149. De Falanx is koningsgezind

1. De falangist beseft dat « het Rijk Gods geweld lijdt » en hij herkent in de hedendaagse politieke strijd de botsing tussen twee werelden: de stad Gods en de stad van Satan. Hij weet dat alles uiteindelijk moet worden « hersteld in Christus », vooral de menselijke instellingen en op de eerste plaats de politieke.

Hij vlucht het goddeloos democratisch regime en, mocht hij eraan hebben toegegeven, dan zweert hij het af. Zo wordt zijn ziel voorbereid op de echte politieke strijd, zo wordt hij een soldaat van het volk die in opstand komt tegen de oligarchieën van het geld en de macht. Die inzet zal van hem en de zijnen een grote zelfverloochening eisen. Hij zal moeten verzaken aan het fortuin, een schitterende carrière en wereldse eer, allemaal zaken waarvan zijn vijanden de sleutels in handen hebben. Zijn afkeer van de democratische verdorvenheid, zijn misprijzen voor het absurde, schandelijke en misdadige regime waaronder wij vandaag moeten leven en in tegenstelling daarmee zijn bewondering voor de christelijke monarchie en haar grote koningen van weleer versterken zijn vastberadenheid, zijn geestdrift en zijn moed.

2. Hij heeft inzicht in de dodelijke gevaren die de toekomst van zijn vaderland, de christenheid en heel het mensdom bedreigen. Anderzijds merkt hij ook de levende krachten op die ondanks alles zijn blijven bestaan en die het herstel van een waarachtige monarchie mogelijk maken. Zo kan de christenheid opnieuw gevestigd worden en echte vrede tot stand komen. Vóór of na de catastrofe: alles is mogelijk voor wie het wil en bidt.

3. Maar om ervoor te gaan en de strijd te voeren moet de falangist een mystiek geloof bezitten in de goddelijke beloften van het Nieuwe Verbond, in het H. Hart van Jezus dat zijn nakende heerschappij over al zijn vijanden aankondigt en in het Onbevlekt Hart van Maria dat doorheen schrikwekkende geheimen de wereldvrede voorspelt in de gezamenlijke triomf van hun Allerheiligste Harten.

4. Enkel het katholiek geloof dicteert aan de falangist zijn hoop en onwrikbaar vertrouwen. « In de politiek is elke twijfel een volstrekte dwaasheid » (Charles Maurras). Zeker, maar de hoop van de falangist is van een bovennatuurlijke aard: voor ons is de politiek een goddelijke zaak die raakt aan het mysterie van de voorbestemming en van de milde liefde van onze grote God en Verlosser Jezus Christus die Koning is.

5. In de Falanx is de politieke strijd een vereiste. Het gaat echter niet om de strijd van de activist of van de militant die in de schaduw opereert. Het is de openlijke strijd, het « complot dat het daglicht niet schuwt » overeenkomstig de orders van wie met de leiding belast is, tegen het verraad van een regime dat slechts afsterven en dood genereert en tegen alle bondgenoten ervan in het buitenland. Maar elke falangist is op elk moment bereid om zich als goede soldaat en betrouwbare dienaar te engageren in dienst van de vorst die God ons schenken zal als plaatsvervanger op aarde van zijn Zoon.