Commentaar op het Evangelie van Sint-Jan

20. DE LANSSTEEK EN DE BEGRAFENIS

JEZUS heeft de geest gegeven. Sint-Jan beschrijft nu gedetailleerd wat er verder gebeurt.

19, 31 Daar het daags voor het paasfeest was en er op de sabbat geen lijken aan het kruis mochten blijven – het was nog wel een grote sabbat – verzochten de Joden aan Pilatus dat men hun de benen zou breken en hen afnemen.

Jezus wordt naar het Graf gedragen.
Modern glasraam in een kerk van Providence,
Rhode Island (VS).

Het feest is begonnen met het offeren van het Paaslam – Jezus – op het eind van deze Goede Vrijdag. Iedereen keert naar huis terug om het door Mozes voorgeschreven lam in familiekring te eten. De daaropvolgende dag, die dat jaar samenvalt met het paasfeest, is een uitzonderlijk heilige dag. De lijken mogen het heilige land niet bezoedelen en moeten zo snel mogelijk weg !

32-37 Daarom kwamen de soldaten en braken de benen van de eerste die met Hem was gekruisigd ; en daarna die van de tweede. Toen ze bij Jezus waren gekomen en zagen dat Hij reeds was gestorven, braken zij Hem de benen niet. Maar een der soldaten doorboorde met een lans zijn zijde ; en aanstonds vloeide er bloed uit en water. En hij die het gezien heeft, legt er getuigenis van af, opdat ook gij geloven moogt. Zijn getuigenis is waarachtig ; ook Hij weet dat hij de waarheid zegt. Want dit is geschied opdat de Schrift zou worden vervuld : “ Geen been zal Hem verbrijzeld worden. ” En weer een ander Schriftwoord zegt : “ Ze zullen opzien tot Hem die ze hebben doorboord. ”

Op een buitengewoon plechtige manier getuigt Johannes van wat hij gezien heeft en van het mysterie dat tot uiting kwam in dat ongewone gebaar van de soldaat die de zijde van de veroordeelde doorboorde. Als die militair niet doordrongen was geweest van respect voor de Onschuldige aan het kruis, zou hij Hem de benen gebroken hebben zoals bij de twee misdadigers. Toch heeft hij dat niet gedaan. Waarom die uitzondering ? Om de profetie te vervullen die de bescherming van God aan de vervolgde Rechtvaardigde beloofde : « Jahweh is voor al zijn beenderen bezorgd, niet één daarvan wordt gebroken » (Ps 34, 21).

En er is meer : de Wet van Mozes voorzag dat men het paaslam moest eten zonder er een been van te breken (Ex 12, 46), omdat dit lam een heilig Iemand vertegenwoordigde. De Romeinse soldaat heeft, door een goddelijke inspiratie, eenzelfde respect betoond voor het ware Lam van God (Jo 1, 29) dat zopas zijn eigen leven geofferd had voor de redding van de wereld. De Joden, die aan Pilatus gevraagd hadden om de benen van de veroordeelden te breken, blijven eens te meer gefrustreerd achter.

Overweldigd door wat hij gezien heeft, roept de leerling het getuigenis van zijn Meester in : Ook Hij (Jezus) weet dat hij de waarheid zegt. Uit de doorboorde zijde kwamen water én bloed. Tweeduizend jaar later weten ook wij dat Johannes de waarheid spreekt : we kunnen het verifiëren op de H. Lijkwade van Turijn. Het silhouet van Jezus laat intacte benen zien. Aan de zijkant van de borst onderscheiden we de afdruk van de wonde die de lanspunt gemaakt heeft ; daaronder is een grote bloeduitstorting zichtbaar met daarin lichtere vlekken : het “ water ” dat uit het pericard of hartzakje liep toen het doorstoken werd.

Dat alles schreeuwt de waarheid uit, als de expertise van een patholoog die het gebaar reconstrueert van de militair die met een nauwkeurige steek de veroordeelde afmaakte. Het gebaar van de soldaat werd werkelijk geleid door de hand van God zelf, waardoor het getuigenis van Sint-Jan figuurlijk ook ons eigen hart raakt : opdat ook gij geloven moogt. Want de profeet Zacharias had het aangekondigd : Jeruzalem zou er in zijn verharding toe komen Hem te doorsteken die tot de stad gezonden was als Goede Herder. Maar daarna zou berouw Jeruzalem aangrijpen en zou het zich bekeren. Stam na stam, familie na familie zou de ogen opheffen naar Hem die zij doorboord hadden : « Dan stort Ik over het huis van David een geest van genade en smeking uit ; en zij zullen opblikken tot Hem die zij hebben doorstoken. Zij zullen over Hem treuren als over een enige zoon en als over een eerstgeborene over Hem wenen » (Za 12, 10).

En dan gaat de profeet plots over van de tranen naar een mysterieuze bron : « Op die dag zal er voor het huis van David en voor de bewoners van Jeruzalem een bron ontspringen tegen zonde en onreinheid » (Za 13, 1). Op het ogenblik waarop Jeruzalem de doorboorde Messias zal zien, zal het zijn als een bron die opwelt en die hen allemaal zal besproeien om hen te zuiveren, hun zonden weg te nemen en hen te bekeren. Sint-Jan is getuige van dat ogenblik en de vervulling van de profetie ! Het Bloed van de Verlossing vloeit overvloedig samen met het Water van het Doopsel dat de H. Geest schenkt.

38 Jozef van Arimatea, die een leerling van Jezus was, maar alleen in het geheim uit vrees voor de Joden, vroeg daarna verlof aan Pilatus om het lichaam van Jezus te mogen afnemen ; en Pilatus stond het hem toe. Hij kwam dan en nam zijn lichaam af. Deze Jozef is een joodse notabele die op het punt staat zich te bekeren bij het zien van het « teken » dat Jezus aangekondigd had : hij heeft « de Mensenzoon opgeheven » aan het Kruis gezien. De « vrees voor de Joden » begint al weg te ebben, want ook Nicodemus verschijnt op het toneel.

39 Nicodemus, die Hem vroeger in de nacht had bezocht, kwam eveneens en bracht een mengsel mee van mirrehars en aloëbladeren, ongeveer honderd pond. Door die kwistigheid betuigt Nicodemus in het publiek zijn trouw aan de gekroonde Jezus, die door Pilatus tot Koning is uitgeroepen in aanwezigheid van de Joden en ten aanschouwen van heel de wereld. Een week tevoren heeft Maria Magdalena met « een pond onvervalste, kostbare nardusbalsem » de voeten van Jezus gezalfd (12, 3) en zo geanticipeerd op de begrafenis van de Meester ; « en het huis was vol van de balsemgeur. » Nicodemus brengt honderdmaal zoveel mee, zoals voor de begrafenis van een vorst. Zo werd koning Asa « begraven in het graf dat hij voor zichzelf had uitgehouwen in de Davidstad ; men legde hem op een rustbed dat men geheel had belegd met welriekende kruiden en verschillende soorten specerijen, kunstig gemengd » (2 Kr 16, 14).

Men voorvoelt dat dankzij deze gebaren van eerbetoon de hele wereld weldra zal vervuld worden van de goede geur van Christus !

40 Ze namen het lichaam van Jezus en omwikkelden het met weefsels (othonia), tezamen met de geurige kruiden, zoals het onder de Joden bij een begrafenis de gewoonte is. Het Griekse woord othonia beduidt de stoffen banden of stukken weefsel, in de regel van linnen, die gebruikt werden bij de begrafenis van een dode. Allicht denken wij onmiddellijk aan een Egyptische mummie, waarbij het hele lichaam “ ingepakt ” werd ; maar Sint-Jan wijst die hypothese af door te verwijzen naar de joodse gebruiken. Daarom gaat het hier dus om het geheel van lijkweefsels : zowel het grote weefsel dat de Synoptici sindôn noemen, “ lijkwade ”, als de weefselrepen die dienden om de voeten en handen van Jezus vast te maken. Die laatste werden waarschijnlijk gewoon afgescheurd van de lijkwade, haastig, want de tijd drong.

41-42 Nu lag er op de plaats waar Hij was gekruisigd een tuin, en in de tuin een nieuw graf waarin nog niemand was bijgezet. Daar het de vooravond van het paasfeest der Joden was en het graf dichtbij, legden ze Jezus daarin neer. In de lijn van Alfred Loisy hebben veel modernisten beweerd dat « de Joden » het lichaam van Jezus gewoon in een massagraf geworpen hebben... Een heiligschennende bewering, die elke grond in de teksten mist.

Om te beginnen staat er nergens « de Joden », maar is er sprake van « een leerling van Jezus », namelijk Jozef van Arimatea, en van iemand « die Hem vroeger in de nacht had bezocht » en Hem bijgevolg gunstig gezind was, namelijk Nicodemus. Het gaat dus niet om vijanden van de Heer, wel integendeel. Bovendien is Sint-Paulus in de Handelingen zeer duidelijk : « Men heeft Hem van het Kruis genomen en neergelegd in een graf (éthèkan eis mnèméion) » (Hd 13, 29). Paulus preciseert niet dat het graf nieuw was, maar Johannes wel : « een nieuw graf waarin nog niemand was bijgezet ». Zo doet ook Mattheüs : « Hij (Jozef) legde het lichaam in zijn eigen nieuw graf, dat hij in de rots had gehouwen » (Mt 27, 60).

De tuin waarin zich dat nieuwe rotsgraf bevindt, is het hervonden Paradijs, legt abbé de Nantes uit. Hij bevindt zich op de plek zelf waar de Kruisiging doorgegaan is. Het Kruis is dus de verlossende levensboom die verwijst naar de levensboom in het Aards Paradijs. Jezus is de nieuwe Adam, die ons verlost van de zonde van onze voorouder.

broeder Bruno van Jezus-Maria
Hij is verrezen ! nr. 116, maart-april 2022