Commentaar op het Evangelie van Sint-Jan

16. NAAR GETSEMANE

JEZUS beëindigt zijn toespraak tijdens het Laatste  Avondmaal met de woorden : « Staat op. Laat ons heengaan. » Hoofdstuk 15 moeten we buiten beschouwing laten : deze zgn. “ tweede afscheidsrede ” is zeker niet door Hem uitgesproken onderweg naar de Cedronbeek. Vanaf 16, 16 vinden we echter de woorden terug die Jezus tot zijn apostelen richt terwijl ze zich samen naar de hof van Olijven begeven.

16, 16-20 “ Een weinig tijds en gij ziet Mij niet meer ; en weer een weinig tijds en dan zult gij Mij terug zien. ” Voor ons, gelovigen van vandaag, kondigen deze woorden duidelijk de dood en de Verrijzenis van Jezus aan, gevolgd door de verschijningen waarbij zijn leerlingen Hem opnieuw zullen zien. Petrus, nog diep onder de indruk van de voorspelling dat hij zijn Heer zal verraden, durft niets meer zeggen, maar de andere apostelen begrijpen het niet : “ Wat betekent dat toch ? ” Ze durven zich niet rechtstreeks tot de Meester richten, maar Hij van zijn kant raadt wat er in hen omgaat en zoals gewoonlijk antwoordt Hij niet rechtstreeks op de vraag : “ Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u : gij zult wenen en jammeren, maar de wereld zal zich verheugen ; gij zult overstelpt zijn van droefheid, maar uw droefheid zal in vreugde verkeren. ”

21 Het gaat om de aankondiging van een schitterende omkering van de lotsbestemmingen, door Jezus geïllustreerd met het beeld van een moeder in barensweeën : “ De vrouw in barensnood heeft smart omdat haar uur is gekomen. Maar wanneer zij het kind heeft gebaard, dan denkt zij niet meer aan haar weeën, van blijdschap dat er een mens is geboren. ” Pater Lagrange komt in zijn commentaar niet verder dan een aantal algemeenheden, maar de teksten van Qumrân daarentegen werpen een overvloed aan licht op wat Jezus hier zegt. Een van de in de grotten ontdekte hymnen maakt duidelijk dat de vergelijking van Jezus slaat op « de geboorte van de nieuwe tijden en het baren van de messiaanse gemeenschap » (Annie Jaubert) in een wereld waarin twee symbolische vrouwen tegenover elkaar staan : zij die « zwanger is van een slang » (1 QH 3, 12) en zij die « zwanger is van een mens (gèbèr) » (1 QH 3, 9). De hymne verwijst naar een passage bij de profeet Isaïas over de ongerechtigheid van de zondaars die « verzinsels en valsheid spreken, zwanger gaan van gekonkel en onheil baren ; addereneieren broeden ze uit » (Is 59, 5). De vrouw die zwanger is van een slang stelt de gemeenschap van de goddelozen voor, dat wil zeggen de Farizeeën, tegen wie de Essenen van Qumrân fel gekant waren.

De doodstrijd in de Hof van Olijven door Andrea Mantegna (1457-1459).

De vrouw die zwanger is van een mens daarentegen wordt door Mathias Delcor (Les hymnes de Qumrân) geïdentificeerd met de gemeenschap van de Essenen. Die schenkt het leven aan een mannelijk kind (zâkâr), overeenkomstig de profetie van Isaïas : Sion, de heilige stad, moet een kind van het mannelijk geslacht ter wereld brengen dankzij de almacht van God (Is 66, 7). Vermelden we nog dat dit kind in de hymne van Qumrân « wonderbare raadsman » genoemd wordt, precies zoals bij Isaïas (9, 5), wat het gelijk stelt met de Koning-Messias, de zoon van David.

22 “ Ook gij zijt nu wel bedroefd, maar Ik zal u weerzien ; en dan zal uw hart zich verblijden en niemand zal u deze vreugde ontnemen. ” Lagrange zegt enkel « dat niemand ter wereld de macht heeft om Hem weg te trekken van een hart dat God liefheeft. » Is dat alles ? En de aankondiging van de Verrijzenis ? Die is nochtans zonneklaar en zelfs nog uitdrukkelijker dan tevoren. “ Ik zal u weerzien ”, zegt Jezus hier, terwijl er in vers 16 stond : “ Gij zult Mij zien ”. Want Hijzelf zal naar zijn bedroefde leerlingen toegaan op de ochtend van Pasen om hen een onvoorstelbare vreugde te schenken, vermits de verrezen Jezus niet meer sterft : Hij zetelt en heerst voor altijd, buiten het bereik van gelijk wie.

23-27 “ Wat gij de Vader moogt vragen, Hij zal het u geven in mijn naam. [...] Ik heb u in gelijkenissen over deze dingen gesproken ; het uur komt waarop Ik niet meer in gelijkenissen tot u zal spreken, maar onbewimpeld u de Vader verkondigen zal. Op die dag zult gij bidden in mijn naam. En Ik zeg u niet dat Ik de Vader voor u zal vragen ; want de Vader zelf heeft u lief omdat gij Mij hebt liefgehad en omdat gij geloofd hebt dat Ik van God ben uitgegaan. ” De grote dag van de Verrijzenis zal weldra inderdaad op alle vragen antwoorden.

29-33 Zijn leerlingen zeiden tot Hem : “ Zie, nu spreekt Gij onbewimpeld en zegt geen gelijkenis meer ! Nu zien we dat Gij alles weet en dat het niet nodig is dat iemand U ondervraagt. Daarom geloven wij dat Gij van God zijt uitgegaan. ” Jezus beloofde de volledige klaarheid voor later. Zij denken echter dat zij alles al begrepen hebben, omdat Hij hun geheime gedachten en vragen over de betekenis van het “ nog een weinig tijds ” geraden heeft. Jezus spreekt hen niet tegen, maar kondigt hen aan dat zij verspreid zullen worden : “ Het uur komt en het is reeds gekomen dat gij verstrooid wordt, ieder zijns weegs, en Mij alleen laat staan. Maar Ik ben niet alleen, want met Mij is de Vader. Dit alles heb Ik u gezegd opdat gij vrede moogt hebben in Mij. In de wereld hebt gij verdrukking te lijden, maar schept moed : Ik heb de wereld overwonnen. ”

18, 1-2 Na die woorden stak Jezus met zijn leerlingen de Cedronbeek over. Duizend jaar nadat zijn voorvader David dezelfde waterloop overstak om te vluchten voor zijn rebelse zoon Absalom en de verrader Achitophel, doet Jezus, zoon van David en Zoon van God, hetzelfde. Daar was een tuin, die Hij met zijn leerlingen binnenging. Die tuin is het beeld van de tuin van Eden waar het allemaal begon ; Jezus gaat er binnen als een nieuwe Adam. Getsemane is voor Hem geen vreemde plek, omdat Jezus daar dikwijls met zijn leerlingen was samengekomen. Allicht was het een hof die een vriend uit Jeruzalem hen ter beschikking stelde en waar ze op hun gemak waren om er te rusten, veilig voor de zoektochten van de tempelwachten in opdracht van hun vijanden. Ze waren er gelukkig. Jezus gaat er binnen met de zijnen nadat Hij hen gezuiverd en geheiligd heeft door de voetwassing. In het Aards Paradijs waren Adam en Eva ook zuiver en volmaakt gelukkig. En toch daagde plots de slang op die alles verstoorde. Hetzelfde gebeurt hier :

3 Ook Judas, zijn verrader, kende de plaats [...]. Hij nam dus de krijgsbende en de trawanten der opperpriesters en Farizeeërs met zich mee en trok er heen met lantaarnen, fakkels en wapens. Judas is Satan, volgens het woord door Jezus gesproken op het einde van de toespraak over het Levensbrood : “ Een van u is een duivel (diabolos) ” (6, 70). Toch mogen we ons niet laten misleiden : de verrader mag misschien wel de bende leiden, maar hij is niet de hoofdacteur van de arrestatie ; dat is Jezus, die het hele gebeuren blijft beheersen en zélf naar voren treedt.

4-5 Jezus, bewust van al wat Hem overkomen zou, trad naar voren en sprak tot hen : “ Wie zoekt gij ? ” Men antwoordde Hem : “ Jezus van Nazareth ”. Jezus zei hun : “ Ik ben het. ” « Egô eimi », IK BEN, is de goddelijke naam die Jezus al verschillende keren tijdens zijn openbaar leven uitgesproken heeft. Geen wonder dan ook dat zij terugdeinsden en ter aarde vielen. Hij laat zijn Naam tweemaal schitteren tegenover de bende die gekomen is om Hem gevangen te nemen, maar bang is voor Hem.

10 Dan komt Petrus plots tussenbeide : Toen trok Simon Petrus het zwaard dat hij droeg, trof de knecht van de hogepriester en sloeg hem het rechteroor af. Pater Daniélou wijst op wat de joodse geschiedschrijver Flavius Josephus over de Essenen zegt : « Zij reizen zonder iets mee te nemen, behalve wapens tegen de bandieten. » Van Sint-Lucas weten we zelfs dat de apostelen « twee zwaarden » bij zich hadden toen Jezus gearresteerd werd (Lc 22, 38). Het is opnieuw een bewijs van het feit dat de kring van verwanten, vrienden en leerlingen van Jezus dicht bij de Essenen stond.

11 Jezus keurt het optreden van Petrus echter af : “ Steek het zwaard in de schede. Of zou Ik de beker niet drinken die de Vader Mij heeft gegeven ? ” Dit woord roept de doodstrijd van Jezus op die door de andere evangelisten verhaald wordt. Sint-Jan beperkt zich tot de ontknoping, wanneer Jezus terug rechtstaat met de vaste wil om “ de beker ” te drinken omdat zijn Vader Hem die geeft en Hij volmaakt gehoorzaam wil zijn.

Abbé Georges de Nantes
februari 1998
Hij is verrezen ! nr. 112, juli-augustus 2021