Commentaar op het Evangelie van Sint-Jan

17. HET VERHOOR VAN JEZUS

Petrus verloochent zijn Meester. Schilderij door Caravaggio uit 1610.

NA zijn arrestatie wordt Jezus overgebracht naar het paleis van hogepriester Annas, de schoonvader van Kajafas. De synoptici vertellen daar niets over ; Sint-Jan verhaalt het gebeuren parallel met de verloochening door Petrus.

18, 15 Simon Petrus en een andere leerling waren Jezus gevolgd. Die “ andere leerling ” is zonder twijfel “ de leerling die Jezus liefhad ”, de evangelist zelf. Deze leerling nu was met de hogepriester bekend ; hij ging met Jezus de voorhof van de hogepriester binnen, terwijl Petrus buiten aan de deur bleef staan. Gedurende heel het verloop van de Passie gaat Johannes overal ongestoord binnen. Dat mag ons niet bovenmate verwonderen, want hij is een leerling van Sint-Jan de Doper die zelf uit een priesterlijke familie stamde (Lc 1, 5) en bij wie priesters en levieten uit de Tempel onderzoek kwamen doen (Jo 1, 19).

16-17 Nu kwam echter de andere leerling, die met de hogepriester bekend was, naar buiten, sprak met de deurwachteres en bracht Petrus naar binnen. Maar het dienstmeisje, de deurwachteres, zei tot Petrus : “ Zijt gij ook niet een der leerlingen van die man ? ” Hij zei : “ Neen. ”

Petrus heeft niet goed begrepen wat Jezus hem in de hof van Olijven opgedragen heeft, toen Hij hem beval het zwaard terug in de schede te steken. De onstuimige apostel had zijn zwaard getrokken in een moedige maar onbezonnen reactie : hij miskende toen totaal de koninklijke weg van het verlossend offer die zijn Meester ging inslaan. Alsof het hem, de leerling, toekwam om Jezus te redden ! Hij heeft echter beloofd Hem te volgen tot aan de dood en hij houdt dus woord. Of beter : hij volhardt in zijn aanmatiging. Toch volstaat het dat een deurwachtster hem aanspreekt om hem tot verloochening te brengen, opdat hij uiteindelijk zou begrijpen dat hij slechts zwakheid en lafheid is en dat alleen Jezus de wereld zal redden door de beker van zijn Vader te drinken (18, 11).

18 Daar het koud was, hadden de knechten en trawanten een kolenvuur aangelegd en stonden zich te warmen. Ook Petrus stond zich bij hen te warmen. De statische houding van de wachters en Petrus bij het vuur dient als achtergrondtafereel voor de confrontatie tussen Jezus en Annas die ondertussen in het paleis plaatsheeft.

19 De hogepriester ondervroeg Jezus nu over zijn leerlingen en over zijn leer. Het is een ondervraging die geen enkele wettelijke waarde heeft, vermits het Kajafas is die dat jaar de opperste magistratuur uitoefent en niet Annas. Het is een “ mondain ” gesprek dat de machtige hogepriester met Jezus wil aangaan, « onder vrienden », zoals Thomas Cromwell zal zeggen wanneer hij Thomas More in de gevangenis van de Tower bezoekt. Maar het is een ijdele poging om aan de gevangene een of andere compromitterende bekentenis of een moment van zwakte te ontlokken...

20-23 Jezus antwoordde hem : “ Ik heb openlijk tot de wereld gesproken. Ik heb altijd in de synagoge en in de Tempel geleerd, waar alle Joden samenkomen, en nooit heb Ik iets in het geheim gezegd. Wat ondervraagt ge Mij ? Ondervraag hen die gehoord hebben wat Ik tot hen heb gesproken. Zie, zij weten wat Ik gezegd heb. ” Jezus wil zich niet laten verrassen. Overigens is heel zijn openbaar leven niets anders geweest dan een lang proces dat Hij in alle openheid volgehouden heeft tegenover de joodse gezagsdragers, waarbij Hij een beroep deed op het getuigenis van de Doper en meer nog op dat van zijn Vader en de werken die deze aan zijn Zoon opdroeg. Het antwoord van Jezus aan Annas sluit de instructie van dat proces bij de Joden af. En het oordeel ligt in het serene antwoord van Jezus op de kaakslag die Hij krijgt van de knecht : “ Als Ik verkeerd heb gesproken, bewijs dan dat het verkeerd was ; maar heb Ik goed gesproken, waarom slaat ge Mij dan ? ” Een onsterfelijk woord, van een soevereine majesteit, dat de knecht én zijn meester oordeelt.

25-27 Terwijl Jezus zichzelf volkomen meester is en enkel heiligheid en gerechtigheid uitstraalt, gaat Petrus verder met Hem te verloochenen : een tweede keer, een derde keer, tot er aanstonds een haan kraaide.

Annas stuurt Jezus, nog altijd geboeid, naar hogepriester Kajafas. Over de zitting van het Sanhedrin spreekt Sint-Jan verder niet, want die is voldoende bekend uit het relaas dat de synoptici ervan gegeven hebben. Alles is gezegd, vermits de beslissing om Hem te doden reeds vroeger door de joodse gezagsdragers genomen is (11, 49-53). En eigenlijk hebben zij zich door dat vonnis zelf geoordeeld en veroordeeld. Alle aandacht gaat daarom naar de verschijning van Jezus voor de Romeinse procurator.

28 Nu leidden ze Jezus van Kajafas naar het rechthuis [praetorium] ; het was nog vroeg in de morgen. Het is de ochtend van donderdag 6 april van het jaar 30, vlak na de nachtelijke bijeenkomst van het Sanhedrin, zoals Annie Jaubert afdoende bewezen heeft. Zelf traden zij het rechthuis niet binnen, om zich niet te verontreinigen en het pascha te kunnen eten. Dat is het toppunt ! Want het is Jezus die zich “ bezoedelt ” door binnen te gaan in het praetorium van de heiden Pilatus, terwijl de misdadige Joden zich “ zuiver ” wanen en met een gerust geweten hun paasmaal gaan eten !

 29-30 Daarom kwam Pilatus naar buiten en sprak tot hen : “ Welke aanklacht brengt gij in tegen deze man ? ” Door naar buiten te komen moet Pilatus het hoofd bieden aan het tumult van de krachten die tegen Jezus ontketend zijn om Hem te doen sterven. Ze antwoordden hem : “ Zo Hij geen boosdoener was, zouden wij Hem niet aan u hebben overgeleverd. ” Jezus een boosdoener ? De leugen is monsterlijk en wordt nog zwaarder door hun nauwelijks verhulde minachting voor de Romeinse rechtspraak : ze willen daar helemaal geen beroep op doen, want ze zijn al vastbesloten Christus ter dood te brengen en gebruiken de vertegenwoordiger van de keizer om hun vonnis uit te voeren. Jezus is al op voorhand veroordeeld.

31-32 Pilatus sprak tot hen : “ Neemt gij Hem zelf en vonnist Hem volgens uw Wet. ” De Joden zeiden hem : “ Wij hebben het recht niet om iemand te doden. ” Zo zou het woord worden vervuld dat Jezus gesproken had toen Hij te kennen gaf wat voor dood Hij zou sterven. Wij hebben gezien dat Jezus tot driemaal toe aangekondigd heeft dat Hij « opgeheven » moet worden – onder verstaan : op een kruis – om alles tot zich te trekken (3, 14 ; 8, 28 ; 12, 32). Vanaf het begin wist Hij dus dat Hij zou lijden en sterven op het Kruis. De valsheid van de Joden dient bijgevolg tot de vervulling van het goddelijk plan. Heel de duur van de Passie blijft Jezus meester van zijn eigen leven : “ Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf ” (10, 18).

33 Nu ging Pilatus weer het rechthuis binnen. De Romein keert zich af van de vijandige wereld en wordt nu geconfronteerd met het mysterie van Jezus, een geheim dat de wereld niet kan bevatten (cf. 8, 14 ; 14, 17). Toch geeft Jezus deze heiden er de schitterende openbaring van. En de apostel Johannes is nog altijd aanwezig, om alles te zien en te horen, als een duif die overal binnenvliegt.

[wordt vervolgd]

abbé Georges de Nantes, februari 1998
Hij is verrezen ! nr. 113, september-oktober 2021