VATICANUM III VOORBEREIDEN

IV. De christelijke vrijheid

DE grote apocalyptische strijd waarover de Openbaring het voortdurend heeft, is de opstand van de mens tegen God, naar het voorbeeld van Satan : Non serviam, ik zal niet dienen !

Deze opstand komt neer op de eis tot autonomie van het schepsel dat er hevig naar verlangt zichzelf te vergoddelijken, zichzelf gelijk te maken aan God door zich de volledige vrijheid toe te eigenen : Eritis sicut dii, gij zult zoals goden zijn.

In onze moderne wereld komt heel de traditie van het atheïstisch humanisme en van de Franse Revolutie neer op een weigering van de soevereiniteit van God die mens geworden is door de mens die van zichzelf een god wil maken. Het charter van deze rebellie is de Verklaring van de Rechten van de Mens (1789). Deze Verklaring is eerder van metafysische dan van politieke aard en wil de cultus van God vervangen door de cultus van de Mens. Het is dus normaal dat de voornaamste tegenstander van de Revolutie niet zozeer de familie of de troon is maar de Kerk – het werk van God, van Christus temidden van de mensen.

DE TRADITIONELE KATHOLIEKE LEER

Dat betekent helemaal niet dat de Kerk de menselijke vrijheid zou ontkend hebben om zich af te zetten tegen een Revolutie die de absolute soevereiniteit van die vrijheid verkondigt.

De Revolutie eist de vrijheid tégen God op maar precies daardoor vernietigt zij die vrijheid volkomen en verandert zij de wereld in een groot concentratiekamp : de historische voorbeelden spreken boekdelen. De Kerk kent de vrijheid van de mens en toont aan dat het fundament en de bron ervan in God, in Christus liggen. En de geschiedenis bewijst dat deze “ strenge ” definitie van de vrijheid uitmondt in een brede en genereuze verdraagzaamheid.

1. Natuurlijke innerlijke vrijheid. De Kerk kent elke mens het recht en de plicht toe zijn geweten te volgen, zelfs als dit juist geïnformeerd is en toch dwaalt. Het geweten is de onmiddellijke rechter die in laatste instantie beslist. Om als mens te handelen moet iedereen zijn geweten beluisteren en de geboden ervan volgen. Het is op basis van deze innerlijke gehoorzaamheid dat iedereen door God zal geoordeeld worden. In het binnenste van de mens kan niemand oordelen, niet om te veroordelen en niet om vrij te spreken, tenzij God alleen. En vermits de godsdienst en de moraal geestelijke werken zijn waarover de beslissing afhangt van het geweten, kan niemand met geweld gedwongen worden om te geloven of een morele regel aan te nemen ; dat zou niet meer menselijk zijn maar tegennatuurlijk.

Maar zo ver gaan om de inspiraties van het individuele geweten bij wijze van spreken heilig te verklaren, dat is een stap te ver voor de Kerk en een afgrond die zij nooit overschreden heeft : zij geeft nooit gelijk aan een geweten dat van onzinnigheid getuigt.

2. Natuurlijke en bovennatuurlijke uiterlijke vrijheid. De plicht om zijn geweten te volgen schept nog geen sociaal recht. De erkenning van het innerlijke recht van het geweten leidt niet automatisch tot het recht om deze individuele vrijheid ook uiterlijk te beoefenen. Op elk domein van het gemeenschapsleven is het God die de soevereine Wetgever is. Niemand kan enig gezag of recht opeisen als hij deze niet van God zelf ontvangen heeft, door zijn Wil te volbrengen. De dwaling schept op het sociale vlak geen enkel recht. De Kerk en de staat, handelend volgens God, in naam van God en voor God, kunnen geen enkel recht toekennen aan de mens die zich vergist – eerlijk of niet, dat is van weinig belang – want dat zou er op neer komen dat men iets onttrekt aan het rijk en het soevereine domein van God om het in handen van zijn Tegenstander te leggen.

Niettemin kan er een zekere tolerantie gelaten worden aan wie zich vergist, in de praktijk van zijn dwaling, indien het algemeen belang van de samenleving op die manier beter gediend is en de vrijheid van de gewetens beter gewaarborgd.

3. De sociale vrijheid op politiek of godsdienstig vlak die afgekondigd wordt als een recht van de Mens is in alle omstandigheden een misdaad tegen God en pure waanzin, zoals de pausen altijd verkondigd hebben. Want het betekent een verbreking van de onderwerping van de mens aan God, een onderwerping die helemaal niet bedreigd werd door het bijzondere geval van een geweten dat eerlijk is maar dwaalt. En het betekent eveneens de verbreking van de sociale orde : al die individuele vrijheden storten de sociale orde in anarchie... en leiden weldra tot een totalitarisme waarbij de vrijheid van de sterkste al de anderen tot slavernij brengt.

VATICANUM II EN HET RECHT OP GODSDIENSTVRIJHEID

Het Tweede Vaticaans Concilie heeft welbewust het volkomen tegendeel van de traditionele leer afgekondigd. De hervormingsgezinde partij wist dat ze, om het plan te doen slagen, een niet te onderschatten tegenstand moest overwinnen. Uit tactische overwegingen stelde men de nieuwlichterij voor als “ enkel ” een verdere ontwikkeling van de traditie : « De ware naam van deze onbetwistbare nieuwigheid is : ontwikkeling », schreef Congar (Unam Sanctam nr. 60, p. 11). Het Concilie onderwees het tegenovergestelde van wat de Kerk altijd onderwezen had... maar volgens de nieuwlichters was die leer reeds “ onbewust ” aanwezig in het denken van de Congars en de andere rebellen !

Vanaf het begin en gedurende het ganse verloop van Vaticanum II werden de ergste nieuwlichterijen van buitenaf aan de Kerk opgedrongen, op bevel van “ de Wereld ”. En de conciliaire Kerk heeft gezworen dat zij de Wereld – waarvoor Christus niet gebeden heeft – wil behagen, gehoorzamen en dienen.

« De beginselen in verband met de godsdienstvrijheid zijn sinds lang erkend in de burgerlijke grondwet van de staten », wist de Oostenrijkse kardinaal Koenig. « Het is pas relatief laat dat de Kerk zich bewust geworden is van de geldigheid ervan. » Anders gezegd : de Kerk heeft die principes altijd veroordeeld, maar nu legt de Wereld ze aan haar op...

Het Concilie heeft abstractie gemaakt van de vrijmetselarij en van alle ideologische en politieke bewegingen die uit zijn op de vernietiging van de Kerk en die altijd van de godsdienstvrijheid het fundament van hun Tegen-Kerk hebben willen maken. Vaticanum II zag slechts een onschuldig verlangen in de opeising van de vrijheid door de Wereld. « De Wereld wordt één », zo luidde het, en daarom moet iedereen« het pluralisme van de religieuze opvattingen en houdingen » aanvaarden (Unam Sanctam nr. 53). De katholieke leer van de tolerantie vond geen genade in de ogen van de hervormers : « Tolerantie volstaat niet. De liefde is breder dan de tolerantie. » De waarheid moest wijken voor de universele eenheid-in-de-vrijheid...

Op 7 december 1965 kondigde Paulus VI de Verklaring Dignitatis humanae af. Drie weken tevoren, op 19 november, waren er nog 246 tegenstemmers geteld. Maar ondertussen was de Paus zijn toespraak gaan houden voor de algemene vergadering van de Verenigde Naties in New York, en tegenover dit vrijmetselaarsgehoor had hij zijn geloof uitgedrukt in « de fundamentele rechten en plichten van de mens, zijn waardigheid, zijn vrijheid en vóór alles zijn godsdienstvrijheid. » De tegenstand smolt weg, en de 70 resterende tegenstemmen op de zitting van 7 december werden met een schouderophalen van tafel geveegd.

De Kerk heeft op het Concilie verzaakt aan haar waarheid, haar waardigheid en haar recht, om de vrijheid te erkennen die de mens en de staten voor zichzelf opeisen. Zij hoopte zo mee te werken aan « eendracht » en « vrede » binnen « de mensenfamilie », die tot stand zouden komen op een niveau dat de godsdienstige meningsverschillen – als bijkomstig beschouwd – overstijgt. Men wou een nieuwe wereld bouwen zonder deze op Christus te vestigen, maar met de medewerking van alle religies en menselijke ideologieën, op broederlijke wijze verenigd.

Yves Congar had gelijk toen hij schreef, zonder zijn woorden te wegen : « Men kan niet ongestraft [sic !] dergelijke zaken verkondigen ; de loyale uitvoering van wat men zo zelf afgekondigd heeft, brengt heel wat consequenties met zich mee » (Unam Sanctam nr. 60).

Want hoe kan de hiërarchische Kerk, die de wereld de vrijheid toekent, weigeren om haar eigen gelovigen diezelfde vrijheid te schenken ? De logica dwingt haar ertoe dit wél te doen ! Zo zal de losbandigheid binnendringen in de Kerk wanneer ze diezelfde losbandigheid overal elders zal geproclameerd hebben. Dan komt de anarchie. En omdat deze laatste altijd samengaat met intolerantie, zullen de Paus en de bisschoppen – herleid tot niet meer dan “ bewakers van de openbare orde ” – niet meer aanvaarden dat er mensen zijn die “ voor scheiding zorgen ” door hun stem te verheffen tegen de vrijheid, tegen hun plichtsverzuim, tegen hun Concilie en de puinhopen die er het gevolg van zijn. Vandaag geldt in de Kerk : de Vrijheid, of anders de banvloek !

Dat dit alles een vrucht is van de H. Geest, dat mag men geloven als men dat wil. Kardinaal Lefèbvre 1 heeft het zo gezegd, kardinaal Koenig heeft het geschreven, Mgr. De Smedt heeft het naar eigen zeggen zelf meegemaakt : « Zij die meegewerkt hebben aan de uitwerking van deze tekst hebben de overtuiging dat de H. Geest hun inspanningen ondersteunde » (Unam Sanctam nr. 235). Dweperij ! Als men ziet hoe deze tekst volkomen tegengesteld is aan geheel onze heilige katholieke leer, als men vaststelt welke vernietigingen er door deze nieuwlichterij zijn aangericht in de families, in de scholen, in de katholieke landen en in de Kerk, dan is men geneigd de inspiratie voor dit complot tegen God en tegen zijn Gezalfde bij een ándere Geest te zoeken...

VATICANUM III ZAL DE VRIJHEID 
VAN DE CHRISTEN EN VAN DE KERK AFKONDIGEN

Dat er absoluut een Derde Vaticaans Concilie nodig is om de dwalingen van het Tweede ongedaan te maken lijkt nu wel evident. Het pausdom en het wereldepiscopaat moeten het religieus liberalisme afzweren dat de Verklaring van 7 december 1965 heeft willen binnenvoeren in de geloofsleer, in volkomen tegenspraak met heel de Traditie en de Schriften. Een dergelijke afzwering schijnt op dit ogenblik [in 1972, of in 2011] helemaal niet haalbaar, maar wat onmogelijk is voor de mensen is mogelijk voor God. En het is nog veel onmogelijker voor de Kerk om te leven volgens zulke principes, die haar uitleveren aan Satan, dan te herleven door over deze principes de banvloek uit te spreken.

Omdat er gedurende meer dan een eeuw een enorme samenzwering op het getouw gezet is tussen de externe vijanden van de Kerk en haar vijanden binnenin, namelijk de liberaal-katholieken, werd de leer van de christelijke vrijheid op een sluwe en intelligente manier vervormd ; er werd een karikatuur van gemaakt, met de bedoeling deze leer als absurd voor te stellen en hatelijk te maken bij iedereen. Het heilig concilie Vaticanum III zal de doctrine dus in al haar helderheid moeten herstellen om de geesten en de harten er opnieuw voor te winnen.

Eerst en vooral zal de grootste vrijmoedigheid noodzakelijk zijn. Dat deze leer « hard om te horen » is voor de andere mensen, ongelovigen zowel als aanhangers van valse godsdiensten, staat als een paal boven water. Maar de Kerk zal dan tenminste het bewijs leveren dat zij weigert te schipperen om haar tegenstanders met zich te verzoenen of om genade te vinden in de ogen van de onverschilligen.

A. DE CHRISTELIJKE VRIJHEID

Vaticanum III zal als beginsel vooropstellen dat elk lid van de Ene en Ware Kerk inwendig vernieuwd wordt door de genade en bevrijd van het juk van de lichamelijke passies, de verlokkingen van de wereld en de macht van de duivel. Door adoptie “ zoon van God ” geworden, gaat de christen recht naar het ware, het schone en het goede toe, door een intieme en soevereine aantrekking. Hij is vrij. In de mate zelf waarin hij deze aantrekking volgt wegen alle goede wetten, zowel de goddelijke als de menselijke, voor hem niet zwaar, terwijl omgekeerd de slechte wetten op hem geen vat meer hebben. Hij geeft er de voorkeur aan eerder God te gehoorzamen dan de mensen, en hij zal nog liever het martelaarschap ondergaan dan zich te schikken naar een misdadige gehoorzaamheid. En precies daarin bevestigt hij zijn volle vrijheid !

De heiden heeft geen enkele innerlijke of sociale vrijheid – met uitzondering van onzichtbare intieme inzichten en genaden – vermits hij onderworpen is aan de Prins van deze wereld, door zijn passies en door de principes en wetten van zijn afgoderij. De Jood, die de Wet van Mozes heeft, beschikt niet over de innerlijke vrijheid – uitgezonderd in het geval van buitengewone gaven – die hem in staat stelt om te antwoorden op de bevrijdende oproep van de goddelijke Wet ; hij wordt verscheurd, zegt Sint-Paulus, en hij blijft de slaaf van zijn harde Wet.

De christen ontvangt de innerlijke vrijheid die hem met liefde de evangelische wet doet omarmen.

Abbé de Nantes en broeder Bruno tijdens een conferentie in Parijs in 1992
Abbé de Nantes en broeder Bruno
tijdens een conferentie in Parijs in 1992.

1. Vrijheid binnen de katholieke gemeenschap. Als zoon van God, verenigd met God door de banden van het geloof, de hoop en de liefde, aanvaardt de katholieke gelovige graag alle leerstellingen en heel de discipline van de heilige Kerk. Dat heeft niets te maken met menselijke slavernij maar is kinderlijke gehoorzaamheid aan het gezag dat onderwijst en bestuurt in de Naam zelf van God. Een goede christen aanvaardt en vraagt zelfs, om op providentiële wijze zijn zwakheid ter hulp te komen, dat de herders van de Kerk duidelijk en krachtig de leer onderwijzen en de dwaling veroordelen, en dat zij het gelovige volk zonder ophouden en zonder zwakheid besturen. Want van het liberalisme van de gezagsdragers profiteren enkel de dwaalleraren en de saboteurs.

Omgekeerd zal het Concilie, na de uitspattingen van willekeur die door het huidige liberalisme in de Kerk verspreid zijn, de rechtmatige vrijheid bepalen van de personen ten opzichte van de kerkelijke gezagsdragers die hun plicht verzuimen. Dezelfde pausen en bisschoppen die alle vrijheid verlenen aan de dwaling en de misdaad hebben zich immers ingedekt tegen elke reactie van het gelovige volk, door een ongerechtvaardigde theorie van blinde en grenzeloze gehoorzaamheid aan hun persoon, hun privé-meningen en hun grillen.

Onze katholieke gehoorzaamheid aan de Paus en aan de bisschoppen is een vrucht van onze geestelijke vrijheid en geen vorm van slavernij.

2. Vrijheid ten opzichte van de staat. Vanuit onze verwrongen tijdsgeest zouden wij kunnen denken dat een dergelijke uitdrukking een vorm van “ contestatie ” is. Het tegendeel is waar. De onderwerping aan het burgerlijk gezag in alles wat het tijdelijk welzijn en geestelijk goed van de samenleving betreft, wordt de christen rechtstreeks ingegeven door de naastenliefde en wordt hem gemakkelijker gemaakt door de genade van God. Het is dus in alle vrijheid dat hij een goede burger is, op de plaats en in de staat waarin de Voorzienigheid hem gesteld heeft. Zijn onderwerping vloeit voort uit zijn vrijheid.

De Kerk van Vaticanum III zal deze politieke gehoorzaamheid, die vrij is van list en vrees, afkondigen. Zij zal het verschil maken met de huidige prelaten, die blijk geven van slaafse onderwerping tegenover de despotische, communistische, islamitische regimes en van een geest van contestatie tegenover de democratische regimes en de laatste katholieke staten waarvan ze niets te vrezen hebben. Het is in het kader van een loyale gehoorzaamheid aan de wettige gezagsdragers dat zich de klassieke leer inschrijft van de ongehoorzaamheid aan onrechtvaardige wetten en de opstand, zelfs met geweld, tegen een tiranniek en verdrukkend gezag. We hopen dat Vaticanum III een nieuwe generatie bisschoppen zal doen opstaan die in staat zijn om de gehoorzaamheid aan de wettige gezagsdragers te prediken én de revolte tegen elke vorm van tirannie – terwijl we vandaag enkel slappelingen hebben die plat op hun buik gaan voor het sterke gezag van vervolgers, en oproer prediken tegen een zwak gezag.

3. Vrijheid tegenover de valse godsdiensten. Tenslotte voelt de leerling van Christus, in het bezit van de volheid van de genade en de waarheid, zich vrij van elke slavernij ten opzichte van menselijke religies en gevaarlijke ideologieën. Hij heeft daarin niets te zoeken, hij heeft geen behoefte aan een dialoog met de dwaling, hij is niet bevreesd voor de vervolging. Na de periode van collectieve waanzin van een Kerk “ op zoek naar dialoog en oecumenische samenwerking ” zal Vaticanum III de katholieken bevrijden van zoveel zogezegde plichten, die allemaal leiden naar de onderwerping van de massa’s aan alle mogelijke dwalingen en verdorvenheden van het moment. Bij deze “ zoektocht naar de waarheid door de dialoog ” hebben wij niets te winnen.

De katholiek leeft in de waarheid van zijn geloof, hij predikt het, hij verdedigt het in discussies, hij tracht de anderen ervoor te winnen door zijn gebed, zijn voorbeeld, zijn woord en, als hij daartoe geroepen wordt, door het opperste getuigenis van het bloed, namelijk het martelaarschap.

B. DE VRIJHEID VAN DE KERK

Het Derde Vaticaans Concilie zal eerst en vooral de vrijheid van God afkondigen. Deze soevereine en grenzeloze vrijheid vernietigt elke vrijheid, elk recht en elk gezag van mensen dat de pretentie zou hebben zich tegen God te verheffen. De enige vrijheden, rechten en gezagsdragers die wél bestaan, die reëel, wettig en geheiligd zijn, dat zijn diegene die door God ingesteld zijn en deelhebben aan zijn goedheid. Al de rest kan door God geduldig getolereerd worden, maar is niet wettig.

De Kerk van Jezus Christus, mensgeworden Zoon van God, is dus vrij dankzij de vrijheid zelf van God. Haar gezag is soeverein met betrekking tot alle schepselen, maar afhankelijk van Hem die haar alle macht gegeven heeft. God heeft de Kerk gezag gegeven om de zielen te redden – een enig en rechtstreeks gezag over het geestelijk leven van de mensen, een opperste maar onrechtstreeks gezag over hun tijdelijk leven.

1. Vrijheid van de Kerk met veronachtzaming van elke andere godsdienst. Vaticanum III zal afkondigen dat de vrijheid van Gods Kerk elke vrijheid, elk recht, elk gezag alsook elke bovennatuurlijke waarde ontneemt aan de andere zogezegd christelijke religies en belijdenissen. De enige christelijke godsdienst, de enige christelijke gemeenschap is de Kerk waarvan Christus de stichter is en die de goedkeuring van God krijgt.

De Kerk wil helemaal niets weten van deze valse religies en beklagenswaardige gemeenschappen. Zij geeft er geen duimbreed aan toe. Zij kan het bestaan ervan tolereren, maar zij erkent niet dat zij recht van bestaan zouden hebben. Net zoals een wiskundeleraar geen verkeerde formules toestaat ! Elke verstandhouding, elke dialoog, elke samenwerking tussen de Kerk en de valse religies of dissidente gemeenschappen is God een gruwel. Vaticanum III zal dit in alle vrijmoedigheid afkondigen.

2. Vrijheid van de Kerk tegenover de staten. De Kerk, die soeverein is op het domein van de goddelijke zaken, ontsnapt uiteraard aan elke tijdelijke ondergeschiktheid. Maar zij erkent zichzelf als lid van de politieke gemeenschap door heel haar tijdelijke infrastructuur, en daarom biedt zij spontaan haar medewerking, haar toewijding en haar materiële en culturele deelname aan het algemeen sociaal belang aan.

Maar de onafhankelijkheid van de Kerk vereist veel meer : haar erkenning en bescherming door de staat. Dat is precies wat alle vormen van liberalisme, en vooral het katholiek liberalisme, meer dan wat ook verafschuwen. Het burgerlijk gezag moet nochtans ook zelf de ware God erkennen en eren, want Hij is grondlegger en opperste wetgever van de menselijke samenleving ; en dit gezag moet hetzelfde doen met de enige ware godsdienst, die herkenbaar is aan onbetwijfelbare tekenen. De burgerlijke autoriteiten moeten dus een eredienst aan de ware God wijden, in alles de wet van God opleggen en zichzelf ten dienste van de Kerk stellen. Vaticanum III zal de politieke machten herinneren aan deze verplichting om het christendom openlijk te belijden en zo de soevereiniteit van de Kerk te erkennen, om zich te onderwerpen aan haar wet, haar belangen te dienen en te helpen bij de vervolmaking van de gelovigen.

Deze erkenning van de Kerk als staatsgodsdienst of beter nog godsdienst van de natie moet een inspiratiebron zijn voor het definiëren van het algemeen nationaal belang en de wetten die daaruit voortvloeien. Maar, vermits God gewild heeft dat er innerlijke vrijheid van geweten bestaat, zal deze erkenning van de katholieke godsdienst niet leiden tot dwang ten opzichte van niet-katholieken en evenmin tot principiële intolerantie. Integendeel, de juiste opvattingen over de vrijheid van de Kerk en de burgerlijke tolerantie hebben in het verleden in de katholieke staten de instelling van een duurzame vrede mogelijk gemaakt.

3. Vrijheid van de Kerk, beschermster van personen en volkeren. De vrijheid van de Kerk, dat is de almacht van haar waarheid voor het tijdelijk en geestelijk welzijn van personen en volkeren. Zij alleen vormt de basis van het nieuwe bouwwerk van een vredelievende en welvarende mensheid : de Christenheid. Het volgende Concilie zal de unieke waarde afkondigen van het katholieke huwelijk, het katholieke gezin, de katholieke school en van de sociale en politieke leer die de Kerk put uit het Evangelie van Christus.

Haar ene waarheid is de bron van alle rechtvaardigheid en alle naastenliefde, op voorwaarde dat haar volledige vrijheid toegekend wordt.

De lijst van weldaden die de Kerk verspreidt wanneer zij volmaakt vrij is, volstaat om uit te leggen waarom de machten van de duisternis die de volkeren onder de knoet houden haar willen beoorlogen in naam van “ de Vrijheid ”. Door het juk van Christus en de Kerk hatelijk voor te stellen, proberen zij hun tirannie in stand te houden. Het liberaal-katholicisme verleent hen hand- en spandiensten, en dat is een grote schande. Men doet geen toegevingen aan de vijanden van God. Vaticanum III zal breken met die lage compromisbereidheid waarvoor de gewone mensen en de arme volkeren de tol betalen.

abbé Georges de Nantes & broeder Bruno van Jezus (juni 1972)
Hij is verrezen ! nr. 51, mei-jun 2011, pp. 9-12


(1) Joseph-Charles Lefèbvre (1892-1973), aartsbisschop van Bourges en Frans kardinaal, niet te verwarren met Mgr. Marcel Lefebvre.