Commentaar op het Evangelie van Sint-Jan

14. DE BLIJDE INTOCHT IN JERUZALEM

«Zie, uw Koning komt naar u toe, nederig, op een ezel gezeten, op een veulen, het jong van een ezelin» (Za 9, 9).
Mozaïek uit de 12de eeuw in de Capella Palatina van Palermo.

OP de dag na de zalving in Bethanië (Jo 12, 1-10) vindt de blijde intocht van Jezus in Jeruzalem plaats.

12, 12 Toen de grote menigte vernam dat Jezus op weg was naar Jeruzalem, namen ze palmtakken, trokken Hem tegemoet en riepen : “ Hosanna ! Gezegend Hij die komt in de naam des Heren, de Koning van Israël ! ” Ook Nathaniël had Hem al vanaf de eerste dag « koning van Israël » genoemd (Jo 1, 49). Nu zijn het de inwoners van de heilige stad die psalm 118 zingen, waarin het koningschap van de Heer wordt verkondigd : « Gezegend die komt in de naam van Jahweh ! »

Het is de demonstratie van de spontane aanhankelijkheid van het joodse volk en tegelijkertijd ook de vervulling van de profetieën : « Zie, uw Koning komt naar u toe ! Hij is rechtvaardig en een Verlosser, nederig, op een ezel gezeten », schreef Zacharias (9, 9).

17 De schare die bij Hem was toen Hij Lazarus uit het graf had geroepen en uit de doden had opgewekt, was daarvan blijven getuigen. En daarom juist kwam de menigte Hem tegemoet, omdat ze hadden vernomen dat Hij dit teken verricht had. We hebben dus te maken met de ontmoeting van twee groepen mensen : aan de ene kant de ooggetuigen van het mirakel, aan de andere kant zij die Jezus tegemoet gaan om Hem als Messias te huldigen. Heel Jeruzalem is aanwezig.

19 Maar de Farizeeën zeiden tot elkander : “ Gij ziet dat ge niets verder komt. Zie, de hele wereld (kosmos) loopt achter Hem aan. ” Ze realiseren zich niet dat ze met die opmerking eigenlijk erkennen dat Jezus de profetieën vervult : in hoofdstuk 9 van Zacharias wordt gesproken over de verspreiding van het heil door de Koning-Messias over heel de kosmos : vernieuwing van Jeruzalem, verdwijning van de afgoderij, heidenen en Joden die samen naar de heilige stad optrekken « om de Koning, Jahweh der heirscharen, te aanbidden » (Za 14, 16). En net bij de plechtige intrede van Jezus verschijnen nu de heidenen op het toneel...

20 Onder hen die bij gelegenheid van dit feest ter aanbidding waren opgegaan, bevonden zich ook enige heidenen. Ze richten zich tot Philippus met de vraag om Jezus te kunnen spreken. Net als iedereen hebben ze Hem al gezien, nederig gezeten op een ezel. Vol bewondering willen ze Hem nu leren kennen, zoals het past voor Grieken die altijd op zoek zijn naar waarheid en wijsheid.

Deze heidenen behoren niet door geboorte of “ cultuur ” tot het jodendom, maar ze zijn naar het paasfeest gekomen om de God van Israël te aanbidden. Ze spreken Philippus aan, die een Griekse naam draagt en afkomstig is uit Bethsaïda. Dat dorp, teruggevonden dankzij het archeologisch onderzoek van pater Bargil Pixner [zie het artikel Bethsaïda, het dorp van de apostelen in Hij is verrezen ! nr. 90 van november-december 2017] behoorde tot het gebied van de viervorst Philippus, die in grote mate had bijgedragen tot de hellenisering van de streek. Dat blijkt ook uit de namen Andreas en zelfs Simon : die laatste komt voor in de komedie De wolken van Aristophanes.

23-25 Jezus zal die Grieken ontgoochelen door hen te confronteren met een waarachtige agonie. Daarmee werpt Hij echter zaad uit dat later zal ontkiemen, wanneer de Geest zijn licht zal geschonken hebben. “ Het uur is gekomen dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u : zo de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen ; maar zo hij sterft, brengt hij rijke vruchten voort. Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen ; maar wie in deze wereld zijn leven haat, zal het behouden ten eeuwigen leven. ”

De bewuste Grieken zijn gekomen voor de feesten. Ze zullen dus getuigen zijn van de gebeurtenissen van Goede Vrijdag en Pasen en ze zullen pas weer vertrekken na de acht dagen van dankzegging die verplicht volgen op het paasfeest. Zoals de apostelen, die het niet aanstonds begrepen hebben (12, 16) en zich de profetieën pas zullen herinneren na de vervulling ervan, zullen de Grieken tot het besef komen dat Jezus hen op voorhand zijn schandelijke dood en zijn begrafenis verkondigd heeft én de manier waarop Hij het zal halen op zijn tegenstanders.

27 Bij de gedachte aan de dood waarvan Hij met goddelijke kennis weet dat ze op til is, maakt Jezus een doodstrijd mee die voorafgaat aan die van Gethsemane, verhaald door de synoptici. “ Nu is mijn ziel ontsteld. Wat zal Ik zeggen ? Vader, red Mij uit deze stonde ? Neen, want daarom juist ben Ik tot deze stonde gekomen ! Vader, verheerlijk uw Naam ! ” Volkomen overgave aan de goddelijke Wil, instemming van de Zoon om vermorzeld te worden opdat zijn Vader zou verheerlijkt worden door die gehoorzaamheid.

31 “ Nu wordt het oordeel over deze wereld voltrokken. ” Op het moment waarop de wereld Jezus vonnist en veroordeelt, veroordeelt hij zichzelf en zal Jezus verheerlijkt worden. “ Nu zal de vorst dezer wereld worden buitengeworpen. ” De blindgeborene werd buiten de synagoog geworpen door de Joden die zijn getuigenis afwezen. Jezus zal buiten Jeruzalem geworpen worden en buiten de muren gekruisigd. Maar op het ogenblik waarop Satan denkt te triomferen, zal hij – door welk mysterie ? – buiten worden geworpen.

32 “ En wanneer Ik van de aarde omhoog ben geheven, zal Ik allen tot Mij trekken. ” Aan de Grieken die vragen om Jezus te zien, antwoordt Hij dat ze Hem weldra zullen “ zien ” met de ogen van het geloof dat redding schenkt, wanneer Hij op het kruis omhoog geheven wordt voor het heil van de wereld. Zoals Mozes de bronzen slang in de woestijn oprichtte opdat de door slangen gebeten Hebreeën zouden genezen wanneer zij hun ogen op dat beeld vestigden (Nm 21, 4-9), zo moet Jezus op een kruis vastgemaakt worden om allen tot zich te trekken, zelfs de Grieken. Dat zal het begin zijn van de bekering van de wereld, overeenkomstig de profetie van Zacharias.

34 De menigte, die meeluistert, maakt een tegenwerping : “ Wij hebben uit de Wet vernomen dat de Christus in eeuwigheid blijft. ” De profeet Nathan had inderdaad aan David voorzegd : « Uw huis en uw koningschap zullen tot in eeuwigheid bestendig zijn voor mijn aanschijn, uw troon zal vaststaan voor eeuwig » (2 S 7, 16). Die belofte werd in de loop van de eeuwen regelmatig herhaald en meer bepaald door de profeet Daniël in zijn visioen van de “ mensenzoon ”, aan wie « een eeuwige macht die nooit zal vergaan en een koninkrijk dat nooit wordt verwoest » gegeven worden (Dn 7, 14). “ Hoe zegt Gij dan dat de Mensenzoon omhoog moet geheven worden ? ” dringt de menigte aan. “ Wie is die Mensenzoon ? ”

35-36 Bij wijze van antwoord onderneemt Jezus een laatste poging om hen te verheffen tot het volle Licht, dat Hijzelf is, méér dan de Wet en de Schriften : “ Nog een korte tijd is het licht in uw midden. Wandelt zolang gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet verrast. Wie in de duisternis wandelt, weet niet waar hij heengaat. Zolang gij het licht hebt, gelooft in het licht, om kinderen van het licht te worden. ”

Opnieuw vinden we hier op de lippen van Jezus een uitdrukking die kenmerkend is voor de Gemeenschapsregel van de Essenen in Qumrân en die ongetwijfeld ook bekend is aan velen onder de brave, gewone mensen die naar Hem luisteren, « zij die de voorschriften van God in het Verbond van de genade willen beoefenen opdat zij verenigd zouden zijn in de goddelijke Raad, opdat ze zich op volmaakte wijze voor Hem zouden gedragen [...] en opdat zij allemaal zouden houden van de zonen van het licht » (1QS 1, 7-9). Verderop in de tekst die in de grotten van de Dode Zee teruggevonden werd, maakt de schrijver melding van de oorlog die « de Engel van de duisternis » voert tegen « de Vorst van het licht ». Maar « de God van Israël, evenals zijn Engel van waarheid, komen alle zonen van het licht ter hulp » (1QS 3, 24-25).

Jezus, Licht van de wereld, vraagt om op te houden met tegenwerpingen te formuleren en in plaats daarvan te proberen om alles te begrijpen. Weldra zal Hij verdwijnen en zal het nacht zijn. Wie dan het licht niet in zich heeft, dat wil zeggen wie zijn geloof niet aan Jezus geschonken heeft en zich niet gevoed heeft met zijn waarheid, die zal wankelen, geschandaliseerd worden en Hem verloochenen...

Toen ging Hij heen en verborg zich voor hen. Geheel alleen treedt Hij binnen in het mysterie van het Kruis.

abbé Georges de Nantes
februari 1998
Hij is verrezen ! nr. 110, maart-april 2021

Voor Qumrân, zie het artikel Van het Oude naar het Nieuwe Testament : Qumrân en de Essenen, in Hij is verrezen ! nr. 9 van mei-juni 2004 (te raadplegen op de website).