«Een beschermend schild»:
het mirakel van Hiroshima
OP 6 augustus 1945 vloog een Amerikaanse bommenwerper hoog boven de Japanse havenstad Hiroshima. Het was de Enola Gay en hij had een bom aan boord zoals de mensheid er nog nooit een ontwikkeld had : Little Boy, een kernbom met 64 kg verrijkt uranium, goed voor een explosieve kracht van 15 kiloton TNT.
« Vóór 6 augustus waren er af en toe bommen op Hiroshima gevallen, maar die brachten geen grote schade toe. Vele steden in de omtrek waren de een na de ander verwoest, maar Hiroshima zelf bleef gespaard. Haast elke dag vlogen er verkenningsvliegtuigen over de stad, die echter geen bommen afwierpen. De inwoners vroegen zich verwonderd af waarom zij alleen al zo lang met rust gelaten waren. Er deden fantastische geruchten de ronde : de vijand zou iets bijzonders van plan zijn met deze stad... » Aan het woord is de jezuïet pater John A. Siemes, die zich op de dag van de ramp in het seminarie van de Sociëteit van Jezus in Nagatsuke bevond, 2 km van Hiroshima vandaan.
De Enola Gay vloog op een hoogte van 9500 meter toen hij zijn dodelijk projectiel om kwart na acht in de ochtend liet vallen. Toen de bom naar beneden suisde, werd binnenin een hoeveelheid springstof ontstoken die de noodzakelijke kettingreactie op gang bracht. De reusachtige explosie deed zich voor op 580 meter boven de stad. Eerst vormde zich wat de Japanners de Zon des doods hebben genoemd : een witgloeiende massa met een diameter van ongeveer 500 meter. Op de grond werden alle levende wezens binnen een bepaalde perimeter ogenblikkelijk tot as herleid. Van de 255.000 inwoners die Hiroshima telde, kwamen er al meteen 78.000 om het leven door de intense hitte en de enorme drukgolf die volgde op de ontploffing ; 69.000 Japanners liepen zware brandwonden op.
« Een van de meest buitengewone fenomenen die zich voordeden », aldus nog pater Siemes, « vond ongeveer een halfuur na de explosie plaats : een storm van zo’n kracht dat hij bomen ontwortelde en in de lucht wierp als waren het strohalmen. Honderden mensen die hun toevlucht gezocht hadden in het Asanopark werden meegesleurd en verdronken in de rivier. »
Kort daarna komen de eerste vluchtelingen in Nagatsuke toe. De paters, die ongedeerd zijn op snijwonden door rondvliegend glas na, dienen hen de eerste zorgen toe en leggen de zwaargewonden neer op matten in de kapel van het seminarie. Met ontzetting stellen de jezuïeten vast hoe gruwelijk de brandwonden zijn die velen vertonen. Al vlug vernemen zij dat de hele stad vernietigd is en dat overal branden uitgebroken zijn. Wat is er gebeurd met de overste van de missie en zijn drie metgezellen die in het hart van de stad werkzaam waren ?
In de pastorie van de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemel Opgenomen, in het centrum van Hiroshima, bevinden zich op die fatale morgen vier Duitse jezuïeten : overste Hugo Lassalle en de paters Hubert Schiffer, Wilhelm Kleinsorge en Hubert Cieslik. Pater Kleinsorge is aan het lezen wanneer hij plots verblind wordt door « een verschrikkelijke lichtflits ». Het is « alsof een grote meteoor in botsing gekomen is met de aarde » : hij wordt buitengeworpen en belandt in de groentetuin. Pater Schiffer heeft net de mis opgedragen en is bezig met te ontbijten. Hij bemerkt een felle flits en vermoedt « dat het een ontploffing in de haven » moet zijn ; op hetzelfde moment is het alsof een onzichtbare kracht hem omhoog licht van zijn stoel : « Ik voelde me als het blad van een boom midden in een herfststorm. »
De paters krabbelen overeind en lopen de straat op. Het tafereel dat zij te zien krijgen is als een visioen van de hel : alles in de wijde omtrek is vernietigd, overal liggen doden en stervenden, er is vuur en rook zover men kan zien. Hun kerk is nog slechts een sinister skelet zonder ramen of dak. Merkwaardig genoeg is de pastorie niet weggeblazen, al staat ze op slechts acht huizenblokken van het epicentrum van de ontploffing.
Later worden de geestelijken onderzocht. De experts waarschuwen hen dat hun lichamen ten gevolge van de straling gedoemd zijn om af te sterven. De overlevende inwoners van Hiroshima beginnen inderdaad om te komen door toedoen van de radioactieve straling ; hun aantal zal oplopen tot 130.000 !
Tot grote verbazing van de onderzoekers worden de vier jezuïeten echter niet ziek. Sterker nog, hun lichamen vertonen geen enkel negatief effect van de atoombom. Pater Schiffer, dertig jaar oud op het moment van de explosie, wordt in de daaropvolgende jaren regelmatig door Amerikaanse legerartsen onderzocht en honderden keren geïnterviewd. « Zij hebben het nog altijd niet begrepen », blijft hij herhalen. Wat hebben de vragenstellers niet begrepen ? « Dat wij beschermd werden door de hand van Maria. »
Alle vier de jezuïeten stellen met klem dat zij hun overleving te danken hebben aan hun devotie tot Onze-Lieve-Vrouw van Fatima en aan het dagelijks bidden van het rozenhoedje. De Allerheiligste Maagd heeft « een beschermend schild » voor hun verblijfplaats gehouden tegen alle dodelijke gevolgen van de atoombom.
Hetzelfde scenario herhaalt zich drie dagen na Hiroshima. Dan gooien de Amerikanen hun tweede atoombom, Fat Man, op de stad Nagasaki. Het middelpunt van de gigantische ontploffing is het district Urakami, al sedert de zestiende eeuw de ziel en het hart van het katholicisme in Japan. In de « Tuin van de Onbevlekte », een klooster gesticht door de H. Maximiliaan-Maria Kolbe (1894-1941), leven een aantal franciscanen. Hoewel de kernexplosie de hele stad vernietigt, brengen de broeders het er levend vanaf. Hun trouw aan de Onbevlekte Maagd Maria, hun vurig bidden van de rozenkrans hebben ook hier voor een mirakel gezorgd.
In 1976 deed pater Schiffer nogmaals zijn verhaal op een congres in de Amerikaanse stad Philadelphia. Hij bevestigde dat zijn confraters nog altijd leefden en net als hijzelf in goede gezondheid verkeerden. Hun lichamen waren toen meer dan tweehonderd keer onderzocht zonder dat er ook maar één spoor van straling werd aangetroffen.
Alle betrokken geestelijken stierven later een natuurlijke dood. Overste Lassalle overleed in 1990 op 92-jarige leeftijd. Pater Schiffer werd 63 ; het enige wat hij overhield aan de bom was dat hij in zijn nek enkele glassplinters kon voelen.
« De hele zaak is onverklaarbaar voor de atheïstische wetenschappers. Maar niet voor wie katholiek is : deze jezuïeten hadden een grote devotie voor de H. Maagd van Fatima, die ze waarschijnlijk geërfd hadden van Dr. Ludwig Fischer, de eerste Duitse geschiedschrijver en apostel van Fatima. Ze kenden de Boodschap en zegden elke dag het rozenhoedje op. Dat leverde hen een wonderdadige bescherming door hun hemelse Moeder op... “ opdat iedereen zou geloven ”! » (broeder Bruno van Jezus-Maria, Conférence d’actualités van december 2019).
redactie KCR
Hij is verrezen ! nr. 107, september-oktober 2020