20 DECEMBER 2020
Innerlijke overweging over het mysterie
van Maria-Boodschap
MIJN God, op deze vierde zondag van de Advent, wanneer de Kerk ons vraagt om te mediteren over de Boodschap van de Engel Gabriël aan Maria, wil ik in gedachten binnengaan in het huisje van Ons-Lieve-Vrouwke, op het middaguur. Ik probeer dit gebeuren te zien en te proeven, om zo dieper door te dringen tot dit wonderschone mysterie. Dat probeer ik drie keer per dag te doen, tijdens het Angelus.
In die tijd werd de engel Gabriël van Godswege gezonden naar een stad in Galilea, Nazaret, tot een maagd die verloofd was met een man die Jozef heette, uit het huis van David; de naam van die maagd was Maria.
De engel trad bij haar binnen en sprak: «Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u, gij zijt de gezegende onder de vrouwen.» Zij schrok van dat woord en vroeg zich af wat die groet toch wel kon betekenen. Maar de engel zei tot haar: «Vrees niet, Maria, want gij hebt genade gevonden bij God. Zie, gij zult zwanger worden en een zoon ter wereld brengen en gij moet Hem de naam Jezus geven. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken en Hij zal in eeuwigheid koning zijn over het huis van Jakob en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.»
Maria echter sprak tot de engel: «Hoe zal dit geschieden daar ik geen man beken?»
Hierop gaf de engel haar ten antwoord: «De H. Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat ter wereld wordt gebracht heilig genoemd worden, Zoon van God. Weet dat zelfs Elisabet, uw bloedverwante, in haar ouderdom een zoon heeft ontvangen en, ofschoon zij onvruchtbaar heette, is zij nu in haar zesde maand; want voor God is niets onmogelijk.»
Nu zei Maria: «Zie de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw woord.» En de engel ging van haar heen.
Kom, H. Geest, verlicht mijn verstand en vervul mijn hart met het vuur van uw liefde, om goed te mediteren over dit grote geheim.
Zachtjes en nederig kom ik de kamer binnen van de Maagd Maria die daar aan het bidden is. Dit heilig meisje bidt voor de redding van Israël en de verlossing van alle volkeren. Ik zie haar heel nederig en toch heel vurig bidden. Ik hoor de stilte, nauwelijks onderbroken door vogelenzang, ik proef de stilte van dit uur die zo sterk contrasteert met de kreten van de goddeloze wereld. Heel respectvol kus ik de vloer van dit heilige huis. Ik zou wel dichterbij willen komen om de voeten van de heilige Moeder te kussen, maar ik durf niet. Ik vul mijn hart en geest met de stralende volmaaktheid van deze zeer zuivere Maagd. Ik ben verrukt in bewondering en liefde voor haar. Zij is het die Gods genade tot de aarde trekt, zij is het die, om zo te zeggen, het uur van de verlossing van de wereld versnelt.
Ik stel me voor hoe de engel door de ruimte breekt en het huisje binnengaat, diep buigend voor het nederige kind van Nazareth. Ik ben getuige van deze geweldige scène en ik overweeg elk woord van de dialoog nauwkeurig. Ik stel me elk gebaar voor. Ik proef de volmaakte nederigheid en volmaakte zuiverheid van deze smetteloze Maagd.
Haar volmaakte zuiverheid: ze heeft de moed om haar gelofte van maagdelijkheid naar voren te schuiven, ze durft nee te zeggen tegen God uit trouw aan God.
Haar volmaakte nederigheid: ze antwoordt dat ze de dienstmaagd des Heren is terwijl ze tegelijkertijd de Moeder van God is en de Koningin van het universum.
Ik begrijp hoe God deze Maagd uitgekozen heeft. Ik bewonder dit gezegende schepsel oneindig veel meer dan enig ander schepsel – behalve de heilige Mensheid van JEZUS – en ik hecht me aan haar, vol vertrouwen in haar almachtige voorspraak, vol verlangen zoveel mogelijk op haar te gelijken, vol blijdschap om haar heilige vriendschap.
En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Ik zie, hoor, proef deze onmiddellijke en reeds volmaakte aanwezigheid van de Persoon van Gods Zoon, die de Zoon van Maria geworden is in haar schoot. Ik zie in haar maagdelijke schoot deze nieuwe cel bewoond door JEZUS’ menselijke Ziel, die God zojuist heeft geschapen. Ik zie hoe God deze complete mens maakt die de manifestatie, de aanwezigheid is van de goddelijke Persoon in het lichaam van de Maagd. Zo woont God in deze gezegende baarmoeder en straalt zijn H. Geest in heel dit uitzonderlijke wezen, terwijl Hij haar hart in vuur en vlam zet, haar intelligentie verlicht en haar lichaam vervult met pure vreugde.
En ik zie hoe Onze-Lieve-Vrouw gekroond wordt met glorie, eer en majesteit! Ik zie hoe ingetogen blij ze is met deze verbintenis, dit intieme gesprek met haar Zoon die ook de Zoon van God is. Ik mag getuige zijn van dit grote mysterie en neem deel aan deze pure en toch lichamelijke vreugde, aan deze ontbranding van het hart die mij in deze Menswording aan JEZUS en aan Maria bindt. JEZUS wil van Maria zijn menselijkheid ontvangen en in ruil laat hij haar delen in zijn goddelijkheid.
Ik verlaat het heilige huis na mijn eerbied te hebben betuigd aan deze Koningin, deze Moeder, deze allerheiligste Maagd, en ik ga terug op weg om mijn leven te leiden met meer zuiverheid, meer nederigheid en meer naastenliefde, om minder onwaardig te leven in de aanwezigheid van JEZUS en Maria.
Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de preek van 25 maart 1982