146. De economie onder vorstelijk gezag

Het vorstelijk regime zal breken met de slechte gewoonten van de moderne staat die zich met alles bemoeit, die bankier, ondernemer en verbruiker speelt en die ten gronde onbekwaam en oneerlijk is. De koninklijke administratie zal zich alleen maar bezighouden met die economische taken die een autoritaire en gedecentraliseerde staat kan en moet vervullen ten bate van de natie.

1. Het koninklijk gezag heeft voor de economie een regulerende functie. Zijn eerste opdracht is het scheppen en behouden van een gezonde munt, die sterk staat op de internationale markten en stabiel is voor het binnenland. De vorst zal de munt verdedigen tegen speculatie en zelf het voorbeeld geven door af te zien van elke vorm van inflatoir krediet.

Uit budgettaire voorzichtigheid zal hij het grootste deel van zijn gewone subsidies bestemmen voor het beperkte aantal koninklijke functies die vitaal zijn voor het land en voor zijn invloed op het internationale forum, waarborg voor zijn onafhankelijkheid. Dat is mogelijk omdat het toekomstig regime zal afzien van alle economische activiteiten waarvoor het niet de roeping en de competentie heeft. Het zal decentraliseren en de genationaliseerde diensten en industrieën opnieuw aan privéhanden toevertrouwen, eventueel met de verplichting tot vormen van dienstverlening. Het zal enkel de activiteiten behouden waarvan het openbaar karakter buiten kijf staat en slechts bij hoge uitzondering banken, industrieën of handelsondernemingen oprichten om het privé-initiatief te prikkelen in economische sectoren die door gebrek aan belangstelling in moeilijkheden zijn geraakt.

Zo’n sterk ontlaste begroting zal op de natie geen onrechtvaardige en verpletterende druk meer leggen. Ze zal daarentegen wel voldoen aan alle eisen van het algemeen welzijn.

2. Wetgeving, recht en bescherming. Het soeverein gezag maakt de wetten en vaardigt ze uit, maar op het gebied van economie en ecologie zullen het initiatief en de uitwerking gedeeld worden met de vertegenwoordigers van de georganiseerde natie. De openbare administratie enerzijds en de erkende verenigingen anderzijds, met de macht die zij bezitten om binnen hun bevoegdheid verordeningen uit te vaardigen, zullen zo de algemene belangen van de natie bestuderen, vastleggen en in wetteksten gieten.

De staat zal instaan voor de hoge rechtspraak van het economisch stelsel en de legitieme rechten en vrijheden beschermen tegen afpersing en dwangmaatregelen. Hij moet streng toezicht houden op de manipulaties van de internationale financiële wereld en mag niet aarzelen om met dictatoriale maatregelen elke dreiging door het « anonieme en rondzwervende geld » te beletten of terug te dringen, evenals speculaties die het gemunt hebben op het bezit van gezinnen, gemeenten en corporaties of dat van de grote religieuze orden en nationale instellingen. Die vormen namelijk de basis van het echte leven en de continuïteit van de natie en staan er garant voor dat iedereen ongestoord kan werken.

3. Algemene ecologische functie. De staat gaat na wat er op de lange termijn nodig is voor het ecologisch evenwicht van het land en spant zich in om dat te beschermen. Het gaat om heel uiteenlopende problematieken: de immigratie, de spreiding van de bevolking over het grondgebied, het behoud van natuurgebieden, het aanwenden van nieuwe energiebronnen enz. Verder heeft de ecologische functie ook betrekking op geprivilegieerde banden met landen waarvan de economie complementair met de onze is, op de bescherming van de binnenlandse markt, de hulp aan arme landen. Die langetermijnpolitiek moet regelmatig herbekeken worden en aangepast aan de resultaten en de noden.