluut niet onder ogen wou zien dat dit beginsel alle elementen die eruit voortvloeien corrumpeert. Journet : « Door de termen van plaats te veranderen wijzigt het protestantisme de betekenis ervan. Hoe talrijk de elementen ook mogen zijn die gemeenschappelijk zijn aan het katholicisme en het protestantisme, het spreekt voor zich dat zij aan beide kanten niet worden gebruikt om hetzelfde huis te bouwen » (p. 280).

b) Op moreel vlak : bepaalde leden van de afgescheiden groeperingen maken formeel deel uit van de dissidentie. Vooreerst de stichters ervan, de voornaamste vertegenwoordigers, de leiders, de theologen, de meest bewuste en onderlegde aanhangers. Al deze personen hebben zich de ketterse vorm van hun sekte eigen gemaakt, en daardoor zijn ze afgescheiden van de Kerk, in oppositie tegen haar. Maar veel anderen behoren slechts materieel tot de dissidentie, door het feit dat zij in de schoot ervan geboren zijn en niet weten waarom hun sekte gescheiden is van de Kerk van Christus en er de vijand van is. Deze laatsten kunnen, in tegenstelling tot de eerstgenoemden, het bovennatuurlijk leven ontvangen en bewaren door alle materiële christelijke elementen die bewaard bleven in het schisma waarin zij geboren zijn ; de Kerk bekijkt hen van verre als haar kinderen, die in onwetendheid verkeren. Maar zij riskeren op elk moment aangetast te worden door de slechte elementen en ertoe gedreven te worden formeel in te stemmen met de ketterij of het schisma van hun voorvaderen, waardoor ze zichzelf losscheuren van het mystiek Lichaam. Men moet proberen hen te bekeren !

DE KATHOLIEKE OECUMENISCHE PASTORAAL VAN VATICANUM III

Uit het klare onderscheid dat we hierboven gemaakt hebben kan gemakkelijk een alomvattende oecumenische pastoraal op punt gesteld worden. Het doel van deze pastoraal is het terugwinnen van het terrein dat door de Kerk verloren is, met een grote missioneringsijver.

Deze pastoraal zal volkomen tegengesteld zijn aan die van Vaticanum II. Dat slechte Concilie zocht een overeenkomst met de leiders van de ketterijen, met hen die er formeel aanhangers van waren. Daardoor werden de gewone gelovigen ontmoedigd om zich te bekeren tot het katholicisme. Sterker nog, het Concilie hielp de ergste aartsketters in hun streven hun eigen volk, dat vaak onbewust katholiek was, formeel niet-katholiek te maken !

Vaticanum III zal zijn oecumenische pastoraal op twee niveaus doorvoeren : op het formele vlak zal het de leiding van de dissidente gemeenschappen compromisloos aanpakken, maar op het materiële domein zal het zich tot de leden van die gemeenschappen richten als tot zijn afgedwaalde kinderen.

a) Op het hoger niveau zal de Kerk haar veroordelingen van de ketterse en schismatieke leerstellingen hernemen, door klare taal te spreken en door te verduidelijken hoe ze in tegenspraak zijn met het goddelijk geloof zoals dat in den beginne geopenbaard werd en trouw door de Kerk onderwezen. Zij zal preciseren dat deze doctrines dodelijk zijn voor de zielen. Zij zal aansturen op twistgesprekken met de huidige leiders van de dissidenties om hen te overtuigen of in verwarring te brengen, en zij zal hen bezweren hun halsstarrigheid op te geven, voor hun zielenheil en het welzijn van de grote massa’s.

De Kerk moet bovendien in haar eigen schoot alle verderfelijke gewoonten van een valse oecumene uitroeien : lofzangen op en rehabilitatie van de aartsketters, pogingen om leerstellige compromissen te sluiten, humanistische samenwerking met de bedoeling de godsdienstige overeenstemming naar later te verschuiven, enz.

b) Op het lager niveauzal ook het toekomstige Concilie, maar dan in een gezond gemaakt klimaat, de meest verwaarloosden onder de afgescheiden broeders laten verstaan hoe talrijk de gemeenschappelijke schatten zijn en hoe overvloedig de levensbron is waartoe zij nog toegang hebben, als onze ware broeders.

Evenzeer als de Roomse Kerk wantrouwig moet staan tegenover de hoogmoed van de groten en de koppigheid van de dissidenten die haar goed en sedert lang kennen maar zich niet willen bekeren, evenzeer kan zij vol sympathie zijn voor de armen, de nederigen die haar slechts kennen doorheen de ondoorschijnende muren van eeuwenoude vooroordelen maar die nooit formeel tegen haar gezondigd hebben. Aan hen die de eenheid wensen zal de Kerk graag aantonen dat deze eenheid reeds op mysterieuze wijze tot stand gebracht is in het geloof, in de genade van de bewaarde sacramenten, in de vroomheid en de deugden geput uit de evangelische bron van de gemeenschappelijke traditie.

Naar het voorbeeld van de Goede Herder die op stap ging om het verloren schaap te zoeken zal de Kerk al het mogelijke doen om de bekering van deze zielen die reeds op onzichtbare wijze katholiek zijn te vergemakkelijken en te helpen bij hun massale terugkeer.

abbé Georges de Nantes en broeder Bruno van Jezus
Hij is verrezen !
nr. 50, maa-apr 2011, pp. 3-8