Commentaar op het Evangelie van Sint-Jan
22. HET ONGELOOF VAN THOMAS
NADAT Hij aan Maria Magdalena verschenen is, zijn het vervolgens de apostelen die door het plotse binnenkomen van Jezus verrast worden :
20, 19-20 In de avond van diezelfde dag, de eerste der week, toen de deuren van het huis waar de leerlingen zich bevonden gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, plaatste zich in hun midden en sprak tot hen : “ Vrede zij u ! ” En na deze woorden toonde Hij hun zijn handen en zijde.
Het contrast met Maria Magdalena is treffend : zij loopt over van liefde en probeert Jezus bij haar te houden, terwijl voor de apostelen in de eerste plaats bewijzen nodig zijn. De roemrijke stigmata van de verrezen Heer spreken boekdelen en dus is de geestdrift groot : De leerlingen verheugden zich bij het zien van de Heer.
21 Nogmaals zei Hij hun : “ Vrede zij u ! Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u. ” Tijdens zijn openbare leven, toen ze in Samaria waren en de mensen – aangespoord door de Samaritaanse vrouw – de stad uitliepen naar Hem toe, midden in de wiegende tarwevelden, zei Jezus al : « Ik zond u uit om de oogst binnen te halen » (4, 38). Hij zei het in de verleden tijd, alsof Hijzelf, de zaaier, de maaiers reeds op tocht gestuurd had, in zijn honger en dorst om het werk van de Vader vervuld te zien. Nu dan is het ogenblik aangebroken om de vrucht van zijn verlossend offer te plukken.
22-23 Toen Hij dit gezegd had, blies Hij over hen en sprak : “ Ontvangt de Heilige Geest. Wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven ; wier zonden gij behoudt, hun zijn ze behouden. ”
Deze woorden drukken de vervulling uit van wat Sint-Jan de Doper zei toen hij aankondigde dat Jezus de Verlosser van de wereld zou zijn : « Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt » (1, 29). De Voorloper had ook verklaard dat hij de Geest uit de Hemel had zien afdalen als een duif en op Jezus rusten : « Ik heb het gezien en ik heb getuigd : Hij is de Zoon van God » (1, 34). « Hij is het die doopt met de Heilige Geest », beloofde de Voorloper. En men kan zeggen dat heel het vierde Evangelie gekenmerkt wordt door die verwachting van de H. Geest, zonder wie Jezus aan zijn onderricht niet al zijn kracht en vruchtbaarheid kan geven. Hij sprak tot doven, omdat de Geest hun nog niet geschonken was en Jezus zelf nog niet verheerlijkt was.
Maar na zijn Verrijzenis is de adem van het mens geworden Woord drager van de beloofde H. Geest. Zo geeft Hij aan zijn apostelen zijn macht, waarvan Hij gebruik gemaakt heeft tijdens zijn aardse leven, om zonden kwijt te schelden of te weerhouden, dat wil zeggen om te vergeven of te veroordelen.
24 Thomas, een van de Twaalf, ook Didymus genaamd, was echter niet bij hen toen Jezus kwam. « Magdalena had de apostelen verwittigd, rechtstreeks of via enkelen van hen », schrijft pater Lagrange. « Dat was waarschijnlijk de reden waarom ze bijeengekomen waren en van gedachten wisselden over het gebeurde. Sommigen twijfelden, maar verkeerden niettemin in een vage hoop de Heer te zullen terugzien. Maar het werd laat en Thomas, die er helemaal niet in geloofde, keerde naar zijn eigen huis terug – als hij al niet geweigerd had om te komen. »
25 De andere leerlingen zeiden hem dus : “ We hebben de Heer gezien ! ” Maar hij zei hun : “ Zo ik in zijn handen de wonden der nagelen niet zie en mijn vinger niet leg in de plaats van de nagelen en mijn hand niet in zijn zijde steek, dan geloof ik het niet. ”
Nagels ? Dit wrede detail vernemen we pas op deze plaats in het Evangelie van Sint-Jan, want alle vier de evangelisten hebben het enkel over “ kruisigen ” en “ de kruisdood ” zonder expliciet te vermelden dat er spijkers geslagen werden door de handpalmen van Jezus, of beter zijn polsen, zoals we duidelijk op de H. Lijkwade van Turijn kunnen zien.
Gelukzalig ongeloof van Sint-Thomas, dat ons een dergelijke openbaring doet kennen ! Het is de bron van het innige medelijden met de Gekruisigde van zoveel heilige zielen doorheen de tijden, totdat onze afvallige generatie met de neus gedrukt werd op de tekenen van de nagels, zoals die onmiskenbaar te zien zijn op de Lijkwade van de Heer die in Turijn bewaard en vereerd wordt. Het was dokter Pierre Barbet (1884-1961) die een grondig onderzoek instelde naar de opvallende wonde op de linkerpols, die rust op de rechterpols.
In de dissectiezaal van het Parijse Hôpital Saint-Joseph kon hij het hele tafereel van de Kruisiging reconstrueren in al de gruwelijkheid ervan. Op kort tevoren geamputeerde armen van pas overleden patiënten sloeg hij met een hamer een nagel dwars door de kleine holte bovenaan in de pols (die men bij zichzelf kan voelen en door de Romeinse beulen gekend was). Op het moment dat de nagel langs de polszenuw schuurt, plooit de duim zich in een automatische reflex naar binnen in de handpalm. Dat is de reden waarom de Man van de Lijkwade slechts... vier vingers lijkt te hebben !
« Zijn mediane zenuw werd geraakt. Ik ben me plots bewust van wat Hij moet meegemaakt hebben : een onbeschrijflijke scheut van pijn die door zijn vingers schoot en dan verder, als een spoor van vuur, naar zijn schouder, om tenslotte te ontploffen in zijn hersenen. Het gaat om de meest onverdraaglijke pijn die een mens kan lijden : de beschadiging van de grote zenuwstammen » (Pierre Barbet, La Passion de Notre-Seigneur Jésus-Christ selon le chirurgien, 1950).
26-29 Acht dagen later waren zijn leerlingen weer daarbinnen bijeen, en ook Thomas was erbij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, plaatste zich in hun midden en zei : “ Vrede zij u ! ” Daarna sprak Hij tot Thomas : “ Leg uw vinger hier en bezie mijn handen ; steek uw hand uit en leg ze in mijn zijde. En wees niet ongelovig, maar gelovig. ” Thomas gaf Hem ten antwoord : “ Mijn Heer en mijn God ! ” Jezus sprak tot hem : “ Omdat ge Mij hebt gezien, gelooft ge. Zalig zij die niet zien en toch geloven. ”
Johannes heeft het Hart van Jezus horen kloppen, om ons de geheimen ervan te leren kennen. Wat moeten we dan zeggen van Thomas, die Hem met zijn vingers heeft aangeraakt, die zijn hand heeft gestoken in het door de lanssteek geopende vlees van Jezus, maar een verrezen vlees !
De uitroep van de apostel kent Jezus een titel toe die nog door niemand aan Hem gegeven was : eerst en vooral de uitdrukking van een volledig geloof in de goddelijke natuur van Jezus, voortspruitend uit het evidente karakter van de Verrijzenis ; en verder ook het elan van een liefde die nooit meer zal uitdoven in het hart van de « gelovigen », zelfs zij die niet gezien hebben. Want van generatie tot generatie « verkondigt de nagel, schreeuwt de wonde uit dat God werkelijk in Christus is en zich zo met de wereld verzoent » (Sint-Bernardus van Clairvaux).
In zijn commentaar op deze tekst van het Evangelie merkte abbé de Nantes nog iets op. Uit de woorden van Jezus tot Thomas blijkt duidelijk dat de Heer acht dagen tevoren, toen Thomas weigerde geloof te hechten aan het getuigenis van zijn broeders, onzichtbaar aanwezig was. Hij hoorde hoe de apostel benadrukte dat hij enkel het getuigenis van zijn eigen zintuigen zou aanvaarden. Jezus nam zich voor de ongelovige Thomas op zijn woord te nemen. Tegelijkertijd maakte Hij de andere apostelen duidelijk dat Hij, zelfs onzichtbaar, toch altijd aanwezig is. Het gaat om “ een aanwezigheid in de vorm van afwezigheid ”, zoals onze vader het treffend formuleert : de apostelen worden eraan gewoon gemaakt dat Hij altijd bij hen zal zijn, zelfs wanneer Hij ten Hemel zal gevaren zijn.
En zo weten wij ook dat Hij met ons is, tot aan de voleinding van de wereld.
30-31 Nog vele andere wonderen heeft Jezus in tegenwoordigheid van de leerlingen verricht, die in dit boek niet zijn beschreven. Maar deze zijn opgetekend opdat gij geloven moogt dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij, door te geloven, het leven moogt hebben in zijn Naam.
broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 118, juli-augustus 2022