150. De Falanx is katholiek
1. Tenslotte weet de falangist dat « het Rijk Gods in de Hemel is ». Het leven op deze wereld gaat voorbij en is slechts de voorbereiding en de voorafbeelding van de nieuwe wereld die komende is, waarvoor alles is gemaakt en die uiteindelijk alleen van belang is, « enig doel van al ons zwoegen » (H. Teresia van Lisieux). De geest van onze Falanx is niet humanistisch. Ecologie en corporatisme, monarchie en nationalisme zijn voor de falangist niet gewoon maar stokpaardjes. De inspiratie van onze beweging is van mystieke aard. Elke falangist is eerst en vooral intens katholiek, gehoorzaam aan God, begaan met zijn eredienst en vol verlangen naar de volkomen vereniging met Hem: eenheid van wil hier op aarde, eenheid van liefde en gelukzaligheid in het eeuwig leven.
2. Als leerlingen van de Z. Charles de Foucauld, broeder Charles van Jezus, hangen de falangisten met een evangelische liefde Jezus aan, een liefde waarvan hun leven overloopt. Vanuit die liefde verlangen zij naar de grenzeloze glorie en vruchtbaarheid van de Kerk, hun moeder, naar de heropleving van hun christelijk vaderland en alle tradities die daarmee verbonden zijn, naar een nieuwe missionering en kolonisatie die heel de aarde openstellen voor het rijk van Christus Koning en het Onbevlekt Hart van Maria! Die brandende liefde stelt hen in staat om het geloof te bewaren in een Kerk die zich sinds het noodlottig Tweede Vaticaans Concilie overgeleverd heeft aan het vlees, de wereld en de Antichrist.
3. De falangist beschouwt zonder valse toegeeflijkheid of menselijk opzicht de wanorde die heerst in de zgn. “hervormde” katholieke Kerk, die ziek is van het Concilie en besmet met alle mogelijke christelijke schijngodsdiensten en niet-christelijke religies. Daarom hecht hij zich alleen aan wat waar en goed is, aan wat door de eeuwen heen als van goddelijke oorsprong overgeleverd is: « Quod ubique, quod semper, quod ab omnibus creditum est » (“Wat altijd, overal en door iedereen geloofd werd”), aldus de H. Vincentius van Lérins. Dat is de geloofsschat.
De falangist schaart zich bijgevolg achter de katholieke Contrareformatie in de 21ste eeuw, die net als die van de 16de eeuw de belofte van een authentieke katholieke renaissance inhoudt.
Die strijd in en voor de Kerk, tegen de kanker die haar ondermijnt, is de meest vurige, vrome en hartelijke, maar ook de meest veeleisende dienst die de falangist aan God en zijn medebroeders wil bewijzen, het meest treffende getuigenis ook van zijn geloof, zijn hoop en zijn liefde.
4. Omdat hij door de boodschap van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima weet dat God de devotie tot haar Onbevlekt Hart in de wereld wil instellen, bidt hij onafgebroken het rozenhoedje om van haar moederlijke bemiddeling de genade van de volharding te verkrijgen, « nu en in het uur van onze dood », voor zijn ouders, zijn leermeesters, zijn broers en zussen, zijn kinderen en voor zichzelf. Hij is bereid de dood voor God te ondergaan als martelaar, als strijder of als geheimvol laatste offer van de « nutteloze knecht », uit boete, zelfopoffering, lof en liefde tot de H. Drie-eenheid. Daarom verlangt hij van zijn naasten, zoals hij het ook tegenover hen zal doen, dat zij hem waarschuwen als zij weten dat zijn sterven op handen is, opdat die laatste levensdaad van hem als katholiek, koningsgezind en communautair falangist de mooiste mag zijn, volgens het devies van de Kleine broeders en zusters van het H. Hart: « Deus noster, Pater in Filio Jesu per Spiritum et Mariam, ad laudem gloriae suae, misericordia nostra. »