25 OKTOBER 2020

Wat betekent “God beminnen”?

OP deze 30ste zondag door het jaar laat de Kerk ons mediteren over een passage in het Evangelie van Sint-Lucas waarin Jezus leert dat het grootste gebod erin bestaat God te beminnen met geheel zijn hart, geheel zijn ziel, geheel zijn verstand en zijn naaste zoals zichzelf.

Maar wat betekent “God beminnen”? Als men leest wat de H. Franciscus van Sales hierover schrijft, begrijpt men dat God ons geschapen heeft uit liefde, in liefde en voor liefde. Maar hoe kunnen wij doordringen tot die liefde? Het geheim is te begrijpen dat als God ons geschapen heeft om Hem te beminnen, om het mogelijk te maken Hem te beminnen, Hij ons met velen geschapen heeft. Hij heeft diverse soorten mensen geschapen die ons aantrekken.

Eigenaardig genoeg heeft God ons niet gezegd: «Bemin Mij en daarna zullen jullie omwille van Mij jullie naaste beminnen», maar Hij heeft gezegd: «Mijn opzet is dat jullie van je naaste houden en dat deze liefde die voor jullie heel natuurlijk is zo vurig wordt dat jullie ook Hem willen beminnen die jullie die naaste gegeven heeft.»

Laten we dit bekijken vanuit de ouderlijke liefde: God liet me geboren worden uit een vader en moeder die me hebben laten dopen. Dat doet in mij een onuitwisbare liefde voor mijn ouders ontstaan. Die uit God voortgekomen liefde komt helemaal op de eerste plaats. We ervaren de vreugde te beminnen en bemind te worden. Die liefde die ons door schepselen geschonken wordt, roept in ons de mogelijkheid op deze liefde toe te dragen aan de meer volmaakte mensen, de heiligen die naast ons leven of al in de Hemel zijn. Op zo’n manier heeft God gewild dat we Hem beminnen.

Niet door mooie dingen of door mooie bloemen zal ik opstijgen naar de liefde tot God, wél door mijn naaste. En deze liefde voor God en de naaste is en zal onze gelukzaligheid betekenen.

De vreugde van de gelukzaligheid hier op aarde en in de Hemel is dus de liefde: de liefde tussen Jezus en Maria, de liefde tussen Sint-Jozef en Maria, de liefde van Sint-Jozef en Maria voor ons, de liefde die we voor elkaar hebben. God is liefde, zegt de H. Johannes in zijn eerste Brief.

Wat willen we anders dan in dat vuur van goddelijke liefde ondergedompeld te worden? Vanzelfsprekend zal ons verstand hierdoor helemaal verhelderd, verlicht worden, zullen onze zintuigen hierdoor getransformeerd worden, zal de vergoddelijking van ons wezen op dat moment ten volle zichtbaar worden. In die liefde van God zullen we ons opperste geluk vinden.

De liefde is alles, de liefde komt eerst, de liefde komt laatst. In zijn Inleiding tot het devote leven en zijn Verhandeling over de liefde tot God zegt Sint-Franciscus van Sales tot zijn geestelijke dochters van de Visitatie dat het volstaat lief te hebben en vrijwillig te doen wat God ons vraagt te doen, omdat het uit liefde is dat we Hem gehoorzamen en ons met Hem verenigen, hier op aarde en in eeuwigheid.

Mocht zoveel onderlinge uitwisseling van liefde, zoveel christelijke naastenliefde ons onderdompelen in bijzonder grote vreugde en mocht het zijn zoals het vuur tijdens de eerste bijeenkomsten van de minderbroeders van Sint-Franciscus van Assisi! De boeren die hen voedsel brachten, zagen in de vlakte vuurhaarden. Het was de liefde die opsteeg uit die bijeengekomen broeders als een vuur vol vreugde en licht. Laten ook wij onze vervolmaking zoeken in de liefde.

Abbé Georges de Nantes
uittreksels uit de homilieën van 7 en 8 september 1995