25 DECEMBER 2015
Laten we zoals Jezus,
de Zoon van de Vader, kinderen zijn
VOLGENS de Kerkvaders is Onze-Lieve-Heer bij zijn eerste komst willen verschijnen in nederigheid. Hij heeft de nederigste, de meest bescheiden leeftijd gekozen : de staat van het kind in de kribbe. Jezus is voor onze ogen opgegroeid zoals elk normaal menselijk wezen. Maar Hij is ook opgegroeid in zijn Kerk, die door de eeuwen heen zijn Mystiek Lichaam is. Na de crisis die we ondergaan en die een beproeving is voor ons geloof zal Jezus dus terugkeren (en ik denk dat dit moment niet zo veraf is) : het zal zijn als zijn tweede komst. Ik zeg niet zoals sommigen dat Hij als mens zal terugkeren, zichtbaar, om aan het hoofd te gaan staan van zijn Kerk en zijn christenheid, vermits Hij er de Koning, de Meester, de Kerkleraar, de Soevereine Priester van is. Ik denk niet dat Hij zo zal terugkeren, zichtbaar voor onze ogen, om een duizendjarig rijk te vestigen ; volgens mij is dat een slechte interpretatie van sommige passages van de H. Schrift.
Maar na de troebele tijd van de geloofsafval die we op dit moment meemaken, lijkt het me dat er in de Kerk een soort van renaissance zal plaatsvinden zodat we de glorie van Christus in zijn hiërarchische Kerk zullen zien. We zullen die schitterende glorie zien en ze zal alle volkeren bekeren. Het moet. We staan niet aan het einde der tijden, we staan, zoals velen zeggen, en zeer terecht, aan het einde van een wereld, maar niet aan het einde van de wereld als dusdanig. Als jullie me vragen waarom, dan antwoord ik dat Onze-Lieve-Vrouw van Fatima ons gezegd heeft dat na de tijd die we nu doormaken een tijd van vrede zal aanbreken. Ik hoop echt dat dit voor Christus de tijd zal zijn voor de verovering van de wereld tot aan alle uithoeken.
Men kan evenwel de halte bij de kribbe, zoals de moderne theologen zeggen, de bedevaart naar de kribbe niet vermijden. Niemand onder ons kan Jezus behagen als hij niet begint met een terugkeer naar zijn oorsprong, naar de geboorte. Want als Jezus voor onze ogen is willen verschijnen in de tederheid en nederigheid van het kind, dan is dat niet voor zichzelf. Hij doet niets voor zichzelf, maar alles voor de glorie van zijn Vader en de glorie van zijn Vader is de redding van de zielen.
Hij is als kind willen verschijnen niet alleen om ons een grote les te geven, maar om onze harten te veroveren. Want het is een deugd van wijzen, van edelmoedigen, ontroerd te zijn bij de aanblik van een kind, van het kind dat hun Verlosser is, de Zoon van God die mens geworden is. Wie niet bewogen wordt bij het zien van de kribbe is geen christen, of hij zal tenminste nooit een trouwe leerling van Christus zijn omdat hij niet geleerd heeft het mysterie van het kind zijn in zijn eigen leven na te volgen.
Ieder van ons moet moeite doen (door veel volwassenen moet er een inspanning geleverd worden) om naar de kribbe te komen. De kleine kinderen komen de kleine Jezus in de kribbe bewonderen, de lichtjes, de Maagd Maria, Sint-Jozef. Hij ontroert hen, spreekt hen aan. Men ziet hoe de grote mensen zich op enige afstand houden, een beetje koel, de handen in de zakken, starend naar de Hemel en naar elders omdat het voor grote mensen een beetje belachelijk is zich voorover te buigen om een wassen beeldje van een kindje te aanbidden !
Beminde broeders, hoe oordeelt men aldus over zichzelf ! Pater de la Potterie zegt : telkens men over Christus oordeelt, oordeelt men zonder het te beseffen over zichzelf, of doet men Hem over ons oordelen. De kindsheid van Jezus is een mysterie dat zo rijk is aan lessen ! In het diepst van ons wezen zijn we kinderen. We moeten altijd kinderen blijven ; en als we een air van menselijke grootheid aannemen is dat slechts een leugen, een masker van hypocrisie, want we zijn in de feiten altijd even afhankelijk van God, zoals een kind van zijn moeder, zoals deze Jezus in zijn kribbe afhangt van Maria. Hij is afhankelijk van zijn moeder omdat Hij afhankelijk is van zijn Vader in de Hemel. Zelf zijn we afhankelijk van God in elk van onze handelingen. Niet één gedachte, niet één beweging van ons hart of ze worden gedragen door onze Vader in de Hemel zoals de vader zijn kind draagt.
Waarom dus naar de kribbe gaan ? Om te leren kind te worden, want Jezus heeft gezegd : <Als gij niet als kinderen wordt, zult ge het rijk Gods niet binnentreden. > De predikers hebben er in de loop der eeuwen naar gezocht wat het betekent kind te zijn. Omdat ze moralisten waren, hebben ze de deugden van het kind aangeprezen. Het zijn nog onbewuste deugden, nog geen morele deugden, kinderlijke ingesteldheden. Ze zijn nog onwetend, de kinderen, nog niet vrij.
Ik wil hier dieper op ingaan. Het kind komt tevoorschijn uit de moederschoot, het was nog niets en plots komt het ons onder ogen en lijkt het helemaal vastgehecht aan zijn moeder door die fameuze navelstreng die wel lichamelijk verbroken kan worden, maar geestelijk is het kind helemaal van zijn moeder. Daar, in de kribbe, is Jezus zó afhankelijk van Maria ! Dat moet ons leren dat wijzelf afhankelijk zijn, dat het goed is afhankelijk te zijn, goed in die mate dat we, zoals elk kind, stralend van vreugde zijn enkel bij het zien van onze moeder. Het kind kan nog niet spreken, maar als het haar aankijkt, brengt die aanblik alleen al een glimlach op zijn lippen, omdat het kind van haar het leven gekregen heeft. Het zal opgroeien en heel wat dingen leren. Het zal ook leren dat het een welbepaalde persoon is, onderscheiden van zijn moeder, en de psychiaters, psychologen en leraars zullen onderstrepen dat het een onafhankelijk individu is, dat het zijn kwaliteiten en deugden heeft en dat het zijn levensproject moet bepalen, zoals men dat nu zegt. Een levensproject dat het kind tot een goed einde zal brengen door zijn eigen krachten, door zijn eigen koppigheid. Het is een “ ik ”, dat kind, het is niet zijn vader noch zijn moeder ; het is autonoom, en beetje bij beetje zal het, helaas, zich kunnen opstellen tegen zijn meesters, zijn koning en zijn God.
Beschouwen we dit kind in de eerste fase van zijn bestaan, op een moment waarop het nog niet getroffen is, als ik het zo mag zeggen, door de erfzonde, wanneer het door nabootsing nog niet de menselijke opstandigheid heeft overgenomen die het, van generatie tot generatie, in verzet brengt tegen zijn ouders, zijn meesters en God. We zijn maar groot in de mate dat we onszelf erkennen als een kind in de armen van God, die ons draagt zoals een moeder haar kind draagt. Als God ons een ogenblik vergat, zouden we terugvallen in het nietszijn. Jezus is een broer voor ons, een Heer, een Meester. Hij wist voor alle eeuwigheid dat het de wil van zijn Vader is dat Hij ons het voorbeeld geeft.
Als gevolg van de voorspellingen van de profeet Daniël geloofden sommigen dat een mensenzoon, koning van Israël en Verlosser, op een wolk uit de hemel zou komen en als een volwassene zou neerdalen om de leiding van de mensheid in handen te nemen, in het bijzonder die van zijn volk. Ze hadden er niet aan gedacht dat Hij zou komen als een klein kind in de schoot van zijn moeder, geboren en gevoed door haar, vol erkenning voor zijn moeder. Hij gaf ons zo het voorbeeld en hield ervan ons dat te geven.
Als we naar de kribbe gaan en dit Kind-Jezus aanschouwen, zullen we begrijpen dat Hij een les voor ons is. Hij is niet als een leraar die aan kinderen een bepaalde leerstof onderricht en er zich voor hoedt te doen wat hij onderricht. Neen, Jezus is opgetogen zichzelf te zijn in die toestand van kind, van zoon, waardoor Hij ons zo nabij is, Hij die ook en eeuwig de Zoon van zijn Vader is.
Als we dit mysterie van de voortbrenging van het Woord konden zien zoals we het zullen zien in de Hemel, dan zouden we het Woord zien geboren worden op elk ogenblik van de gedachte en de wil van zijn hemelse Vader. Hij is kind, meer dan iedereen. Hij is pas geboren. Hij is de eeuwige pasgeborene van zijn Vader omdat Hij slechts bestaat door zijn Vader en omdat Hij zonder een zweem van rebellie helemaal toebehoort aan zijn Vader en zijn Vader helemaal aan Hem. We zullen Jezus bewonderen en aldus, van daaruit, terwijl we rondom ons onze kinderen zien, zullen we bij onszelf zeggen : ik moet op hen gelijken. Als ik zo gehecht aan hen ben, dan is dat omdat ze vol liefde en erkenning voor me zijn.
Laat ons zo zijn met de Maagd Maria, met Sint-Jozef. Laten we zo zijn met Onze-Lieve-Heer, met God de Vader, en we zullen heel vreugdevol zijn. Want goed behandelde en welbeminde kinderen zijn gelukkige kinderen.
abbé Georges de Nantes
sermoen van de middernachtmis, 25 december 1993