Commentaar op het Evangelie van Sint-Jan

15. HET LAATSTE GETUIGENIS VAN JEZUS

HET Uur is aangebroken : Jezus gaat de dood tegemoet op een buitengewone, unieke, goddelijke manier. Maar eerst bereidt hij de zijnen daarop voor, vol goedheid en bekommernis.

Op de manier van de evangelist Mattheüs heeft Sint-Jan twee “ afscheids­toespraken ” samengevoegd tot één enkele. Ik probeer hieronder de toespraak die Jezus hield bij de aanvang van de Passie te reconstrueren door ze te scheiden van de woorden die Hij moet uitgesproken hebben aan de vooravond van de Hemelvaart.

De voetwassing
Schilderij door de zgn. Meester van het huisboek
(Zuid-Duitsland, ca. 1475 ).

13, 1 Vóór het paasfeest... En niet : Daags voor het paasfeest. Sint-Jan blijft bewust vaag. Hij vindt het niet nodig te preciseren dat het Laatste Avondmaal heeft plaatsgevonden op... dinsdagavond, overeenkomstig de kalender van Qumrân.

De banden tussen Jezus en de gemeenschap van de “ broeders ” van Qumrân worden het duidelijkst bewezen door het feit dat Jezus inderdaad het Laatste Avondmaal vierde op een dinsdagavond, de dag van het Esseense paasfeest. De Franse exegete Annie Jaubert toonde dat op overtuigende wijze aan in haar meesterwerk La date de la Cène, calendrier biblique et liturgie chrétienne (1957). Voor meer uitleg over deze ontdekking, die de chronologie van de Goede Week veel logischer maakt, zie het artikel Van het Oude naar het Nieuwe Testament : Qumrân en de Essenen, in Hij is verrezen ! nr. 9 van mei-juni 2004.

2 Het avondmaal was begonnen... De evangelist gaat niet dieper in op de aard van deze maaltijd, maar de context onderstreept het plechtig en tegelijk intiem karakter ervan. ... en reeds had de duivel Judas, zoon van Simon Iskariot, het plan ingeblazen om Hem te verraden. Al op het einde van de eucharistische rede in Kafarnaüm, die het Laatste Avondmaal aankondigde, had Jezus verklaard : « Heb Ik u alle twaalf niet uitverkoren ? En toch, één uwer is een duivel (diabolos) » (6, 70). Uiteindelijk zal Judas zijn Meester verraden voor dertig zilverlingen – het bedrag door de Wet van Mozes vastgesteld om het verlies van een slaaf te compenseren !

4-5 Hij stond van tafel op, legde zijn klederen af, nam een linnen doek en omgordde zich daarmee. Dan goot Hij water in het bekken en begon de voeten der leerlingen te wassen en af te drogen met de linnen doek. Het is de handelwijze van een slaaf. De Meester maakt zichzelf tot slaaf uit liefde voor de zijnen. In die zelfvernedering zit reeds het mysterie van het Kruis vervat, dat Jezus aanvaardt te dragen voor de redding van de wereld. De voetwassing is geen sacrament, maar het symbool van het offer dat alle sacramenten grondvest : het Kruisoffer.

6-9 Zo kwam Hij ook bij Simon Petrus. Maar deze zei tot Hem : “ Gij, Heer, wast Gij mij de voeten ? ” Jezus antwoordde hem : “ Wat Ik doe, begrijpt ge nu nog niet ; maar later zult ge het inzien. ” Jezus zal inderdaad de verklaring geven op het moment waarop Hij terug zijn plaats van Meester en Heer ingenomen heeft. Petrus zei tot Hem : “ Nooit in der eeuwigheid zult Gij mij de voeten wassen ! ” Het is alsof we erbij zijn en de mimiek van Petrus zien die verontwaardigd zijn voeten terug trekt. Maar Jezus blijft op zijn stuk : “ Zo Ik u niet was, hebt ge geen gemeenschap met Mij. ” Wie het symbool, het teken van het Kruis weigert, scheidt zich af van Jezus.

12-16 Jezus zet zich opnieuw aan tafel en zegt : “ Begrijpt gij wat Ik aan u heb verricht ? ” Door zich tot slaaf van Petrus te maken heeft Jezus niet opgehouden Meester en Heer te zijn, integendeel ! Het is een teken van zijn soevereiniteit dat Hij in staat is zich te verlagen tot het niveau van een slaaf, uit liefde. De leerlingen kunnen niet weigeren een dergelijk voorbeeld te volgen, want “ een dienaar is niet meer dan zijn heer, een gezant niet meer dan hij die hem zond ”. Ze zullen zich zijn voorbeeld herinneren wanneer het moment gekomen zal zijn om de nederigheid tegenover elkaar te beoefenen en de broederlijke naastenliefde, die er in bestaat zijn kruis dragen uit liefde tot de naaste.

18-19 “ Ik weet wie Ik heb uitverkoren. Neen, de Schrift moet worden vervuld : Die mijn brood eet, heft de hiel tegen mij op. ” Jezus citeert hier psalm 41. En Hij voegt er aan toe : “ Reeds nu zeg Ik het u, eer het geschiedt ; opdat, wanneer het gebeurd is, gij geloven moogt dat IK BEN. ” Ook die laatste zin is een citaat uit de Schrift, nl. uit een orakel van Jahweh die aan zijn volk in ballingschap aankondigt dat het zijn getuige moet zijn te midden van de omringende naties : « Opdat gij het zoudt erkennen, in Mij geloven en goed begrijpen dat IK BEN » (Is 43, 10). De voorkennis van Jezus is een bewijs van zijn goddelijkheid.

Vers 20, waarin de komst van de H. Geest wordt aangekondigd, behoort volgens onze interpretatie tot de latere toespraak.

21-22 Plots is Jezus erg ontroerd : “ Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u : één van u zal Mij verraden. ” De leerlingen zagen elkander aan, onzeker wie Hij bedoelde. Judas heeft zijn plan dus goed verborgen kunnen houden... Dat Jezus hem toch doorheeft, onderstreept zijn bovennatuurlijke kennis.

23 Een zijner leerlingen, van wie Jezus hield, was aan Jezus’ boezem gelegen. Meestal verklaart men de positie van Johannes door te verwijzen naar de Grieks-Romeinse manier om bij een feest aan tafel aan te liggen. Annie Jaubert heeft een betere uitleg : « Het gaat hier om een verwijzing naar het joodse gebruik waarbij een afscheidsmaaltijd ook een “ testament ” was. Het “ testament ” is een literair genre waarin een belangrijk personage, alvorens te sterven, aanbevelingen doet ter attentie van hen die hij gaat verlaten. Hij brengt hen zo zijn kernboodschap over. In het boek van de Jubilea bv. [een boek dat opgesteld werd na de terugkeer uit de ballingschap en dat de geschiedenis van de patriarchen verhaalt ; fragmenten ervan werden teruggevonden in de grotten van Qumrân] brengt Jacob gebak en drank naar Abraham, die ervan eet en drinkt en vervolgens aan zijn kleinzoon de zegening van het Verbond en de Beloften schenkt. Jacob valt vervolgens in slaap op de schoot van Abraham, die hem omhelst, God zegent en sterft terwijl hij hem tegen zich aangedrukt houdt (Jub 22-23, 2) ».

Daarom, vervolgt Annie Jaubert, « geeft “ de leerling van wie Jezus hield ” een getuigenis door dat hij alleen kon doorgeven, vermits hij op de schoot van Jezus lag. De fysieke nabijheid tussen Jezus en de leerling benadrukt dat Johannes op een bijzondere manier doordringt tot de boodschap van zijn Meester en dat hij daardoor in staat is de diepere betekenis ervan door te geven. »

24-26 Simon Petrus gaf een wenk en beduidde hem : “ Zeg, wie is het die Hij bedoelt ? ” Nu vlijde hij zich aan Jezus’ borst en sprak tot Hem : “ Heer, wie is het ? ” De beminde leerling ligt tegen het Hart van Jezus, op zijn Hart, wanneer hij Hem de vraag stelt. Niemand behalve hijzelf kan het antwoord horen : “ Hij is het voor wie Ik het stuk brood zal indopen en wie Ik het toereik. ” Toen nam Hij een stuk brood, doopte het in en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. Johannes zegt wat hij gezien en als enige gehoord heeft. Bemerk het verschil met Marcus, die schrijft : « Eén uit de twaalf, die met Mij in de schotel doopt » (Mc 14, 20) ; want Marcus is de leerling en spreekbuis van Petrus, die helemaal niets gehoord heeft. Het zijn zulke details die de absolute waarheid van de Evangelies aantonen !

27-30 Wanneer Judas het stuk brood van Jezus aanneemt, voelt hij zich ontmaskerd. Smeekt hij om vergeving ? Neen : de Satan voer in hem. Jezus zegt hem : “ Wat ge doet, doe dat spoedig. ” Alleen Johannes begrijpt dit woord, dat ons toont hoe Jezus alle gebeurtenissen in verband met zijn lijden en dood volkomen beheerst. Daarop gaat de verrader heen om zijn plan uit te voeren. Het was nacht...

Verzen 31 en 32 horen duidelijk bij de afscheids­toespraak vlak voor de Hemelvaart.

33 Na het vertrek van Judas kan Jezus de vrije loop geven aan zijn affectie voor de zijnen : “ Kindertjes, nog slechts een korte tijd ben Ik bij u. Gij zult Mij zoeken en, zoals Ik tot de Joden gezegd heb, zo zeg Ik het thans ook tot u : waarheen Ik ga, kunt gij niet komen. ” Gedurende enkele dagen zullen de leerlingen in de onmogelijkheid zijn tot bij hun Meester te komen, want Hij zal gearresteerd worden, mishandeld, terechtgesteld en begraven.

36-38 Simon Petrus sprak tot Hem : “ Heer, waar gaat Gij heen ? ” Hij heeft de woorden van Jezus duidelijk niet begrepen als een aankondiging van zijn nakende dood. Jezus antwoordde hem : “ Waar Ik heen ga, kunt gij Mij thans nog niet volgen ; maar later zult ge Mij volgen. ” Dan doet Petrus zijn overmoedige uitspraak : “ Mijn leven zal ik voor U geven ! ” Met de onheilspellende reactie van Jezus : “ Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u : de haan zal niet kraaien voordat gij Mij driemaal verloochend hebt. ” Dus vooraleer de volgende ochtend zal aanbreken, zal Petrus zijn Meester driemaal verloochenen...

abbé Georges de Nantes
februari 1998
Hij is verrezen !
nr. 111, mei-juni 2021