18 OKTOBER 2020

«Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt…»

LATEN we bekijken hoe de prediking van paus Franciscus over deze passage van het Evangelie symbool staat voor het dubbelzinnig karakter van Vaticanum II, dat alle mensen uitnodigt te bouwen aan de Stad op aarde terwijl de Hemel, «het enige doel van al onze werken» (H. Teresia van Lisieux), vergeten wordt.

«Het Evangelie van deze zondag toont ons een nieuwe confrontatie tussen Jezus en zijn tegenstanders. Het thema van de confrontatie is dat van de belasting aan de keizer: een “netelige” kwestie, over het al dan niet wettig karakter van het betalen van belasting aan de keizer van Rome, waaraan Palestina in de tijd van Jezus schatplichtig was. De door de Farizeeën voorgelegde vraag: “Is het al dan niet geoorloofd belasting te betalen aan Caesar, de keizer?” is een valstrik voor de Heer. Inderdaad, naargelang zijn antwoord kon hij ervan beschuldigd worden voor of tegen Rome te zijn.

«Maar ook in dit geval antwoordt Jezus sereen en grijpt de kwaadwillige vraag aan om een belangrijk onderricht te geven, verheven boven polemiek en confrontatie. Hij zegt aan de Farizeeën: “Laat Mij de belastingmunt eens zien.” Ze hielden Hem een denarie voor en toen Jezus het muntstuk zag, vroeg Hij: “Van wie is deze beeldenaar en het opschrift?” De Farizeeën konden enkel antwoorden: “Van de keizer”. Toen besloot Jezus: “Geef dan aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.”. Door enerzijds te eisen aan de keizer te geven wat hem toekomt, zegt Jezus dat belasting betalen geen afgodendienst is, maar een aan het wereldlijk gezag verschuldigde daad. Door anderzijds te herinneren aan het primaat van God – en daar geeft Jezus de “genadestoot” – vraagt hij God te geven wat God toekomt als Meester van het leven, de mens en de geschiedenis.

«De verwijzing naar de op het geldstuk gegraveerde beeltenis van de keizer betekent dat men zich volwaardig – met rechten en plichten – burgers van de Staat mag voelen; maar symbolisch doet het denken aan het andere beeld dat in elk mens gedrukt is: het beeld van God. Hij is de Meester van alles en wij, die “naar zijn beeld” geschapen zijn, horen op de eerste plaats Hem toe.» Dat is een geweldige vondst van Franciscus! De met de beeltenis van de keizer geslagen munt beduidt dat men de keizer moet betalen wat men hem verschuldigd is. Maar laten wij, die “geslagen” zijn met de beeltenis van God, die ons naar zijn beeld geschapen heeft, God toebehoren! Dat is de betekenis van: «Geef aan God wat van God is.»

«Daarom kunnen en moeten we van dag tot dag leven in dankbaarheid voor ons fundamenteel lidmaatschap en in dankbaarheid voor het Hart van onze Vader, die ieder van ons schept als individu, uniek, maar steeds naar het beeld van zijn welbeminde Zoon Jezus. Het is een schitterend mysterie.» En het is ook een schitterende prediking van de paus dit te zeggen! Men zou geloven hier onze vader te horen.

«De christen wordt geroepen zich concreet te engageren in de aardse realiteit, maar door die te zien vanuit het licht dat van God komt. Daarom kijkt de gelovige naar de toekomstige werkelijkheid [voor ons betekent dit spontaan de Hemel! Maar neen…], die van God, om het aardse leven in zijn volheid te leiden en moedig een antwoord te geven op de uitdagingen ervan. Mocht de H. Maagd Maria ons helpen steeds te leven gelijkvormig aan het beeld van God dat we, innerlijk, in ons dragen, door ook onze bijdrage te leveren aan de opbouw van de aardse stad.» Punt uit!

En daar staan we dan. Jezus heeft in diezelfde episode gezegd: «Mijn Rijk is niet van deze wereld.» En toch besluit de paus door te zeggen dat we moeten bijdragen tot de bouw van de stad op aarde! Dat is helemaal het thema van Vaticanum II. Ik vind dat het werkelijk een voorbeeld, een symbool is van de dubbelzinnigheid van alle pauselijke toespraken sinds Paulus VI, van wie hij trouwens een vurige leerling is. De christenen moeten bouwen aan de wereld, alles wordt daartoe herleid, en men vergeet de Hemel!

Dat doet ons de angst begrijpen van Onze-Lieve-Vrouw van Fatima en van de herderskinderen die van haar die angst voor de redding van de zielen hebben gekregen. De kinderen worden opgeroepen te bidden en offers te brengen voor de bekering van de zondaars, waarom? Omdat, als ze niet naar de Hemel gaan, ze naar de hel gaan! Het is het een of het ander. Dat is volkomen afwezig in de toespraak van de paus.

Voor paus Franciscus is het duidelijk dat iedereen naar het beeld van Christus geschapen is, elke mens zonder onderscheid, zoals Paulus VI heeft onderricht, en dus wordt iedereen uitgenodigd om te bouwen aan de stad op aarde!

Men begrijpt de angst van Onze-Lieve-Vrouw die gekomen is om ons te zeggen dat we ons moeten inzetten om naar de Hemel te gaan: «Ik ben van de Hemel en ik ben neergedaald uit de Hemel om jullie de weg te tonen. De weg is mijn Onbevlekt Hart. God wil in de wereld de devotie tot mijn Onbevlekt Hart vestigen opdat jullie zich opnieuw op de Hemel zouden richten en de hel vermijden!» Dat is helemaal de godsdienst van Fatima, maar eigenlijk is het gewoonweg onze godsdienst! Sinds het Concilie wil God in de wereld deze nieuwe devotie vestigen om komaf te maken met de cultus van de mens die vandaag de Kerk aantast, tot de geest van de paus toe!

Bidden we de H. Maagd Maria haar komst te bespoedigen omdat zij alles kan doen, zij kan zelfs het Hart van de paus veranderen, hem losrukken van de ketterij die hij overgenomen heeft van zijn meester, Paulus VI, en waarvan wij gespaard blijven dankzij onze geestelijke vader die ons heeft gewezen op die dwaling en die ons vooral de devotie gegeven heeft tot het Onbevlekt Hart van Maria, redding van de wereld!

broeder Bruno van Jezus-Maria
uittreksels uit de homilie van 5 november 2017